Mijmering 81-90

Mijmeringen 81 t/m 90


- Hoe de zelfhulpwereld met het stoïsisme aan de haal gaat 81


- Wat is vriendschap, filosofisch bezien 82


- Doen aan zingeving 83


- We leven in een angstige samenleving 84


- Karaktereigenschappen die horen bij complotdenkers 85


- Het tegengaan van de opwarming van de aarde met 1,5 graden is nu al onhaalbaar 86


- Nederlanders en de zin van het leven of een betekenisvol leven 87 #


- Filosofen door de eeuwen heen over familie 88


- Waarom eten we oliebollen met Oud en Nieuw? 89 #


- 'Goed in je vel zitten', hoe gaat dat? 90


"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn"

(Gerwin van der Werf).


Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com



Hoe de zelfhulpwereld met de stoïcijnen aan de haal gaat 81


Talloze zelfhulpboeken zetten uiteen hoe we dankzij de stoïcijnen succesvoller kunnen worden. Maar de stoïcij-nen streefden helemaal niet naar succes, wel naar nederigheid.










Als er één filosofie gaat over het meester worden over je angsten, boosheid, heftige begeerten en andere emo-ties, is het wel die van de stoïcijnen. Hun denken en hun levenswijze zijn bij uitstek gericht op verlichting van lijden dat veroorzaakt wordt door eigen angsten en persoonlijke zorgen.


‘Accepteer wat je niet veranderen kunt’

Dit is wel de meest bekende stelregel van de Stoa. De juiste verhouding tot jouw lot is te vergelijken met die van een aan een wagen vastgebonden hond die meeloopt in de rijrichting. Die hond heeft mogelijk een aan-gename wandeling. Verzet hij zich echter of wil hij de andere kant op lopen, dan wacht hem een pijnlijke lijdensweg. De wereld kent volgens de Stoa een gedetermineerde ordening; wat er gebeuren moet, zal gebeu-ren. Om je daartoe te verhouden, spreekt Marcus Aurelius van een innerlijk fort, ‘waarin je je kunt terugtrekken en beschermd weet tegen elke denkbare aanval’. Die burcht is er ‘om de golven van de buitenwereld en je eigen impulsen die tegen je aan klotsen, tegen te houden. Ze dient niet om een ander of de wetten van de kosmos te breken’.


Teleurstelling en verdriet kun je voorkomen door je altijd op het ergste voor te bereiden’

Wat je wél veranderen kunt, zijn de oordelen die je hebt over de wereld en de gebeurtenissen in je leven. Want ‘het zijn niet de feiten die ons troebleren, maar de meningen die we hebben over deze feiten’, aldus een uit-spraak van Epictetus (overigens ook terug te vinden op mijn website-pagina Tegelstjes&Afbeeldingen.) Hij formuleerde als eerste dit inzicht zo stellig en hij bouwde daarmee voort op de ideeën van zijn voorgangers, die het belang van de rede benadrukten. Epictetus geeft ook nog wat andere adviezen: ‘Zeg nooit dat je iets verloren bent, maar zeg: ik heb het teruggegeven.’ Dit advies geldt ook voor geliefden die je verliest: ‘Is je kind dood? Je vrouw overleden? Je hebt hen teruggeven.’ Maar vooral leert Epictetus zijn leerlingen om goed te redeneren, in zijn ogen de eerste stap naar wijsheid. Met als doel in harmonie te zijn met de wetten van de natuur. Een andere stoïcijn, Seneca, adviseert over het volgende. ‘Teleurstelling en verdriet kun je voorkomen door je altijd op het ergste voor te bereiden. Hoop op het meest rechtvaardige, maar bereid je voor op het meest onrechtvaardige’. Niets zou onverwacht voor je moeten zijn. Onze gedachten zouden vooruit gezonden moeten worden naar alles wat kan gebeuren.’ Door je bewust te zijn van de dood zul je op het heengaan van een geliefde beter voorbereid zijn.’ Dit alles volgens Seneca.


De stoïcijn Epicurus, grondlegger van het epicurisme, wijkt wat af als het gaat over genot ‘Geluk is te verkrijgen door pijn te vermijden en genot – zij het met mate – na te streven’, stelde hij. Dit, terwijl de stoïcijnen juist soberheid betrachtten. Wel deelt hij met hen de opvatting dat filosofie primair praktisch moet zijn en gericht op ‘genezing van de ziel’. Filosofie is niets waard als deze niet kan helpen mensen te bevrijden van angsten, met name die voor de dood. Met de stoïcijnen streefde Epicurus juist naar onverschilligheid ten opzichte van de dood. ‘De dood gaat ons niets aan’, zegt hij, ‘want zolang je leeft is de dood er niet en als de dood er is ben jij er niet meer.’


Het stoïcisme is níét een filosofie van het succes

Dus geen opgeblazen ego, strevend naar erkenning en succes, met ook nog eens de huidige (valse) belofte dat zoiets voor iedereen haalbaar is. Als je maar je best doet…. Een wreed optimisme van de zelfhulpwereld. De werkelijke adviezen en technieken van de stoïcijnen gaan echter over verlossing van het lijden (wat een gevolg is van je oordelen, verlangens en vooral van je ego) en over nederigheid. Niet over succes. En de wereld is ook geen projectie van jezelf, maar een vaststaand gegeven waar je geen macht over hebt. Herken je emoties, oordeel niet, laat je leiden door de rede en neem afstand. Dat is volgens de stoïcijnen de enige manier om innerlijke rust te krijgen. Misschien is het voor die innerlijke rust ook nodig om je om de wereld te bekommeren, in plaats van de wereld en de ander in de jacht naar zelfontplooiing en succes te zien als een te veroveren goed. En een stoïcijn zal zich in onze tijd ook de vraag kunnen stellen: welke emotionele afdruk laat ik achter? Doe ik met mijn handelingen goed of slecht aan de ander en aan de wereld?


Talloze filosofen hebben in de loop van de geschiedenis van de wijsbegeerte gereageerd op het stoïcijnse denken. Streven naar gelijkmoedigheid en beheersing van emoties spelen onder andere ook in het denken van Benedictus de Spinoza(1632-1677) een rol. Maar Spinoza verwierp het stoïcijnse idee dat je de keuze hebt om met een emotie in te stemmen of niet. Emoties zijn er nu eenmaal en een goed leven betekent dat je je niet door die emoties laat meesleuren. Daarvoor is het belangrijk om inzicht te krijgen in jezelf en de volgens Spinoza noodzakelijke samenhang van de wereld. Het gaat hem om een adequaat begrip van je emoties. Dit begrip zal, evenals een juist begrip van de werkelijkheid, rust geven.

En Friedrich Hegel(1770-1831) wees het stoïcijnse gedachtegoed radicaal af. Het is volgens hem een filosofie voor slaven, vanwege de berustende houding.

Friedrich Nietzsche (1844-1900) was vooral gecharmeerd van het idee van een ‘innerlijk fort’ van Marcus Aurelius, waarover ik het had in het begin van deze mijmering. Maar hij fulmineerde tegen de obsessie van de stoïcijnen om de mens te zien als ‘een lijdend wezen.


  • Herman



Wat is vriendschap, filosofisch bezien? 82


We hebben dagelijks te maken met mensen die we tot

onze vrienden rekenen. Maar de banden die we met

hen hebben zijn vaak erg verschillend. Met de een ga

je graag een maand op vakantie, terwijl je een ander

liever alleen in groepsverband ziet.

Wat betekent het eigenlijk om vrienden te zijn? Kun je

met iedereen bevriend zijn? En wat is het verschil tus-

sen vriendschap en andere vormen van genegenheid?


VolgensPlato(427-347 v.Chr.) draait vriendschap niet

om lust, maar om de zoektocht naar schoonheid en

wijsheid. En Plato’s leerling, Aristoteles(384-322 v.Chr.)

vindt dat we vriendschap niet moeten verwarren met

banden die alleen maar nuttig of fijn zijn. In ware vriend-

schap staat namelijk de deugd centraal. We willen ie-

mands vriend zijn omdat hij ons een beter mens maakt. ‘Zonder vrienden zou niemand willen leven,’ zei Aris-toteles. Toch denkt hij dat niet iedereen tot vriendschap in staat is. Vrouwen niet, bijvoorbeeld. Dat is niet echt vrouw-vriendelijk, maar alles in zijn tijd, denk ik dan maar…..

Trouwens, ook andere denkers zien vriendschap als iets mannelijks en sluiten vriendschappen met of tussen vrouwen uit. Sterker nog, banden tussen vrouwen onderling worden als gevaarlijk gezien, omdat ze de mogelijkheid bieden om zich te onttrekken aan de macht van mannen.


Een ander vraag is of je alleen bevriend kan zijn met mensen die op je lijken? De Duits-Amerikaanse filosoof Hannah Arendt(1906-1975) vindt van niet. Het belangrijkste aan vrienden is volgens haar juist dat ze je een ander perspectief op de wereld geven. Door middel van meningsverschillen met vrienden leer je inzien hoe verschillend iedereen is en leer je om hier rekening mee te houden in je doen en laten.

Maakt het voor een vriendschap uit of iemand echt om je geeft of is doen alsof al genoeg? Om hierop een antwoord te vinden, doen we alsof je een geavanceerde robot koopt om jou gezelschap te houden. Die robot ziet eruit als een mens en kan allerlei activiteiten met je uitvoeren. Hij kan gesprekken voeren, reageren op aanrakingen en emoties vertonen. Ook kan hij voor je zorgen. Bijvoorbeeld door eten voor je te bereiden. De robot is in principe tot alles in staat wat je van een menselijke vriend zou kunnen verwachten. Kun je dan zeggen dat je met de robot bevriend bent? Socioloog en psycholoog Sherry Turkle (1948) vindt van niet. Een robot deelt die niet in onze ervaring van lichamelijkheid, de herinnering aan opgroeien of angst voor de dood. En juist voor het navigeren van zulke existentiële vragen hebben we vrienden nodig.

Verder hebben vrienden hun eigen achtergrond, ervaringen en emoties waarmee ze onze blik op de wereld kunnen verruimen. Maar zoiets brengt ook risico’s met zich mee: je vrienden kunnen je verraden of je gedrag keihard veroordelen. En juist het feit dat jouw vrienden de kans hebben je te verlaten en er desondanks voor kiezen bij je te blijven, is volgens Turkle essentieel. Hun handelingen tonen hoe ze zich werkelijk voelen en dat ze je belangrijk vinden.


Ook over dieren vragen we ons soms af of we met ze bevriend kunnen zijn. We weten immers niet zeker of hun gedrag voortkomt uit emotie of puur instinct. Ook als we denken dat ze gevoelens hebben, is het duidelijk dat dieren die niet op dezelfde manier uiten als wij. Maar ook bij andere mensen weten we niet altijd zeker wat de beweegredenen voor hun gedrag zijn.

En er blijven vragen: Zijn er soorten vriendschap waarbij emotie minder belangrijk is? En is wederzijdse affectie genoeg om van vriendschap te spreken, of zijn daarvoor nog andere gevoelens, handelingen of uitingen nodig?


Aristoteles heeft het in zijn ‘Ethica’ ook over aspecten van vriendschap.

- Zo maakt hij een onderscheid tussen een goede houding en goede daden. Je kunt dapper zijn van karakter, maar dat wordt pas zichtbaar als je je in een situatie waarin dat nodig is dapper gedraagt. Een dergelijk onderscheid tussen houding en praktijk geldt ook voor vriendschap. Als je bijvoorbeeld geen contact kunt hebben met je vriend kun je ook niet vriendschappelijk tegen hem zijn. En toch is de vriendschap niet direct verdwenen. Wat namelijk blijft bestaan is de potentie om je als vriend te gedragen En dat wordt geactiveerd wanneer je elkaar weer ziet.

- Aan iemand gehecht zijn is volgens Aristoteles een gevoel, maar vriendschap is het product van een keuze. Hij ziet drie mogelijke redenen om vrienden met iemand te worden: omdat iemand goed, nuttig en/of plezierig is. En de beste vriendschap is voor Aristoteles een vriendschap omwille van de eerste reden: omdat iemand goed is. Zo’n vriendschap houdt in dat je iemand het goede toewenst omwille van hemzelf. Je gunt hem rijkdom en invloed omdat hij is wie hij is, niet omdat je er zelf profijt van hoopt te hebben. Bevriend zijn met een goed mens levert wel iets anders op. Je hebt immers plezier van diens gezelschap en de ander zal je steunen als je het moeilijk hebt. Het is dus niet erg om baat te hebben bij een vriendschap, zolang dat niet de enige reden voor de vriendschap is.


  • Herman



Doen aan zingeving 83


Bezig zijn met zingeving vind ik belangrijk. Vandaar mijn le-

vensverhaal, dat ik ooit heb beschreven. En daarom sommi-

ge mijmeringen die over het thema zingeving gaan.

Toch moet ik helaas constateren dat we massaal lijden aan

zingevingsgebrek. En dat geeft psychische klachten.

We geven te veel toe aan motivaties van een ‘lagere’ orde,

zoals  likes op Facebook en het eten van ongezond voedsel.

Goedkope, oppervlakkige beloningen. Acties met minimale

moeite, die geen diepere betekenis hebben.

We doen te weinig met ‘hogere’ motivaties zoals je onder-

deel voelen van een ‘groter geheel’, verbinding maken en er-

varen. Het zijn ook echo’s uit een religieus verleden, toen

dominees en pastoors waarschuwden voor fysieke verlei-

dingen en het ‘zondige vlees’ dat daaraan ten prooi viel.

Toen moesten we ons nog richten op abstracte, geestelijke

doelen die in de toekomst lagen. Het grotere geheel, het Rijk

Gods. Niet dat ik naar die tijd terug verlang, maar we hebben wel erg makkelijk al het badwater weg laten lopen zonder te proberen ‘het goede’ te vertalen naar onze huidige tijd. De vraag of we nog in een God geloven, is bijvoorbeeld niet met een simpel ja of nee te beantwoorden. Ook die vraag heeft te maken met een verloren wereld waar niets anders voor in de plaats is gekomen.


Ondertussen bevelen sommige psychiaters alternatieven aan waarvoor vroeger de kerk zorg droeg. Zingevings- en leefstijl-interventies rond gezonde relaties, spiritualiteit, aandachtstraining.  Ruim een kwart van de Nederlanders heeft een psychische aandoening, zoals ADHD of een angststoornis. Ruim 100.000 mensen staan op ggz-wachtlijsten. En door al die psychische klachten kan het lastig zijn om richting te geven aan je leven, relaties op het spoor te houden en verbinding te ervaren.


Gebrek aan zingeving, het is een weg richting isolement. En naar de oorzaak van de vandaag de dag ervaren zinloosheid kunnen we slechts gissen. Die is niet altijd rechtstreeks te herleiden tot bijvoorbeeld tegenslag. Verschillende factoren spelen een rol bij psychische kwetsbaarheid. En dan leggen we ook nog ‘s de lat (te) hoog in deze tijd. Enkele jaren geleden gaf 37 procent van de werknemers aan te verzuimen door werkdruk. Bijna 1,3 miljoen mensen hebben burnout-klachten. Klachten die ook nog s doorsijpelen in je privéleven. Een meditatie-training of een yoga-sessie is dan te simpel. En hoe langer die klachten bestaan, hoe lastiger het is om er van af te komen. Van een angststoornis bijvoorbeeld geneest slechts een minderheid volledig.


Mensen met psychische klachten zoeken in de eerste plaats deskundigheid op het gebied van psychische aandoeningen. En daar is aandacht voor zingeving geen vanzelfsprekendheid. Terwijl die juist nauw verweven is met ons functioneren, ons welzijn en onze relatie met de omgeving. Een goed gesprek met oprechte belangstelling voor wat iemand bezighoudt; dat zou veel meer moeten gebeuren!

Maar in een individualistische samenleving behoor je jou eenmaal je eigen broek op te houden. Dus velen blijven doormodderen. Want ook de gangbare psychologische hulp draait vooral om het verminderen van mentale klachten of daar beter mee uit de voeten kunnen. Niet om het bespreken van levensvragen. Vragen die vaak ten grondslag aan psychische klachten. Zingevende thema’s als vriendschap, dood en liefde spelen, ze spelen een cruciale rol bij psychisch afzien!  Zingeving die inhoudt dat je het leven in een dusdanige context zet dat je ermee om kan gaan. In onze prestatie- en productiemaatschappij is psychotherapie echter verworden tot een psychiatrische techniek. De hele ggz is in de greep van het klachtgerichte werken. En met protocollen, die – onterecht - gezien worden als voorschriften met de enige verantwoorde en wetenschappelijke aanpak. En het ontbreekt aan een veilige ruimte waar mensen zonder haast over hun al dan niet existentiële problemen kunnen praten. Door het geloof in de maakbaarheid van onze samenleving en de reddende wetenschap worden levensproblemen gereduceerd tot ziekten die wetenschappelijk verantwoord behandeld kunnen worden. Je kunt er onderzoek naar doen en dat geeft het idee dat het  beheersbaar is.  


Iedereen is - bewust of onbewust - met zingeving bezig. Oók als je bijvoorbeeld een  spanningsveld ervaart tussen jouw eigen autonomie en de verbinding met je omgeving. Dat is geen luxeprobleem als we kijken naar  de maatschappelijke impact van depressies en burn-outs. Jezelf afvragen waarom je zoekt, daar draait het om.  Wanneer je die confrontatie uit de weg gaat, loop je het risico je heil te gaan zoeken spirituele leiders, alternatieve genezers, of hulpverleners die de wetenschap gebruiken als rationalisatie voor hun werk. En dan zijn we nog verder van ons zijns-huis.  (wordt vervolgd)


  • Herman



 

We leven in een angstige samenleving 84


De psychologische hulpverlening is wereldwijd schrikbarend ge-

groeid sinds de Tweede wereld oorlog. Maar zin- of betekenis-

geving zijn nog altijd taboe voor een deel van de hulpaanbieders,

blijkt uit cijfers van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP).

Het is volgens dit instituut ook geen thema voor de leden. Voor zin-

geving ga je niet naar een universitair geschoold psycholoog….

Het NIP heeft dan ook weinig op met de mediagenieke psychiaters

zoals Dirk De Wachter, Damiaan Denys en Paul Verhaeghe, die

het belang van zingeving verkondigen. Alle drie Vlamingen en do-

minees van het problematische geestelijke leven.  Zij vinden dat

door de marginalisering van religie wij niet meer in staat zijn exis-

tentiële vragen te beantwoorden en lijden te verdragen.

In het boek ‘Borderline Times: het einde van de normaliteit’(2011),

stelt psychiater Dirk De Wachter dat we massaal de symptomen

van borderline vertonen.

En klinisch psycholoog Paul Verhaeghe brak internationaal door

met boeken over de invloed van de maatschappij op ons psychi-

sch welzijn.

En tenslotte, psychiater en filosoof Damiaan Denys schreef boeken

over psychopathologie en bracht een theatermonoloog over de

angstige samenleving op de planken.

                                                                                                                          Damian Deys

Maar toch bepaald geen cultuurpessimisten, deze drie. Integendeel, ze bieden hoop. Zo benadrukt De Wachter in zijn boek ‘De kunst van het ongelukkig zijn’ dat ons leven zonder echt contact met anderen niet goed gaat lukken. En voor Verhaeghe is verbinding de sleutel: een hoger doel moet mensen samenbrengen in een ge-meenschap die slagvaardig de grote vragen ter hand neemt. Verder waarschuwt De Wachter voor het 'vermaatschappelijken en verspillen’ van menselijk leed. Hij maakt zich zorgen over de wegkwijnende kwalitat-ieve aanpak: samen met de patiënt de mogelijkheden in zijn bestaan onderzoeken. Die werkwijze is namelijk moeilijk te meten en daarom niet populair bij de moderne psychiater.


Ook het psychiatrisch diagnostische handboek, de DSM, moet het ontgelden. Het handboek kan geen duide-lijke grens trekken tussen verschillende stoornissen, tussen normaliteit en pathologie.  En veel patiënten zijn helemaal niet onder te brengen in een categorie. Volgens De Wachter past geen mens volledig in zo’n hokje. En Paul Verhaeghe merkt dat hij als uitvloeisel van deze ontwikkelingen een ‘nieuw’ soort patiënt in zijn praktijk ontvangt. Met vaker paniekstoornissen, verslavingen, ADHD en een ‘vage combinatie’ van angsten en depressie. En ook patiënten die eerder op zoek zijn naar een snelle oplossing dan hulp bij introspectie. Mensen verzuimen een verband te willen zien met zijn levensverhaal. Verhaeghe pleit dan ook voor een herwaardering van de psychotherapie waarin een zinvol levensverhaal wel centraal staat.


In 2016 stonden volgens het RIVM bijna twee miljoen Nederlanders bij de huisarts geregistreerd met een psychische aandoening zoals depressie, persoonlijkheids-, angst- of paniekstoornis. En de wachtlijsten baren de ggz al langer zorgen. In juni 2019 bedroeg de wachttijd vier tot twaalf weken, waarna nog eens een behandelwachttijd volgt van vier tot acht weken. En Adviesbureau KPMG luidde halverwege 2019 de noodklok over die situatie. En sindsdien is er nauwelijks iets verbeterd in die cijfers.

Maar onze drie populaire profs zijn ook kritisch over al die mensen die hulp van een psycholoog verwachten, terwijl die eigenlijk een onterecht gemedicaliseerd zingevingsprobleem hebben. Die horen niet in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) thuis. Want die is immers bedoeld voor mensen met echte stoornis-\sen. De Wachter stelt in dit verband voor meer elkaars psychiater te zijn. Maar, toegegeven, die rol is niet iedereen op het lijf geschreven. Op het juiste moment en op een goede manier vertellen over je problemen kan lastig zijn. Evenals écht naar iemand luisteren.


De populariteit van allerlei zingevingsdominees geeft intussen wel te denken. Honderdduizenden verkochte zelfhulpboeken over imperfectie, lijden en verbondenheid doen vermoeden dat lezers iets anders beu zijn. Namelijk de individualistische samenleving.  Ofwel een maatschappij die verwacht dat we allemaal zelf onze broek ophouden en onze stinkende best doen om uitmuntende, concrete resultaten te behalen. Dus, niet goed genoeg? Dan is er nog veel werk aan de winkel!


Het feit dat we bestaan, de vraag naar wie we zijn en hoe we moeten leven, zijn kwesties waar iedereen mee moet omgaan. Dat valt niet altijd mee en psychiatrische problemen hangen daar nauw mee samen. Je ervaart dan vaak minder zin in je leven. Je loopt meer risico op psychiatrische klachten bij een verminderde zin-beleving. En als bijvoorbeeld een depressie opklaart, zie je dat de zingeving daarop meelift. Zingeving, het is een wezenlijk onderdeel van ons functioneren in een angstige samenleving.


  • Herman




Karaktereigenschappen die horen bij complotdenkers 85

 

Je vraagt je soms af hoe ogenschijnlijk doodnormale mensen

toch ineens diep de complottheorieën induikenen fake news

voor zoete koek slikken. Onderzoekers hebben nu ontdekt

dat daar twee - enigszins tegengestelde - eigenschappen aan

ten grondslag liggen.

In coronatijd nam het geloof in complottheorieën een vlucht.

Menige familie werd uit elkaar gedreven doordat gezinsleden

lijnrecht tegenover elkaar kwamen te staan. Ook dat maakt de

studie naar wat mensen gevoelig maakt voor dit soort desinfor-

matie relevant.

Goedgelovige mensen enerzijds en de extreem wantrouwigen

anderzijds vallen sneller ten prooi aan complotten en nep-

nieuws, dan wie op dit vlak wat meer gematigd is.

Onderzoeker Chloe Campbell zegt daarover: “Onze studie gaat over epistemisch vertrouwen. Daarmee bedoe-len we de bereidheid van een persoon om nieuwe kennis als betrouwbaar en relevant te beschouwen. Episte-misch wantrouwen kenmerkt zich daarentegen door onbuigzame denkpatronen en moeite om te leren van de sociale omgeving'.

 

Het doel van de hier bedoelde studie is om enkele van deze ideeën te toetsen. Hiervoor is deelnemers ge-vraagd om vragenlijsten in te vullen over epistemisch vertrouwen, tegenslag in de kindertijd, de huidige mentale gezondheid, complottheorieën en opvattingen over vaccinatiescepsis. En daarnaast werden aan de deelnemers krantenkoppen getoond, waarvan de helft echt en de helft nep was. En er werd gevraagd om op een 4-puntsschaal te beoordelen in hoeverre de deelnemers deze koppen accuraat vonden. Vervolgens berekenden de onderzoekers een algehele score. Een positief cijfer duidde erop dat mensen vrij goed echt nieuws van nepnieuws konden onderscheiden. In totaal vulden ruim 1200 mensen de vragenlijsten in.

Ontdekt werd dat mensen met een hogere score op goedgelovigheid minder goed in staat waren om echt van nep-nieuws te onderscheiden. Ook waren die mensen meer geneigd om nepnieuws te geloven en bevestigden ze vaker onjuiste informatie over Covid-19. En het bleek dat tegenslag in de kindertijd het wantrouwen en de goedgelovigheid versterken.

 

Beide eigenschappen hielden verband met een groter geloof in complottheorieën, zowel in algemene zin als specifiek met betrekking tot Covid-19. Zo waren deze mensen ook negatiever over vaccinaties. Goedgelovig-heid speelde daarbij wel een grotere rol dan wantrouwen. Hoewel een hogere score op goedgelovigheid of wantrouwen beide verband hielden met een grotere kans op het onderschrijven van complottheorieën, waren goedgelovige mensen nog minder goed in staat om echte en neppe nieuwskoppen van elkaar te onder-scheiden dan degenen met meer wantrouwen.


Of interventies richting deze ‘complotgelovigen’ wel of geen zin hebben, is de vraag. Want het gaat hierbij ook gewoon over karaktereigenschappen waar mensen weinig aan kunnen veranderen. Mensen kunnen aanleg hebben voor het vertrouwen of wantrouwen van informatie. Maar het is ook mogelijk dat mensen de capaciteit kunnen ontwikkelen om te leren wanneer het goed is om anderen te vertrouwen en wanneer niet. Bijvoorbeeld door nieuwe ervaringen op te doen. Verder kunnen positieve sociale ervaringen in het algemeen verstoringen in epistemisch vertrouwen verminderen. Een schoolomgeving waarin jongeren zich erkend en gewaardeerd voelen, zou bijvoorbeeld kunnen beschermen tegen een neiging tot wantrouwen die voortkomt uit ervaringen in de thuissituatie. Daarnaast kunnen we onszelf leren om nepnieuws te herkennen. Er zijn praktische activiteiten die we allemaal kunnen doen om de betrouwbaarheid van het nieuws dat we consumeren vast te stellen. Zoals het gebruik van factcheckingsites, het controleren van meerdere bronnen, letten op de geloofwaardigheid van bronnen, alert zijn op sensationele koppen, het erkennen van je eigen vooroordelen. Dit alles kan  onze neiging tot vertrouwen of wantrouwen beïnvloeden.


De onderzoekers begonnen hun studie met discussies over het onderwerp al vóór de coronapandemie. Maar die coronacrisis was natuurlijk bijzonder interessant als het gaat om geloof in complottheorieën en nepnieuws. De ideeën van de onderzoekers zijn toen getest op hoe sociale ervaringen vertrouwen vorm geven in relatie tot sociaal-politieke fenomenen zoals nepnieuws en complottheorieën. De onderzoekers begonnen die gesprekken al vóór corona. En toen de pandemie uitbrak, bleven ze hun gesprekken vanwege lockdown via Zoom voortzetten. Het was voor de onderzoekers spannend om de implicaties en potentiële betekenis van hun  werk in zo’n helder daglicht te zien.


  • Herman


 


Het tegengaan van de opwarming van de aarde met 1,5 graden is nu al onhaalbaar 86


Er zijn kennelijk andere belangen waardoor voldoende effec-

tieve maatregelen op wereldniveau achterwege blijven.  En

ook het korte-termijn-denken in de (wereld-)politiek maakt

dat we voorbij gaan aan de ernst van de opwarmingsproble-

matiek. Hierdoor bestaat er een grote kans dat we de 2 gra-

den Celsius gaan overschrijden.

De aarde warmt in een duizelingwekkend tempo op.

Gemeld wordt dat november van 2024 de op één na warm-

ste november ooit gemeten was en heel 2024 wordt het

heetste jaar. Dit staat haaks op de afspraken in het Klimaat-

akkoord van Parijs, waarin landen beloofden de opwarming

onder de 2 graden Celsius te houden, met als streven om de

opwarming zelfs tot 1,5 graden Celsius te beperken.

Maar dat streven lijkt steeds verder uit zicht te raken.


Hoe zorgwekkend de klimaatrapporten ook zijn en hoe vaak onderzoekers ook waarschuwen, de wereld doet nog steeds te weinig om de opwarming van de aarde te stoppen. Dat blijkt wel uit het feit dat 2024 het warmste jaar wordt. De wereldwijde gemiddelde temperatuur zal naar verwachting 1,5 graden boven het pre-industriële niveau liggen. Jaar na jaar zien we de verwoestende gevolgen van klimaatverandering.

Bij het ‘trainen’ van een AI-programma  maken onderzoekers gebruik van temperatuur- en broeikasgas-data uit enorme archieven van klimaatmodel-simulaties. En om de toekomstige opwarming te voorspellen, voeren ze de werkelijke historische temperaturen in, samen met verschillende gangbare scenario’s voor toekomstige broeikasgasemissies. Dat AI-programma blijkt een ongelooflijk krachtig hulpmiddel te zijn om de onzekerheid in toekomstige voorspellingen te verkleinen. Het leert van de talloze bestaande klimaat-modelsimulaties en verfijnt de voorspellingen verder met gegevens uit de echte wereld.


Deze studie voegt zich bij een toenemend aantal onderzoeken die laten zien dat de wereld haar kans om het ambitieuzere doel uit het Parijse Klimaatakkoord bijna zeker zal gaan missen. De resultaten, gepubliceerd in Geophysical Research Letters, wijzen erop dat we in de toekomst nog veel meer hitterecords zullen breken. Volgens de auteurs is er zelfs een kans van 50 procent dat de wereldwijde opwarming 2 graden Celsius zal gaan overschrijden. Zelfs als de mensheid de doelen haalt om broeikasgasemissies tegen de jaren 2050 snel te verminderen.

Dit betekent dat we de doelen niet meer zullen bereiken. De afgelopen jaren hebben we wereldwijd veel hittegolven, zware regenbuien en andere extremen gezien. En deze studie suggereert nu dat we, zelfs in het beste scenario, te maken krijgen met nog ernstigere omstandigheden dan we recent hebben ervaren.


Als die 1,5 graden ons al zorgen baart, hebben de onderzoekers nog meer slecht nieuws. Een tweede nieuwe studie wijst er namelijk op dat veel regio’s, zoals Zuid-Azië, de Middellandse Zee, Centraal-Europa en delen van Sub-Sahara-Afrika, tegen 2060 meer dan 3 graden Celsius opwarming zullen ervaren als de emissies blijven toenemen;  eerder dan in eerdere studies werd voorspeld.
In het scenario waarin de emissies netto-nul bereiken in de jaren 2050 – het meest optimistische scenario in klimaatmodellen – ontdekten de onderzoekers dat de kans negen op tien is dat het heetste jaar van deze eeuw minstens 1,8 graden Celsius warmer zal zijn dan het pre-industriële gemiddelde. Daarnaast is er een kans van twee op de drie dat het zelfs 2,1 graden Celsius warmer zal gaan worden. In een scenario waarin de emissies te langzaam dalen om netto-nul te bereiken tegen 2100, ontdekten de onderzoekers dat er een kans van negen op tien is dat het heetste jaar wereldwijd 3 graden Celsius warmer zal zijn dan het pre-industriële gemiddelde. In dit geval kunnen veel regio’s temperatuur-afwijkingen ervaren die minstens drie keer zo hoog zijn als wat er in 2023 gebeurde.

 

Al met al tonen de nieuwe studies aan dat de opwarming van de aarde waarschijnlijk sneller en ernstiger zal verlopen dan eerder gedacht. En dat zal een aanzienlijke impact hebben op verschillende regio’s wereldwijd. De bevindingen benadrukken dan ook de dringende noodzaak om niet alleen te focussen op decarbonisatie, maar ook op het versterken van de veerkracht van mensen en ecosystemen tegen de extreme gevolgen van klimaatverandering.

Zelfs als we alles op alles zetten om de koolstofuitstoot te verminderen, blijven er risico’s bestaan. Want ook in dat geval zullen mensen en ecosystemen geconfronteerd worden met klimaten die veel extremer zijn dan waar we nu op voorbereid zijn.


  • Herman

 



Hoe kijken Nederlanders naar ‘de zin van het leven’ of ‘een betekenisvol leven’? 87


Over de zin van het leven heb ik al heel wat afgemijmerd.

En het Sociaal en Cultureel Planbureau zocht recent uit hoe

niet-gelovige Nederlanders dat doen. Je bent niet religieus

en de vraag naar de zin van het leven vind je oninteressant.

Dan kun je toch nog altijd een betekenisvol leven leiden.

In dit onderzoek van het SCP werden twintig Nederlanders

geïnterviewd over geloof, levensbeschou wing en zingeving.

En ze deden een naar eigen zeggen representatieve enquête

onder ruim 4000 landgenoten.


Ongelovigen, ofwel agnosten zeggen niet te (kunnen) weten

of God bestaat en de atheïsten geloven er niet in. Beide groe-

pen worden seculieren genoemd.

Daarnaast heb je gelovigen die niet naar de kerk gaan en mensen die zich spiritueel noemen.


51 procent van de Nederlanders behoort tot de seculiere groep. Ze zijn geen lid van een kerk en noemen zich niet religieus of spiritueel. De groep groeide de afgelopen decennia snel. Nederland is daarmee een van de meest niet-gelovige landen wereldwijd. Als vergelijking noemt het SCP de Verenigde Staten met slechts 10 procent atheïsten en agnosten samen. Toch zegt ook in Nederland nog geen 10 procent overtuigd atheïst te zijn. De onderzoekers vermoeden dat Nederlanders bij het woord atheïst al snel denken aan ’tegen geloof zijn’ en daar zou niet iedereen zich in herkennen.

Als je niet in God gelooft zoals atheïsten en agnosten, dan lijkt de vraag naar dé zin van het leven minder relevant. Toch is tweederde van hen er tenminste een beetje in geïnteresseerd. Ruim de helft heeft af en toe de behoefte de zin van zijn eigen leven te overdenken. Het SCP ontwikkelde een instrument om de ervaren zingeving in het eigen leven te meten. De respondenten scoorden gemiddeld niveau 5, op een schaal van 1 tot en met 7. Zingeving werd hiervoor opgedeeld in drie dimensies. Je leven is een coherent, begrijpelijk verhaal 1). je hebt overkoepelende levensdoelen die jou richting geven 2), je leven doet ertoe 3).


Er wordt  minder gescoord op de tweede en derde dimensie: het hebben van een overkoepelend doel en de betekenis van hun leven. ‘Ik leef de dag’, zegt een respondent. En een ander: ‘ik ben maar een schakeltje op deze grote planeet waar miljarden mensen rondlopen.’ En weer andere mensen zien de betekenis van hun leven in een waarde voor de samenleving, zoals in werk. Ze zijn er niet minder gelukkig om en zien zelf ook geen gemis.

Mensen die zelf meer zin willen geven aan hun leven, kijken vooruit. Een beter, welvarender leven voor henzelf en anderen, zorgen voor het klimaat en kennisoverdracht vinden ze belangrijk. Ze doen aan introspectie en blikken terug op hun leven om tegenslagen een zinvolle draai te geven. Zo ziet een man van 58 zijn depressie als corrigerend: ‘Mijn lijden heeft een functie gehad, het bracht me terug naar wie ik nu ben.’

Leuke dingen met anderen doen en ‘lekker bezig zijn’ geven ook betekenis. Klussen en sporten, praktische activiteiten in het ‘hier en nu’. Carpe diem, zeggen enkelen. Als ze vooral ervaringen waardevol vinden, dan blijken de doelen behapbaar. Ook ‘intense belevenissen’ worden genoemd. Muziek geeft een vrouw van 26 het gevoel dat ze bestaat, omdat die haar ontroert. En reizen vinden de respondenten leerzaam, net als de reis van het leven zelf, die uiteindelijk niet om het doel gaat. Beleven geeft ze genoeg zin.


Volgens het onderzoek nemen spirituele activiteiten onder Nederlanders in het algemeen toe. Denk aan yoga, meditatie, een huis-altaartje of een spirituele cursus. Zowel agnosten (van 21 naar 24 procent) als atheïsten (van 14 naar 18 procent) gaan vaker naar een plek om stil te staan bij alles wat ze doen. Bij de spirituelen draait het vooral om de innerlijke beleving van en gerichtheid op wat ze ‘het heilige’ of ‘God’ noemen.

Voor vier van de tien seculiere respondenten heeft zingeving te maken met religieus geloof en dé zin van het leven. Niets voor hen dus. Meer mensen hebben moeite met woorden als zingeving en spiritualiteit. Zweverig, denkt men dan. ‘Die negatieve connotatie kan kloppen,’ licht onderzoeker Willem Huijnk desgevraagd toe, ‘vandaar de diepte-interviews’. De respondenten konden zo aan de hand van hun eigen leven en overtuigingen vertellen hoe ze zelf zin geven.


Het woord ‘zingeving’ blijft een obstakel voor ervaringen die mensen wereldwijd delen, religieus of niet. Eén van de respondenten vat dat bondig samen: ‘Mijn leven heeft absoluut geen zin, maar ik heb er wel zin in.’


  • Herman




Wat denken filosofen over familie? 88

 
In deze dagen komen veel families bijeen. Vandaar nu dit

onderwerp.

‘Zolang je ouders nog in leven zijn, moet je niet ver weg

reizen. En als je op reis gaat, moet je bereikbaar zijn’, dit

aldus Confucius (551-479 v.Chr). En verder: Je ouders

moet je met eerbied behandelen en later moet je voor ze

zorgen.  En volgens Aristoteles (384-322 v.Chr.) is de re-

latie tussen ouders en kinderen een vorm van vriendschap

tussen ongelijken. Ouders houden van hun kinderen ‘om-

dat zij iets van henzelf zijn’ en kinderen houden van hun

ouders ‘omdat zij aan hen hun bestaan danken.’  Maar de

ouderliefde is van langere duur. Die begint immers al bij de

geboorte, terwijl een kind pas later van zijn ouders kan hou-

den. 

 

De Griekse filosoof Plutarchus (46-120 n.Chr.) heeft het vooral over de liefde tussen broers en zussen. Broers en zussen zijn ‘het kostbaarste bezit’ dat kinderen van hun ouders ontvangen, schrijft hij. Plutarchus geeft ver-

der een reeks adviezen om broeder-haat te voorkomen. Je moet fouten door de vingers kunnen zien van je ‘bloedeigen broer met wie je samen bent opgegroeid en één vader en moeder deelt.’


Het recht om te heersen op grond van verwekking is het gezag dat een ouder uitoefent op zijn kinderen,’ schrijft Hobbes (1588-1679). In een ‘geordende samenleving’ beslist de wet aan wie het gezag toekomt. En meestal valt het oordeel ten gunste van de vader, ‘want staten zijn doorgaans opgericht door vaders’. John Locke (1632-1704) zegt over die vaderlijke macht dat die  slechts tijdelijk is. En verder: Alle mensen zijn van nature gelijk. Ook kinderen bereiken dat zodra ze ‘genoeg verstand’ hebben. Kinderen hebben naar hun ouders de plicht om ze hun verdere leven te eren.

 

Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770-1831) stelt vast dat het gezin gebaseerd is op liefde.  Als deze filosoof de familie, het huwelijk en de daaruit voorkomende kinderen bespreekt, wijst hij er op dat het er bij de op-voeding van de kinderen om gaat niet alleen de ‘zedelijkheid’ vorm te geven in een sfeer van ‘liefde, vertrouwen en gehoorzaamheid., maar dat het net zo belangrijk is de kinderen ‘te verheffen tot zelfstandigheid en vrije persoonlijkheden.’  

 

Bertrand Russell (1872-1970) vindt dat  ‘het geluk van het ouderschap groter is dan welk ander geluk ook. Ouderlijke genegenheid is volgens hem een uniek gevoel ‘dat een normaal mens jegens zijn of haar eigen kinderen ervaart, maar niet jegens enig ander menselijk wezen.’ Bovendien is deze liefde betrouwbaarder dan iedere andere vorm van liefde: ‘Onze ouders houden van ons, omdat we hun kinderen zijn.  Als het leven tegen zit, kunnen kinderen het meest op hun ouders vertrouwen.  

 

Hannah Arendt (1906-1975) vindt dat Iedereen die weigert om een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de wereld te nemen, geen kinderen zou mogen krijgen. Ouders staan – evenals onderwijzers – in relatie tot de kinderen ‘als vertegenwoordigers van een wereld waarvoor ze verantwoordelijkheid moeten nemen. Ook al hebben ze die wereld niet zelf gemaakt. Als ouder ben je niet alleen verantwoordelijk voor het leven en de ontwikkeling van je kind, maar ook voor de voorzetting van de wereld.  

 

Simone de Beauvoir (1908-1986) zegt over de dood van haar moeder: ‘Voor mij had mijn moeder altijd bestaan en ik had er nooit echt aan gedacht, dat ze er op een goede dag niet meer zou zijn, dat ze verdwijnen zou, En verder over ouders: ‘Ouders begrijpen hun kinderen niet, maar dat is wederkerig…’  

 

Simone Weil (1909-1943), overleden in mijn geboortejaar, schrijft dat de moderne mens is ‘ontworteld’. Collec-tieve structuren, zoals familie, zijn weliswaar ‘voedsel voor de ziel’, maar in de moderne tijd verdwijnen dit soort structuren. Wat we nu familie noemen is een groep mensen: vader en moeder, echtgenoten en kinderen, en op de achtergrond broers en zussen. Maar niemand denkt nog aan zijn voorouders die vijftig of twintig jaar voor zijn geboorte geboren zijn, of aan nakomelingen die vijftig, twintig of zelfs tien jaar na zijn dood geboren worden. De familie bestaat niet meer als ‘collectieve structuur.'

Susan Sontag (1933-2004) stelt vast dat  we ‘via foto’s onze eigen portrettengalerij opbouwen – een draagbare hoeveelheid beelden die getuigen van de onderlinge verbondenheid.  Fotocamera’s zijn wat dit betreft een onmisbaar onderdeel van het familieleven geworden. Fotografie werd vooral belangrijk toen het kerngezin uit het grotere familieverband werd losgesneden. De fotografie kon ‘de in gevaar gebrachte continuïteit en de verdwijnende vertaktheid van het familieleven’ in ieder geval symbolisch in ere herstellen.

 

En tenslotte, Susan Neiman (1955). ‘Opgroeien is een proces waarbij je de keuzes van je ouders over van alles en nog wat tegen het licht houdt’, zegt ze. ‘Als peuter kun je niet anders dan de keuzes van je ouders accepteren. Pubers proberen alle keuzes te verwerpen. In dat ‘schiftingsproces’ zullen er keuzes zijn die je zelf ook zou maken. Als je geen enkele keuze van je ouders verwerpt, ben je niet volwassen’. ‘Al was het maar omdat hun keuzes werden gemaakt in een andere tijd dan de onze en ze niet allemaal passen in de wereld waarin je je nu bevindt.’


  • Herman




Waarom eten we oliebollen met Oud en Nieuw 89


Je kunt je de jaarwisseling bijna niet zonder oliebollen voorstellen.

Voor middernacht zijn ze een snack. En na middernacht zijn ze het

medicijn tegen alle champagne die iets te makkelijk naar binnen gleed.

Maar waarom eten we eigenlijk oliebollen tijdens Oud en Nieuw?

Dat blijkt een mix van tradities, praktische oplossingen en een snufje

bijgeloof te zijn.


Laten we eerst even teruggaan naar de middeleeuwen, toen de olie-

bol misschien niet zo lekker was, maar wel héél handig. Er ging des-

tijds een verhaal rond over de kwaadaardige heks Perchta. Een typi-

sche volkslegende waar je je kinderen bang mee maakt als ze hun

bord niet leeg eten. Volgens die legende dwaalde deze heks rond tij-

dens de midwinterperiode, op zoek naar ongelukkigen die ze met haar zwaard kon doorspietsen. Maar de olie van oliebollen zou ervoor zorgen dat haar zwaard gewoon over je heen gleed. Conclusie: als je oliebollen at, dan had je van Perchta niets te vrezen. Oliebollen beschermen dus tegen boze heksen, en daarom eten we nog altijd de snack tijdens Oud en Nieuw. Dus als je dit jaar nog een excuus zoekt om de schaal leeg te eten: je bent gewoon een eeuwenoud ritueel in stand aan het houden.


De oliebol had niet alleen een spirituele functie, maar was ook een slimme keuze in de winter. In die tijd waren de opties schaars. En een gefrituurde bal van meel, water, gist en een beetje gedroogd fruit was goedkoop én voedzaam. Het gaf je genoeg energie om de koude dagen door te komen. Plus, ze waren makkelijk te maken en bleven een paar dagen goed. Dus perfect als je het jaar met een volle maag wilt afsluiten. Oliebollen waren dus eigenlijk de meal prep van de middeleeuwen; onze voorouders waren all-in op de oliebol. Ook waren oliebollen populair bij katholieken. Tijdens de vastenperiode (voor Kerst) mochten katholieken niet veel luxe voedingsmiddelen eten. Oliebollen, zonder luxe ingrediënten zoals vlees of dure specerijen, werden in deze tijd dan ook een populaire snack.


En terug naar nu. De oliebol is geëvolueerd van noodvoer naar een onmisbaar onderdeel van Oud en Nieuw. De populariteit van oliebollen is in de 19e en 20e eeuw zelfs alleen maar gegroeid, mede door oliebollen-kramen en bakwedstrijden. De snack staat symbool voor gezelligheid. Een schaal oliebollen is inmiddels net zo traditioneel als de nieuwjaarstoespraak, het vuurwerk en het moment waarop je jezelf voorneemt om volgend jaar écht gezonder te eten en meer te gaan bewegen.


Dus de volgende keer, als  iemand vraagt waarom je alweer naar een oliebol grijpt, dan kun je ze vertellen over de middeleeuwen en tradities. Maar het échte antwoord is natuurlijk veel simpeler: oliebollen zijn nou eenmaal ontzettend lekker. En ik ga ze zometeen weer eten, hoewel ze in Spanje niet te krijgen zijn... 


  • Herman




‘Goed in je vel zitten’, hoe gaat dat? 90

 

Soms voelt mijn leven aan als één groot

mysterie en lijkt het alsof ik maar wat aan-

modder. Maar er zijn ook periodes of mo-

menten dat ik me goed voelt en ‘lekker in

mijn vel’ zit. In beide gevallen kan ik niet

altijd achterhalen waardoor dat komt.

Maar hoe dan ook, het zijn vaak verwarren-

de momenten. In het eerste geval heel ver-

velend en in het tweede best wel fijn. 

Volgens Claire Broad, schrijfster van boe-

ken over spiritualiteit , is het dan goed om

eraan herinnert te worden dat je altijd een

levensdoel of zielsmissie hebt.

Ook ik heb in een van mijn mijmeringen

aangegeven dat volgens mij onze zielen

een levenspad hebben uitgestippeld.

En als het leven even niet zo lekker gaat

of doelloos aanvoelt dan ben je eigenlijk

nogal  ver verwijderd van jouw zielspad. Maar als je wel blijmoedig door het leven huppelt dan kan het zijn dat je jouw mijn zielsmissie aan het volgen bent. En je realiseert je dan dat alles perfect op zijn plaats valt en dat je het leven weer goed aankan. Broad noemt een aantal gevallen waarbij dat laatste aan de orde kan zijn. Die zijn belangrijk en waard om te herkennen en te benoemen. Een soort bewustwording eigenlijk.  


- Eén daarvan heeft te maken met een vaardigheid of interesse die kennelijk in een leven belangrijk is en die dat leven vormgeeft.

‘Ergens’ weet je dat ook wel, maar je staat daar verder niet zo bij stil. Zo heb ik op jonge leeftijd een vaardig -heid ontwikkeld die - zo word ik me steeds meer bewust - bijdraagt aan de (emotionele) vorming van mijn volwassen leven. Vanaf mijn negende heb ik een passie voor de accordeon kunnen ontwikkelen. En ik heb dit instrument daardoor goed leren bespelen. Dit alles heeft een extra impuls gekregen toen ik afgelopen najaar bij toeval tegen een elektronische accordeon aanliep waaraan - althans voor mij - veel te ontdekken valt en waardoor ik ‘op mijn oude dag’ door het bespelen daarvan nog veel muzikaal plezier beleef.  En ik word mij er van bewust hoe belangrijk zoiets voor mij is en voor mijn plezier in het leven; een connectie tussen muziek maken en het volgen van mijn zielsmissie. Heel bijzonder, ook qua gewaarwording!

- Een tweede signaal is volgens Broad dat je diep van binnen een missie hebt, een soort van roeping voelt die je in jouw het leven moet volgen.

En zelfs als het je nog niet helemaal duidelijk is wat die roeping is, voel je wel wanneer je van je koers afraakt.

Zo heb ik kennelijk de behoefte om - voor mij - belangrijke levenszaken kenbaar te maken en over te brengen naar anderen. Een leraar die wat te melden heeft en die dat wil uitwisselen met anderen. Daarom mijn aanvan-kelijke loopbaan als onderwijzer. Of het op latere leeftijd ontwikkelen en onderhouden van deze website. Of het genoegen dat ik beleef aan het discussiëren  met mijn (klein-)kinderen over levenszaken.

- Een derde punt betreft volgens Broad ontmoetingen die als voorbestemd voelen.

Je ontmoet iemand en weet diep van binnen dat je die persoon niet voor niets tegen komt.  Een soort van een innerlijk weten dat je een dergelijke ontmoeting moet koesteren, ook al is de reden voor de ontmoeting nog niet duidelijk. Ik heb dat niet zo, maar ik snap wel dat dit kan voorkomen.

- Als vierde noemt Broad de heftige uitdagingen die je op je levenspad kan tegen komen.

Je wordt dan geconfronteerd met ernstige uitdagingen of verliezen in je leven en ondanks het leed dat hierdoor wordt of werd veroorzaakt heb je toch het gevoel dat er iets in positieve zin is veranderd. Omdat je je bewust bent van de enorme innerlijke groei en kracht die dergelijke ervaringen opleveren of hebben opgeleverd. Je weet dat je hierdoor een beter mens bent (geworden).

 

En zo noemt Broad nog een paar gevallen die zich kunnen voordoen als herkenbaar en belangrijk om jouw zielsmissie (weer) te ontdekken. Zo kun je je bijvoorbeeld, terugkijkend op je leven, ineens realiseren dat alles perfect op zijn plaats valt voor je. Of je krijgt plots een ingeving waardoor jouw levensdoel helder wordt.


  • Herman