Mijmeringen 41-50

Mijmeringen 41 t/m 50

Als onverbeterlijke mopperaars vinden we dat het allemaal niet deugt in ons landje. Geheel onterecht! 41 #

- Positivist die de werkelijkheid ontkent 42

- Verdriet en faalangst 43


- Zijn millennials gewoon 'watjes? 44 


- Regie voeren over je eigen situatie in barre tijden 45


- Ledigheid is des duivels oorkussen 46


- Wat ga je doen vandaag! 47


- Verbinden, toen en nu 48


- Hoe herstel ik het verminderde contact met 'mijn-zijn'? 49


- Ziekte confronteert ons met de grenzen van ons bestaan 50



"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn" (Gerwin van der Werf).


Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com


Als onverbeterlijke mopperaars vinden we dat het allemaal niet deugt in ons landje. Geheel onterecht! 41


Als je het vele gemopper op social media

moet geloven, dan ga je bijna vinden  dat

wij in een slecht land wonen. Wij Nederlan-

ders lijden aan een ongeremd negatief ge-

voel.  

Wij wonen echterwereldwijd in één van de

beste landen! Er is slechts één EU-land

waar de kwaliteit van leven nog hoger is: 

Zweden.

Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal

Bureau voor de Statistiek. Jaarlijks bren-

gen zij de Monitor Brede Welvaart uit. In

dit rapport wordt gekeken naar de kwali-

teit van leven in brede zin. Binnen het onderzoek zijn negen verschillende thema’s onder de loep genomen, zoals gezondheid, arbeid, vrije tijd, materiële welvaart, milieu en veiligheid. Maar er wordt vaak ook gebruik gemaakt van de cijfers van Numbeo, een wereldwijde database van onder andere consumentenprijzen, misdaadcijfers en gezondheidszorgstatistieken. Het bedrijf stelt zijn gebruikers in staat om gegevens te delen over de levenskwaliteit van de landen en steden waar ze wonen. Om de levenskwaliteit van landen te bepalen, kijkt Numbeo onder andere naar: de volgende statistieken: Levenskosten en koopkracht, betaal-baarheid van huisvesting, vervuiling van water en lucht, misdaadcijfers, kwaliteit van de zorg en verkeer.


Over het geheel genomen staat Nederland op de tweede plaats van de Europese ranglijst. Ook blijkt dat er geen plek op onze planeet bestaat waar de levenskwaliteit hoger is dan in Nederland. Alleen als we kijken naar de woonquote, dan scoort Nederland slecht. En we besteden een relatief groot deel van ons inkomen aan woonlasten: ruim 22 procent van het besteedbaar inkomen.


Maar….

  • Nederland scoort op de thema’s vrije tijd en arbeid beter dan alle andere landen binnen de Europese Unie. En de langdurige werkloosheid in Nederland is laag: slechts 0,7 procent. De arbeidsparticipatie in Nederland is dus hoog.
  • Wel is Nederland in Europa van de troon gestoten als we kijken naar beste landen om te leven. Daar staat Nederland sinds kort namelijk niet meer bovenaan de lijst, maar heeft Luxemburg ons ingehaald.
  • Als we wereldwijd kijken naar de duurste landen om te wonen en te leven dan staat Nederland nog buiten de top twintig. Toch is de levenskwaliteit momenteel nergens hoger dan in Nederland, zo blijkt uit cijfers van dataverzamelaar Numbeo.
  • Nederland gooit hoge ogen op de lijst van beste steden ter wereld om te leven. Geen enkel ander land scoort zo hoog op deze lijst op basis van levenskwaliteit. Vier Nederlandse steden vinden namelijk hun plaats in de top 10. Trouwens, we zitten in Europa so wie so goed, want in de gehele top 10 is geen buiten-Europese stad te bekennen. Er is rekening gehouden met verschillende factoren, waaronder: koopkracht, levenskosten, betaalbare huisvesting, klimaatkwaliteit, criminaliteitscijfers en veiligheid. In de top 10 van beste steden om te leven op basis van levenskwaliteit staat Den Haag op nummer één. Daarna volgt de lichtstad Eindhoven en op drie volgt Luxemburg. Ook Rotterdam en Amsterdam staan op de lijst.
  • Ook als we kijken naar het thema ‘samenleving’ scoort Nederland hoog. Er wordt daarbij gekeken naar de mate van inspraak, vertrouwen in instituties en verantwoordingsplicht. Op al deze punten scoort Nederland hoog.
  • Daarnaast hebben we in Nederland relatief gezien veel vertrouwen in andere mensen. Ook hebben we in Nederland relatief veel contact met familie, vrienden en buren. Ruim 74 procent van de Neder-landers van 15 jaar en ouders heeft minimaal één keer per week contact met mensen uit de omge-ving. Ter vergelijking: in Hongarije is dat minder dan 20 procent.
  • Mondiaal is de levenskwaliteit in het Westen veruit het hoogst. En ook hier staat Nederland op plaats 1. Dus we moeten in Nederland niet klagen. Zeker niet in vergelijking met de rest van de planeet.
  • En tenslotte, ons pensioenstelsel. Nederland is dit jaar weer opnieuw de beste van de wereld, wat betreft het pensioensysteem. Dat blijkt uit de nieuwe editie van de pensioenranglijst van het Ameri-kaanse adviesbureau Mercer en beleggersorganisatie CFA Institute, die 48 stelsels met elkaar heb-ben vergeleken. De nummers twee en drie zijn respectievelijk IJsland en Denemarken. (zie verder: Ouder worden/Opmerkelijk - artikel nr.10).


Dus ga als Nederlander bijvoorbeeld maar niet naar België verhuizen. Bij het oversteken van de grens zak je zo maar eventjes 26 plaatsen op de wereldranking wat levenskwaliteit betreft. En dan heb ik het nog niet eens over de onderhoudskwaliteit van de Belgische wegen gehad…..


  • Herman

Positivist die de werkelijkheid ontkent  42

Ik noem mijzelf een optimist. Hierbij passende eigenschap-                                                                            pen zijn: kunnen relativeren, ergens voor willen gaan, al-                                                                              tijd wel oplossingen of alternatieven zien. Een optimist is                                                                        positief ingesteld en heeft oog voor de zonnige kant van                                                                              het leven. Soms ook wat argeloos. Hij ziet vaak kansen                                                                                liggen en vertrouwt doorgaans op een goede afloop.                                                                                  Maar hij vindt en weet tegelijkertijd dat niet alles in het                                                                              leven zonnig is. De werkelijkheid is ook kwetsbaar. En on-                                                                  gewenste, nare emoties maken ook onderdeel uit van het                                                                              leven. Dus ja, ik ben een optimist. Maar geen doorgeslagen                                                                positivist. Ik doe niet blij als ik een slechte dag heb.                                                                                        En ik weet ook dat je niet ver komt met alleen maar hopen                                                                              op het beste of uitgaan van het goede der dingen.

Ik heb geen hekel aan sociale media, maar ik ben wel tegen websites die zich met een dergelijke toxic-benadering bemoeien met mijn mentale gezondheid en mij voorhouden dat ik er beter aan doe maar te stoppen met dat negatieve denken. Dergelijke accounts vegen welzijn en mentale gezondheid op dezelfde onzinnige hoop. En met woorden als ‘proces’, ‘helen’ en ‘geloven’ moeten we met een positief instelling er aan werken net zo gelukkig te worden als al die andere positieve wegkijkers. Als we maar de juiste stappen zetten, komt alles goed. Boeken, congressen, coaches, therapeuten en zelfhulpgoeroes promoten dat dit soort positiviteit dé sleutel is tot geluk, gezondheid en een lang en mooi leven. Ze zeggen me dat je In alles een voordeel kunt vinden en er rust eigenlijk een verbod op het toelaten van zogenaamde negatieve emo-ties zoals woede, verdriet, angst.

Er is niets mis met positiviteit, maar dat moeten we niet op een eenzijdige manier overdrijven. Want dat doet meer kwaad dan goed. Giftige positiviteit is geforceerde hallelujah die ons geen steek verder helpt. Het maakt misbruik van onze angst om met negativiteit te moeten omgaan. Terwijl juist het kunnen en willen zien van zowel het goede als van het slechte positief is. Het is een teken van balans. De idee dat een positieve mindset de oplossing is voor al je problemen en dat negatieve emoties slecht, zwak en ongewenst zijn, is beangstigend en zelfs gevaarlijk. Het is niet waar dat mensen die positief denken ook altijd positieve resultaten bereiken en een betere gezondheid hebben.

Ik moet zélf handelen en eigen keuzes maken. En ik dien aandacht te hebben voor de keerzijde; het slechte, dat op de loer kan liggen. Dus ik ben wel een optimist, maar geen ‘toxic positivo’. Een term die psychologen gebruiken voor mensen die een blind geloof hebben in het goede zonder dat ze daar een objectieve reden voor hebben. Voor overdreven positivisten zijn moeilijkheden kansen, zwaktes uitdagingen en werkloosheid iets ‘tussen twee banen in’. Mensen met zo’n instelling laten zich makkelijk meeslepen door esoterische boeken met als hoofdgedachte: ‘wat je uitstraalt is wat je krijgt’, of ‘ook in duidelijk negatieve situaties vind je altijd wel iets positiefs’. Omdat toxic-positivo’s alleen het positieve willen zien, geloven zij vooral in illusies.

In plaats van vooral te willen streven naar positieve ervaringen met geluk als de ultieme beloning, is het beter om prioriteiten te stellen die belangrijk voor jou zijn.  En ga vervolgens een manier vinden om daarbij uit te komen. Dus handelen volgens jouw eigen waarden en mogelijkheden. Dat alles betekent dus niet dat je je altijd goed, positief en gellukkig hoeft te voelen, maar het sluit wel aan bij wie jij bent en wil zijn.

De doorgeslagen positivist ziet in de regel de werkelijkheid niet zoals die is. Terwijl gezond optimisme is gebaseerd op een zo objectief mogelijk beeld van de werkelijkheid en op psychologische en emotionele volwassenheid. Een optimist probeert met een positieve instelling situaties en problemen vanuit verschil-lende invalshoeken te beoordelen en alle voor- en nadelen te overzien. En op grond daarvan neemt hij vervolgens een weloverwogen beslissing.

  • Herman

Verdriet en faalangst 43

Waarom zijn mensen eigenlijk zo bang voor verdriet? Voor                                                                            dat van zichzelf en van anderen? Hoe komt het toch dat als                                                               er iemand doodgaat, de mensen die op bezoek komen de                                                                            naam van de gestorvene liever niet noemen? Waarom vra-                                                                          gen we niet aan elkaar: ‘hoe is het nou echt met je?’of ‘denk                                                                          je nog veel aan hem of haar?’of ‘begint de pijn te dalen?’

Verdriet heb je om iets dat er niet meer is maar wel betekenis voor je had. En het kan diep in je zitten omdat het zo wezenlijk voor je is. Dus, duw het niet weg, maar sta erbij stil. Door de huidige overtrokken maak-baarheidsgedachte - alles moet kunnen gaan zoals wij willen - vinden we het omgaan met verdriet moeilijk. Maar het leven is niet alleen maar leuk en het is minder maakbaar dan we denken. Dus houd niet vast aan dergelijke ons aangeprate ideeën en laat aan jezelf en anderen zien dat je verdrietig bent. Want verdriet wordt een blok beton als je het te lang achter slot en grendel houdt. Je zit dan als ongelukkige opgesloten in jouw ikkige bunker. Verdriet is geen ziekte, maar volstrekt normaal. Er niet met elkaar over durven of kunnen praten, dát maakt pas ziek. Dan gaat de wond etteren. Door afzondering en door ons te begraven in onszelf.

Beter is het om verdriet juist vast te pakken en te durven voelen. Want dan kan het stromen en zachter worden. Verdriet, het maakt je minder oppervlakkig en het laat je beseffen wie en wat je echt belangrijk vindt. En juist in het verdriet zit de verbinding met anderen. Jouw verdriet laten zien, mobiliseert anderen.

Falen. Ook zo’n heftige ervaring. De falende, kwetsbare en verlangende mens die eeuwig tekortschiet. Falen kan, net als verdriet, veel pijn doen.  En dat stoppen we – net zoals bij verdriet – het liefste ver weg. Dat is jammer. Want falen doet wel pijn, maar je valt er niet mee samen. Jij bent niet jouw falen. Ook niet in de huidige samenleving die draait om uiterlijk en perfectie. Dat maakt het echter wel extra lastig, omdat falen altijd een publiek vergt. Eigenlijk kijk je als je faalt naar jezelf door de ogen van de ander. Daarnaast faal je altijd ten opzichte van iets of iemand. Falen is niet-beantwoorden aan een maatschappelijke norm of een persoonlijk doel. Je wilde iets zijn of iets bereiken en dat is je niet gelukt. En dat slaat vervolgens een deuk in je zelfbeeld. Bij falen hoort ook altijd de veronderstelling dat het - ten minste deels - je eigen schuld is, terwijl dat vaak niet zo is.

In dit verband even drie termen: faalmoed, faalangst en faalovermoed. Faalmoed staat tussen faalangst en faalovermoed. Als je faalangstig bent, kun je zo bang zijn dat je helemaal verlamd raakt.  Hier tegenover staat dat je faalovermoedig kunt zijn. Dan denkt je dat je alles zomaar kunt en verdwijnt eigenlijk alle reflectie. Bij faalmoed (dus tussen faalangst en faalovermoed) is er ruimte voor aarzeling en angst. De Deense filosoof/theoloog Kierkegaard zegt hierover: “Durven is even je evenwicht verliezen. Niet-durven is jezelf verliezen.” Anders gezegd: Iets nieuws beginnen betekent altijd dat je even wankelt, maar daar moet je je niet door laten afschrikken.

Kwetsbaarheid en falen; die gevoelens hebben veel met elkaar te maken. Bij falen lijkt het alsof we gewoon niet weten hoe we om moeten gaan met de pijn die bij onze menselijke kwetsbaarheid komt kijken. Hoewel het bij beiden vaak gaat over domme pech ervaren we onze kwetsbaarheid vaak als een persoonlijk falen. En dat geldt zeker in onze huidige maakbare samenleving. We meten immers alles: onze likes op Facebook, het aantal stappen dat we per dag zetten, of we een geslaagd of gefaald slaapritme hebben. Het is een soort faalterreur, terwijl we in feite maar heel weinig zelf in de hand hebben. Er is sprake van een gekke discrepantie in onze maatschappij: er wordt ons steeds verteld dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen, maar tegelijkertijd hebben we daarover heel weinig controle. En dat zorgt voor veel frustratie en wantrouwen. Totale maakbaarheid in ons leven is een illusie, zo heb ik al vaker geschreven. Die illusie voedt onterecht een verlammende blik op de veronderstelling dat we alles in onze macht hebben.

Maar er zit ruimte tussen jou en de rol die je speelt in jouw omgeving. Namelijk dat je enerzijds kunt accepteren dat falen iets pijnlijks over jezelf kan zeggen en anderzijds weten dat je niet geheel met dat falen samenvalt.

Laten we beseffen dat wij mensen niet alles in de hand hebben, terwijl we tegeljkertijd toch onze verant-woordelijkheid nemen. Met die dubbelheid om durven gaan, dát vraagt moed.

  • Herman

Maar zij lossen met dit alles geen problemen op. En ze helpen de ander (en zichzelf) niet met een derge-lijke instelling. ‘Hou gewoon op met boos worden, je moet positief denken’. Of, ‘niet alles is zo erg’, of ‘jouw problemen zijn niets vergeleken met ...’, of ‘denk aan het goede’ . Allemaal goedbedoelde raadgevingen. Maar goedbedoeld is nog niet altijd goed. Integendeel, zo’n doorgeslagen positieve instelling laat weinig ruimte voor mededogen, ofwel voor het serieus nemen van mijn moeilijke, nare gevoelens. Een toxic-positivist gaat er immers van uit dat ik die angst en dat verdriet mijzelf aandoe, omdat ik er niet hard genoeg aan werkt om me níét zo te voelen. Maar het resultaat van een dergelijke zogenaamd helpende houding is dat ik me niet begrepen voel. Mijn problemen worden alleen maar gebagatelliseerd, zo vind ik. En ik blijf achter met een teleurgesteld en verdrietig gevoel. Een betere reactie is bijvoorbeeld: ‘Wat naar voor je dat je je zo voelt.’ Of ‘Hoe kan ik je helpen?’ Wees nieuwsgierig, begripvol en stel vragen. Probeer te begrijpen waar diegene doorheen gaat, zodat je het grotere plaatje kunt laten zien en probeer bij dit alles empathie en compassie te tonen.


Zijn millennials gewoon ‘watjes’? 44


Het aantal burn-outs en mensen met psychische problemen lijkt te stijgen, vooral onder de jongere genera-ties. Zijn millennials gewoon ‘watjes’ of komt dit allemaal omdat onze maatschappij steeds hogere eisen stelt. Op zich is dit fenomeen in de loop van de geschiedenis al veel vaker beschreven. En het kreeg de afgelopen eeuwen verschillende namen: neurasthenie, brain fog, malady of americanitis. En het kwam in alle lagen van de samenleving voor. En het klopt dat de laatste jaren erg veel mensen met burnoutsymptomen kampen.














Daar zijn verschillende verklaringen voor. Zo is er de technologie, waardoor we voortdurend ‘aanstaan’. Verder is er meer concurrentie door de globalisering. En er wordt meer naar uiterlijk gekeken dan naar innerlijke van de mens. Het gaat om snelheid in plaats van bedachtzaamheid of nuance. En status lijkt soms belangrijker dan gezondheid, of verbinding met een ander.  Het leven zoals we het denken te moeten leiden is veeleisend. Zo erg dat we aan onszelf voorbijgaan.


Daarnaast zijn we minder afgestemd op onze lichamelijke signalen, die aangeven welke behoeftes je hebt en waar je grenzen liggen. Op zich is iedereen zelf verantwoordelijk voor zijn eigen gezondheid, maar de maatschappij en de bijbehorende waarden spelen hier een belangrijke rol in. Met name jongeren ervaren erg veel prestatie-druk. Rond de twintig procent gaat eronder gebukt. En bijna de helft van alle studenten had in het afgelopen jaar een psychische kwetsbaarheid, zo becijferde het Trimbos-instituut.


Er wordt gesteld dat burn-outs meer dan gemiddeld voor komen bij millennials, omdat die zijn opgegroeid met het idee dat alles maakbaar is. Maar die gedachte is onjuist. Er moet meer gedacht worden aan het gegeven dat je voor een groot deel gedetermineerd bent geboren: je bent in een bepaald gezin opgegroeid, met bepaalde genen, met financiële mogelijkheden en in een sociale klasse. En je hebt een bepaalde hoeveelheid pech in je leven. Natuurlijk zijn er mensen die zich daar doorheen boksen. Maar wie dat niet lukt, kun je daar niet verantwoordelijk voor houden.


Bij de generaties na de millennials lijkt het gelukkig minder een taboe om open te zijn over psychische problemen en je kwetsbaar op te stellen. Generatie Z geeft bijvoorbeeld aan niet alleen maar keihard te willen werken. Oudere generaties bestempelen een dergelijke houding als lui, terwijl je ook kunt zeggen dat deze jongeren beter zijn in prioriteiten stellen.


Hoewel iedereen dus zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen mentale gezondheid, kan het idee van een maakbare wereld wel extra invloed hebben op de mens en dus ook op millenials. Maar om ze als ‘watjes’te te bestempelen, is onjuist.


  • Herman




Regie voeren over je eigen situatie in barre tijde45

 

De wereld is een wonderlijke plek, en we willen genieten van al die wonderbaarlijke dingen. We willen ook goed omgaan met anderen, met de maatschappij en de politiek en met de plek waar we wonen. Maar dat lukt ons nogal ‘s niet. We lijken dan te worden meegezogen in een verscheurde wereld van oorlogen, hon-gersnood, natuurrampen en onderlinge onverdraagzaamheid.

Maar “mensen zijn veel weerbaarder dan ze zelf denken”, zegt Emma Pleeging, onderzoeker (Erasmus Universiteit) naar hoop in een gebroken wereld. “We zijn bijvoorbeeld bang om een ongeluk of ziekte te krijgen. Maar als dat dan écht gebeurt, blijkt dat we toch manieren vinden om ermee om te gaan. Dat is hoopvol.” Hoop, het blijkt een belangrijk ingrediënt te zijn om door te kunnen tijdens en na tegenslag. Hoop is niet hetzelfde als optimisme, legt Pleeging uit: “Optimisme is het vertrouwen dat alles vanzelf goed zal komen. Bij hoop weet je dat de toekomst onzeker is, maar óók dat er mogelijkheden zijn ten goede". Hoop is een proces. Er kunnen twee dingen tegelijk waar zijn: de situatie is niet goed, maar toch mag je vertrouwen houden dat het enigszins goed afloopt. Dat helpt ook om je aan te passen aan jouw enerverende werkelijkheid.

 

Dat lijkt in tegenspraak met de stoïcijnse gedachte om

geen energie te steken in datgene waar je geen

invloed op hebt. Maar los van het wel of niet kunnen

beïnvloeden van bijvoorbeeld een ongeneeslijke

lichamelijke aandoening, kun je wel onderzoeken hoe je

de controle kan terugpakken over wat voor jou nog wel of

niet zinvol is aan behandelingen. Of je (her-)neemt de

regie over jouw leefsituatie met die aandoening door na

te gaan hoe je daar zo hebbelijk mogelijk mee om kan

gaan. Of je gaat bedenken hoe je met een lichtere blik

kan dealen met zoiets. Allemaal met het doel om de

op-zich niet op te lossen situatie voor jouzelf toch zo

dragelijk en behapbaar mogelijk te maken. Dus meer

vanuit jezelf bekijken hoe je je anders kan verhouden tot een dergelijke ongeneeslijke aandoening. Dat is óók hoopvol. Hoopvol in de zin van de wil om vanuit jezelf op een zo goed mogelijke manier om te gaan met een verder niet meer te beïnvloeden aandoening.  Niet oplossen, maar wel draaglijk en leefbaar maken voor jouzelf. Niet zozeer controle willen hebben over je ziekte, maar wel op jouw situatie van ziekzijn.

 

Meer algemener kun je – zo kijkend – ook met tegenvallers dealen. Niet dat je invloed hebt op die tegen-vallers, maar wel in hoeverre je daarin blijft hangen of niet. Gun jezelf een nieuw begin na een nederlaag en laat die niet jouw verdere leven vergallen. Focus niet op je rol als slachtoffer maar richt je op de mogelijk-heid van regisseur over jouw eigen leven.

Daarenboven, soms denk je te snel dat iets fout kan gaan, terwijl het misschien ook goed zou kunnen af-lopen! We maken ons met andere woorden nogal ‘s druk over dingen die helemaal niet gaan gebeuren. De boodschap is dan om wat meer in het hier en nu te kijken in plaats van te bedenken wat er allemaal nog moet of mis kan gaan.

 

Er zijn echter ook nare gebeurtenissen waarvan niet is te verwachten dat ze nog goedkomen. En dat alles ook nog 's in een situatie waar je geen vat op hebt. Waar haal je dan de moed vandaan om toch een manier te vinden daarmee te leven? Ofwel, als een leven helemaal geen feest (meer) is, hoe hang je dan nog slingers op? Is er dan nog zoiets als de kunst om toch tevreden te zijn? ‘Tevreden’, niet als een bah-woord dat naar spruitjes ruikt en synoniem is aan saai. Maar een ‘realistische’ tevredenheid’ in een leven dat niet te manipuleren valt en er niet altijd uitziet als een stijgende lijn van A naar Beter. Een leven waarin weken, soms maanden, voorbij gaan zonder een hoogte- of dieptepunt? Dat het bijna lente is en dat je denkt: verrek, was het gisteren niet nog kerst? Zoiets. Dan toch proberen stil te staan en de tijd te nemen om echt te kijken. Naar wie en wat jij van binnen bent in jouw leven en de wereld om jou heen. En dat je dan tegen jezelf kunt zeggen dat je ondanks alles om je heen tevreden bent met wie je bent! Echte tevredenheid is accepteren: Jezelf én jouw leven.


  • Herman




Ledigheid is des duivels oorkussen 46


Als kind dacht ik dat je door luiheid de duivel als straf op zijn oor moest kussen. Maar het gaat om een ‘oorkussen’, aan elkaar geschreven. Dat is een oud woord voor hoofdkussen. Jaren later, en dus geen kind meer, ben ik dat gaan bergijpen en weet ik nu dus beter. Ik moest aan dit oude gezegde terugdenken in ver-band met een te schrijven Mijmering over zalig nietsdoen. Door velen opgevat als luiheid. Zedemeesters van weleer wilden met dit gezegde vermanend aangeven dat het met luie mensen niet goed afloopt. Overigens luidde deze uitdrukking oorspronkelijk anders: ‘een ledig mens is een duivels oorkussen’. Kijk, als we die formulering zo gelaten hadden, had ik dat als kind beter gesnapt. Maar goed, dus wie lui is, wordt door de duivel als kussen gebruikt. Zo is dat!


Met deze uitleg wil ik eigenlijk aangegeven dat er naast angst voor nietsdoen (confrontatie met leegte) dus ook sprake was van een moralistisch randje. Want nietsdoen geldt als een van de grote zonden. Niet alleen nu, maar altijd al. Dus als je als gepensioneerde hieraan toegeeft dan komt schuldgevoel al heel snel om de hoek kijken. Erfenis van mijn kerkelijke geloof van weleer. En doorgegeven naar onze kapitalistische samen-leving waar nietsdoen ook als een doodzonde in ons staat gebrandmerkt.

Dit schuldgevoel, in combinatie met angst voor leegte, leidt zelfs

tot het bekende - maar rare - ‘moderne’ gedrag dat we na enkele

seconden van nietsdoen naar onze smartphones grijpen om even

de tijdlijnen van onze socialmedia te checken. En zo zijn er anno

nu honderdduizendandere mogelijkheden om onze gedachten van

nietsdoen weg te houden.

Tegelijkertijd is er in deze ingewikkelde tijd ook een 'industrie van

de vertraging' aan de gang. Die heeft een verdienmodel ontdekt

dat juist een verlangen naar niets kapitaliseert. Van mindfulness via

yoga retraites en slowfood tot goeroes die sabbaticals promoten.

Een verlangen doelloos te zijn, dobberend op een oneindige

oceaan, volstrekt gelukkig met nietsdoen en zonder overdreven

materiële wensen. En toch, ondanks dit ons opgelegde verlangen

naar vertraging, drukt nietsdoen nog steeds als een taaie zonde

op ons.


Hoe kan en komt dat? Eerlijk gezegd weet ik dat niet. Misschien heeft het te maken met een bepaalde hou-ding, die in plaats van schuld juist onschuld veronderstelt. Op de kweekschool lazen we de (vertaalde) Divina Commedia van Dante. Daarin spelen de door de katholieke kerk vastgestelde zeven hoofdzonden een belangrijke rol. Eén van die hoofdzonden betreft acedia, de Latijnse benaming voor gemakzucht, traagheid, luiheid of vadsigheid. De kerk beschouwde die gedragingen als een groot gevaar. Vandaar in één adem: Ora (bidden) én Labora (werken). Nietzsche heeft het in dit verband over de ‘Grote Middag’. Hij doelt dan op de kluizenaars in de woestijn die de middag ervaren als het moment van ‘verlaten hitte’ zonder schaduw. Een gevoel van niets dat moet leiden tot bevrijding van twee dingen.

- Bevrijding van de noodzaak een zinvol bestaan te leiden in dienst van een hoger doel; je mag je eigen leven vormgeven.

- En de tweede bevrijding, de manier waarop tijd wordt gebruikt om mensen te disciplineren. In de zin van: je tijd nuttig en zinvol gebruiken.

Maar ook in onze huidige seculiere samenleving is de tirannie van tijd nog altijd aanwezig. Misschien zelfs nog wel dwingender dan toen! In het klein: de noodzaak van een evenwichtige carrière, een life plan zonder al te rare verstoringen. En in het groot: de noodzaak van een voortdurende economische groei (die de wereld uiteindelijk zal uitputten).


Terug naar de normatieve invalshoek. Degene die niet noodzakelijkerwijs iets hoeft te doen en daar gevolg aan geeft, stelt zich buiten de orde. Want hij staat buiten betekenis en tijd en doet eenvoudigweg niet mee. Te lui. Hij is gek of een niksnut. Of, zoals Dante zegt: ‘de wereld bewaart aan hem geen enkele herinnering’. Zijn bestaan was volmaakt zinloos.


Tenslotte, het gaat vooral om een houding. Om daadwerkelijk niets te kunnen doen, moet je leren hoe schuldloos dat eigenlijk is. En het is een voortdurende oefening in loslaten.

De pressiemiddelen van deze tijd leggen wij onszelf op. Zoals daar zijn: alles moeten meemaken, mooie spulletjes willen hebben, een opgaande carrière najagen, iets willen betekenen en iemand willen zijn.

Het opmerken em bevragen van dit soort van moderne strevingen is al een daad tegen het commerciële geweld dat we dagelijks over ons heen krijgen gedenderd. En velen onder ons zijn hedendaagse kluizenaars in een kapitalistische en neoliberalistische woestijn die ons voorschrijft productief en authentiek te zijn. Zo bezien moet volgens mij de ‘Grote Middag’ nog komen…


  • Herman




Wat ga je doen vandaag? 47

 

Die vraag krijg ik nogal eens. Goed bedoeld. En vaak ook een teken van betrokkenheid en belangstelling. Toch bespeur ik bij mijzelf ongemak als ik zo’n vraag probeer te beantwoorden. Sterker nog, eigenlijk wil ik daar helemaal geen antwoord op geven. Want wat is daar nou interessant aan? Vaak heb ik trouwens nog helemaal niet nagedacht over wat ik vandaag zal gaan doen. Maar als je helemaal nog geen plan hebt, of - nog erger - als je zegt van plan te zijn helemaal niks te gaan doen, dan is er iets met je aan de hand. En als ik – zonder dat daarvoor een directe aanleiding bestaat - een poging doe om uit te leggen dat ik het af en toe fijn vind om aan mijzelf toe te laten niets te hoeven doen, dan ontmoet ik vooral onbegrip. Of ik zie ze denken: ‘die begint nu toch wel oud te worden’.


Maar voor zover ik mij kan herinneren heb ik er altijd al naar verlangd om niet steeds wat te moeten. Vóór de afsluiting van mijn werkzame leven moest er elke dag te veel. Mijn to-do-lijstjes werden na een dag vaker langer dan korter. En ik dacht dan: ik zal de tijd prijzen dat die rottige lijstjes niet meer nodig zijn. Of mis-schien nog wel, maar dan vooral om geen dingen te vergeten.


Wat is dat eigenlijk voor malligheid?!  Denken dat geen-plan-hebben riekt naar verveling. Mensen geven zichzelf liever nog een stroomstoot dan te melden dat ze zich vervelen. We horen het immers allemaal druk te hebben. Het leven moet hectisch zijn. Dus geven we massaal daar aan toe! En bijgevolg klaagt zeker het werkende deel van de mensheid over een te  jachtig leven en holt iedereen dapper voort. En de burn-outs liggen constant op de loer.


Een 'dolce far niente' is eigenlijk afkeurenswaardig.

Daarmee doel ik nog niet eens op een soort van ‘georga-

niseerde verveling’, afkomstig van onze vrijetijdsindus-

trie. Nee, het gaat mij dan om existentiële nikserigheid.

Ofwel af en toe even weg van het verlangen naar prik-

kels en niks sociale contacten.

Onszelf niet wijsmaken dat die nodig zouden zijn om ons

leven zin en perspectief te geven. Foetsie met dat taboe

om te vinden dat je af en toe verlangt naar nietsdoen.


Blaise Pascal heeft zich ook ooit uitgelaten over verve-

ling en verstrooiing. Hij achtte de mens überhaupt niet

in staat om rustig in een lege kamer te zitten. Er zit in

ons wezen iets wat ons tot activiteit dwingt. Volgens

Pascal een gevolg van angst voor onthechting.

De mens zal daardoor altijd blijven streven en verlangen.  En dat leidt dus tot drukte en tijdsgebrek.


Niks nieuws overigens. Vanaf de vroege moderniteit, zeg maar de overgang van de middeleeuwen naar de renaissance, krijgen meer en meer mensen ermee te maken. Ook ingegeven vanuit een toenemend gebrek aan geloof. Zo heeft het niet meer geloven in het hiernamaals ons tijdsbesef fundamenteel verandert. Er valt geen tijd te verliezen want er komt geen tweede kans na 'hierna'. Het moet nú gebeuren. Een gemaximali-seerd leven; het onderste uit de levenskan. Maar als je – zoals ik – gelooft in reïncarnatie, dan is die drang veel minder aanwezig. Ik zeg wel eens gekscherend: Het hoeft niet allemaal in dit leven, een volgend biedt weer nieuwe kansen! En – nog simpeler – de generatie van mijn grootouders kende geen hobby’s. Ze voelde na hun werk geen behoefte om te sporten, dansles te volgen of allerlei vormingscursussen bij te wonen. Een enorm contrast met de huidige generatie die constant werkt aan zijn persoonlijkheid. Werk, relatie, kinderen, hobby’s, vriendenkring, alle aspecten van het leven staan in het teken van de zelfontplooiing.


En het grootste probleem is nog dat onze vrijetijdsbeleving aan dezelfde logica onderhevig is als ons profes-sionele leven. Ook buiten de arbeidsuren moet het allemaal meer en beter zijn. Niet één keer maar drie keer per jaar met vakantie. Nodigen we vrienden uit, dan nemen we geen genoegen meer met een simpele maaltijd. Nee, er moet culinair fors worden uitgepakt. Met dank aan alle kook- en bak-programma’s waarop de t.v. ons elke dag weet te ‘verrassen’.


  • Herman




Verbinden, toen en nu 48

 

‘Met mij is het goed, maar met Nederland gaat het slecht’. Een bekende formulering als uitslag van een meningenonderzoek. Los van de tegenstelling in zo’n bewering wordt de tweede helft van die uitspraak vooral ingegeven vanuit onzekerheid. De toekomst is immers fundamenteel ongewis. We moeten het steeds meer zelf uitzoeken. Terug kunnen vallen op voorzieningen als dat nodig is, wordt steeds ingewikkelder. Als dat al mogelijk is, worden hulpaanvragen met veel argwaan en achterdocht behandeld door instanties die belast zijn met de goedkeuring en uitvoering. En – zo weten wij inmiddels - niet zelden wordt daarbij gebruik gemaakt van vooroordelende naar discriminatie neigende algoritmes.












 





Een van de oorzaken van dit alles is gelegen in de toenemende afwezigheid van verbinding tussen de ver-schillende groepen in onze samenleving. Al sinds de jaren ’90 van de vorige eeuw zien beleidsmakers dit probleem als iets dat concrete aandacht behoeft om te voorkomen dat de samenleving als een kruimelkoek verder uiteen valt. En een nieuwe beleidskreet was toen mode: ‘Sociale cohesie’!  Ik weet daarvan omdat ik toentertijd ambtelijk betrokken was bij het veiligstellen en versterken van sociale samenhang in probleem-wijken en nieuw in te richten Vinexwijken. Het betekende onder andere een betere afstemming van midde-len en beleidsmatige samenwerking tussen gemeentelijke diensten bij de (her)ontwikkeling van dergelijke stadswijken. Veel nieuwe wijkvoorzieningen kregen als functie om die sociale samenhang in stadsdelen te bevorderen en sociale uitsluiting van wijkbewoners tegen te gaan. Hoe kan iedereen erbij komen en mee doen in onze samenleving, zo luidde de opgave.

Ondertussen hebben we tegelijkertijd vanaf die zelfde jaren '90 de verzorgingsstaat, die ooit bedoeld was om juist meer te verbinden, om zeep geholpen. 'Te betuttelend', zo werd én wordt gevonden. En 'het staat het bevorderen van de zelfredzame burger in de weg'. Aldus vinden vooral de neo-liberalen onder ons. Zij heb-ben het - overigens met onze verkiezingstoestemming! - al ‘tig’ kabinetten voor het zeggen. En ze hebben weinig boodschap aan het probleem van grote groepen mensen waarvoor veel onzeker is geworden. Die niet kunnen terugvallen op zoiets als een verzorgingsstaat die echt houvast biedt en desnoods als vangnet dient. Toch één van de kenmerkende functies van een democratische rechtsstaat! Maar helaas, een derge-lijke verzorgingsstaat is er niet meer. En de Nederlander heeft ondertussen het gevoel dat er permanent aan zijn stoelpoten wordt gezaagd.


Dat er op-zich verschillende groepen zijn in onze samenleving leidt er nog niet automatisch toe dat de socia-le samenhang in onze samenleving wordt aangetast. Dat gaat pas gebeuren als die groepen te veel tegen-over elkaar komen te staan en te ver uit elkaar worden gedreven. Denk hierbij aan bijvoorbeeld grote ver-schillen tussen hoger en lager opgeleiden, tussen armen en rijken of tussen autochtonen en allochtonen. Een voorbeeld hiervan kwam recent als ‘nieuwsfeit’ langs. In ons land leeft meer dan 1 miljoen mensen anno 2023 onder de armoedegrens! Bijna 5 % van onze bevolking! Dat is schrijnend. In een van de rijkste landen ter wereld nota bene! En er is kennelijk een speciale adviesgroep voor nodig om ons en de regering daarover te rapporteren. Een wrang teken aan de wand. De kwalijke gevolgen die armoede van een derge-lijke omvang teweegbrengt zijn legio. Zo zal een hele jeugdgeneratie binnen deze ‘onder-de-armoede-grens-groep’ verloren gaan (en nog erger...). Daarenboven werkt een dergelijk toenemend verschil tussen arm en rijk ook nog ’s het onderlinge wantrouwen tussen bevolkingsgroepen in de hand. Dat is gevaarlijk. In een land als het onze - met een democratisch stelsel en een economie waarin we via samenwerking dingen proberen te verbeteren - is vertrouwen cruciaal.


De hier bedoelde verbinding tussen bevolkingsgroepen moet veel meer centraal komen te staan!  Het is een van de grondslagen van onze rechtsstaat. Verbindingen tussen de verschillende groepen en tussen deze en de overheid moeten veel meer aandacht krijgen en worden versterkt. En dan denk ik ook en vooral aan autochtonen en nieuwkomers, maar ook aan verbindingen tussen hoger- en lager opgeleiden, jong en oud, ziek en gezond.

Normen en waarden kun je niet afkondigen, laat staan afdwingen. Gedeelde normen ontstaan en worden doorgegeven waar mensen samenkomen. Zo moet je dus kijken. En dan niet alleen maar praten over nor-men en waarden, maar ook over materiële kwesties.

 

Over het uitblijven van antwoorden op de vraag hoe we mensen meer en beter met elkaar verbinden moeten we ons zorgen maken. De overheid dient hierbij haar regie-verantwoordelijkheid te nemen en een cruciale rol te spelen. En die rol moet ook anders worden ingevuld dan nu gebeurt. Want de overheid vraagt wel veel van burgers, maar ze moet ook zorgen dat die burgers het waar kunnen maken. En, zeer cruciaal, het gaat er niet alleen om dat de burger vertrouwen heeft in de overheid, maar dat dat geldt evengoed andersom! De overheid zou minder vanuit wantrouwen met de burgers moeten omgaan. De actuele beleidsschuivers in de toekenning en uitvoering van (sociale) uitkeringsregelingen zijn helaas wrange voorbeelden hoe het niet moet!


  • Herman




Hoe herstel ik het verminderde contact met 'mijn-zijn’? 49


Deze vraag heeft eigenlijk een link met waarover ik

het heb in mijn artikelenreeks Ouder-worden - 2 over

‘de onbegrepen achteruitgang bij ouderen' (zie de nrs.

5 en 6).

Maar hier, in deze Mijmering, heb ik het er in meer al-

gemene zin over: het hervinden van het contact met

jouw ziel. Maar, ‘ziel’ heeft een wat zweverige bijklank

Dus vervang ik dat hier maar in ‘mijn-zijn’. Dat klopt

niet echt en bekt ook niet lekker, maar geeft toch aan

wat ik bedoel, namelijk de kern van wie ik ten diepste

ben.

En wat ik - als oudere - dus heb ervaren is: als ik de

verbinding met ‘mijn-zijn’ kwijt ben, dan leidt zoiets

onder meer tot een depressief gevoel. Ik pleit er dan

ook voor dat ouderen dat op tijd in de gaten hebben, daar beter onderling en met hun omgeving over communiceren en handvatten aangereikt krijgen om die depressiviteit weer om te buigen naar ‘zin in het leven’.


Ben je constant moe en voel je je onrustig? Dan is dat een waarschuwing dat de verbinding met jouw-zijn te wensen overlaat. Bepaalde ervaringen en levensomstandigheden zorgen er dan voor dat je die verbinding niet meer bewust voelt of ervaart. En dat kan dan weer leiden tot gevoelens van onrust, angst en een gebrek aan richting.

Maar weet dan dat er altijd manieren zijn om die verbinding weer sterker te maken en daardoor opnieuw energie op te doen en een voor jou juiste richting te vinden. Want de hier bedoelde verbinding met jouw-zijn kan nooit volledig verbroken worden. Wat er wel kan gebeuren is dat bepaalde ervaringen en levens-omstandigheden ervoor zorgen dat je die verbinding niet meer bewust voelt of ervaart. En dat leidt dan tot stress of een depressief gevoel. Maar nogmaals, er zijn altijd manieren om die verbinding te herstellen, te versterken en opnieuw energie en richting te vinden. Dit weet ik zo stellig omdat ik er van uit ga – toch nog even – dat de verbinding met mijn ziel blijvend is en dus ook altijd weer geheeld en versterkt kan worden.

 

Voordat je actief aan de slag gaat met de verbinding met je zijn, is het belangrijk om te weten welke alarm-signalen er zijn om je te waarschuwen dat er iets mis is. Door deze signalen te herkennen, kun je beter stappen ondernemen om weer in balans te komen.

Kenmerken van een beschadigde verbinding met jouw-zijn:

  • Een sluimerend gevoel van angst en onrust:

Een dergelijk gevoel zonder duidelijke reden kan een teken zijn dat de afstemming met jouw-zijn schade heeft opgelopen door onderdrukte emoties en stress na onverwerkte ervaringen. Het is belangrijk om deze emoties te erkennen en op een open manier te onderzoeken. Neem de tijd daarvoor, zodat je alle signalen van je lichaam, geest en ziel goed kunt opvangen.

  • Een onbestemd gevoel:

Daarnaast kan er sprake zijn van een onbestemd gevoel. Meestal wijst dat op disbalans. Dit gevoel kan voortkomen uit situaties, contact met mensen of beslissingen die niet in lijn zijn met jouw ware zelf. Door de verbinding met jouw-zijn te helen en te versterken, kun je gemakkelijker keuzes maken die meer in lijn zijn met jouw ware zelf.

  • Constante vermoeidheid:

Dat kan een teken zijn van een disbalans tussen je geest, je lichaam en jouw zijn. Dit gebeurt vaak wanneer je veel energie steekt in zaken die je steeds verder afleiden van je ware pad. Rusten, reflecteren en je fysieke, mentale en emotionele batterij opladen is essentieel, maar op den duur onvoldoende als je niet de onderliggende oorzaken aanpakt.

  • Richtingloosheid:

Een ander signaal is het gevoel van richtingloosheid. Dit kan je ontmoedigen en ervoor zorgen dat elke activiteit je leegzuigt. Dat kan belastend voor jouw-zijn en verwijdert je van de weg die je moet gaan.

 

Het is belangrijk te beseffen dat de hier genoemde kenmerken en signalen soms heel subtiel kunnen zijn of pas langzaamaan zichtbaar worden. Hierdoor herkennen we niet altijd dat alarmsignalen worden uitgezon-den. Wees hier alert op. Door aandacht te besteden aan deze tekenen en actief te werken aan het je weer verbinden met jouw-zijn, kun je weer terugkeren naar innerlijke harmonie en een rustig gevoel. 


Manieren om je weer met jouw-zijn te verbinden.

  • Maak tijd voor zelfreflectie

De eerste stap naar het herstellen van de verbinding met jouw-zijn is zelfreflectie.

Neem dagelijks de tijd om stil te zitten en naar binnen te keren. Het doel is om je gedachten te observeren zonder oordeel en contact te maken met je innerlijke wereld. Vragen hierbij zijn: wat verlang ik diep van binnen?,  wat geeft mij werkelijk voldoening?, waarom wil ik weer verbinding met mijn-zijn ervaren?  Het zijn vragen die kunnen helpen om je ware verlangens (weer) te ontdekken. Dit biedt richting aan je zoektocht en helpt je om beslissingen te nemen die meer in lijn zijn met jouw-zijn.

Neem hiervoor de tijd en wil niet meteen een antwoord op je vragen. Geeft jezelf de tijd om dieper inzicht te krijgen en echt te luisteren naar de antwoorden die van binnenuit komen. Wees geduldig en vertrouw op het proces. De antwoorden zullen op het juiste moment vast wel komen.

  • Luister naar je intuïtie

Intuïtie, jouw innerlijke stem, wordt vaak overstemd door het

lawaai van het dagelijkse leven. Besteed daarom meer aan-

dacht aan je gevoelens en instincten. Vraag bij het nemen

van beslissingen jezelf af wat jouw intuïtie je probeert te ver-

tellen. Neem de tijd om naar het innerlijk antwoord te luiste-

ren en vertrouw op je intuïtieve wijsheid. Volg je eerste inge-

vingen bij alledaagse keuzes en laat je gedachten komen en

gaan zonder oordeel.

  • Beoefen dankbaarheid

Dankbaarheid is een krachtige manier de verbinding met

jouw-zijn te versterken. Neem elke dag de tijd om na te den-

ken over de dingen waarvoor je dankbaar bent. Dit kunnen

ook kleine dingen zijn. Dankbaarheid ervaren is moeilijk als

negatieve ervaringen overweldigend zijn. Begin dus  klein.

Bijvoorbeeld door dankbaar te zijn voor warmte van de zon

op je huid. En probeer je focus te verleggen van wat er mis

gaat naar wat er goed gaat in je leven. Na verloop van tijd

zul je merken dat je gemakkelijker dankbaarheid gaat voelen.

Door dankbaarheid te beoefenen, versterk je je verbinding met jouw-zijn en het helpt je om meer in het mo-ment te leven en de goedheid van het leven te waarderen, ongeacht de omstandigheden.

  • Wees geduldig met jezelf

Het herstellen van de verbinding met jouw is een proces dat tijd en geduld vereist. Wees goed en geduldig met jezelf terwijl je hiermee bezig gaat. Sta jezelf toe om dieper te luisteren, te voelen en te verbinden. Je zult meer innerlijke rust, helderheid en een diepere verbinding met je ware zelf ervaren.

 

Onthoud dat je altijd in staat bent om opnieuw af te stemmen op jouw zijn, ongeacht wat je tegenkomt in je leven. Vertrouw erop dat elke stap die je neemt je dichter brengt bij een diepere verbinding met jouw-zijn en een leven in harmonie.


  • Herman




Ziekte confronteert ons met de grenzen van ons bestaan 50


Vorig jaar kreeg ik in maart/april twee longpontstekingen

achter elkaar. En afgelopen mei een ontsteking aan de

bronchiën. Ik ben geen twintig meer, dus na die ontste-

kingen van vorig jaar duurde mijn herstel zo’n zes maan-

den en dit jaar ook nog 's zo’n 2 maanden. Die herstel-

periodes hebben een behoorlijke impact gehad op mijn

fysieke, maar ook op mijn mentale gesteldheid.

Gelukkig ben ik weer aardig 'opgekrabbeld'.


Onlangs las ik dat het RIVM constateerde dat tien miljoen

mensen in Nederland chronisch ziek zijn! Dat is dus bijna de helft. Dit hoge aantal is natuurlijk voor een deel

'te danken' aan de verbeterde kwaliteit van de gezondheidszorg. Waar we een aantal jaren geleden aan dood gingen, is nu gepromoveerd naar  chronisch. Als je aan dat percentage chronisch zieken nog 's al onze kwaaltjes en ongelukken toevoegt, is bijna iedereen ziek! Ik ben ook chronisch ziek (COPD/astmatische bronchitis). Dat ben ik trouwens al jaren. En tot aan die ontstekingen van vorig jaar was dat best te hebben en zagen de jaarlijkse luchtcapaciteits-onderzoeken er redelijk constant uit. Maar de noodzakelijke tijd om van die ontstekingen te herstellen, vond ik best pittig en vergde veel van mijn geduld! Kortom, ik heb een chronische ziekte en beschouw die herstelperioden als het hebben van een kwaal die gelukkig voorbij gaat.


De meeste ziektes hebben geen zin, denkt theoloog Alain Verheij. Toch schreef hij er een boek over met de titel 'De zin van ziekte'. In het Filosofie Magazine werd onlangs aan dit boek aandacht besteed. Verheij schrijft boeken waarin hij de Bijbel als bron van wijsheid gebruikt om de wereld van nu te begrijpen. Van zijn hand verschenen eerder God en ik, Ode aan de verliezer en Geld en goed. Ook in ‘De zin van ziekte’ vormen Bijbelverhalen het uitgangspunt. Maar hij gaat ook te rade bij seculiere denkers als Michel Foucault, Susan Sontag en Lieke Marsman.


Ondanks dat hoge percentage chronisch zieken en de velen die aan een kwaal lijden, is het volgens Verheij toch de maatschappelijke norm dat je gezond bent. Onze gebouwen, onze economie, ons sociale leven, alles is ingericht op goed kunnen praten, goed kunnen horen, goed kunnen lopen, goed kunnen zien en genoeg energie hebben om deel te nemen aan werk en entertainment. Voldoe je niet aan de norm, dan val je buiten de boot; een uitsluitingsmechanisme dat hoort bij ziek-zijn. Ziekte is – zo vervolgt Verheij - ook bij uitstek een moment waarop zingevingsvragen opkomen. Het confronteert je met de grenzen van je leven en de grenzen van de maatschappij. Want wie ziek is kan vaak niet meedraaien zoals de rest. Die confrontatie roept existentiële vragen op: waarom gebeurt mij dit? Waarom is er ziekte in de wereld? Wat ga ik doen als ik ziek blijf en wat ga ik doen als ik beter word? Als we ziek worden kunnen we niet om die vragen heen.

 

Centraal in het boek ‘De zin van ziekte’  staat het verhaal van een naamloze zieke die achtendertig jaar in het badhuis Bethesda ligt te wachten op genezing, tot op een dag Jezus langskomt en hem beter maakt. De ziekte-ervaring is niet wezenlijk veranderd sinds de tijd van de Bijbel, meent Verheij. ‘De angst die bij ziekte hoort, de focus op overleven en de impact op vriendschappen en relaties zijn hetzelfde gebleven.’

We tuigen een kunstmatige kloof op tussen het rijk der zieken en het rijk der gezonden. Niet alleen met maatschappelijke normen, maar ook geografisch. Elk mens wordt met twee paspoorten geboren en het liefst gebruik je alleen dat voor het rijk der gezonden. Maar vroeg of laat zul je ook dat andere paspoort tevoor-schijn moeten halen. Als je ziek wordt, kom je namelijk in een ander domein van het bestaan terecht. Als je met kanker gediagnosticeerd wordt, dan leer je opeens allerlei vreemde afkortingen, draait je hele agenda rondom behandelingen en spreken de dingen die je vroeger bezighielden je minder aan. Je bent immers gericht op overleven en bang-zijn voor de dood. Ziekte is dus geen technisch mankement dat je even moet verhelpen, maar alles wordt anders.


Verder vindt Verheij dat we niet te technisch over ziekte moeten spreken. Want het risico bestaat dan dat je je gaat verbergen achter cijfers en technische taal om maar niet te hoeven praten over hoe bang je bent. Technisch spreken over ziekte is – zo bezien - een reflex: we proberen dan een zekere wereld te creëren met data, percentages en kansberekeningen. Dat geldt trouwens ook voor magisch spreken. Dat doen we ook automatisch. Denk aan uitspraken als:  “Misschien moest het zo zijn“, of “Misschien wil deze ziekte mij iets leren” en “Misschien vertelt mijn lichaam me  iets”. We moeten er voor oppassen om beeldende taal te ge-bruiken als het om ziekte gaat. Zo is de metafoor “strijden tegen kanker” pure allegorie: een magisch beeld over een heroïsche strijd. Maar in werkelijkheid wordt kanker bestreden door behandelingen.

Soms stagneert de taal en dan bedienen we ons van technisch gepraat of onjuist toegepaste beeldspraak.


Tenslotte, als je ziek wordt, dreig je in de vergetelheid te raken. Dat was en is bij mij nog niet het geval! Mijn chronische aandoening is daarvoor gelukkig (nog) niet ernstig genoeg. Maar als de echte beperkingen toe-slaan - je niet meer op verjaardagen komt, je geen concerten meer bezoekt, je werk moet afbreken - dan is het aan de gezonde mensen om de oversteek te maken naar het rijk der zieken, zo is de boodschap van Verheij. En dat gaat nog niet zo makkelijk. Zowel de zieke als de gezonde mens heeft niet altijd ‘op tijd’ in de gaten hoe ernstig en behoeftig het er voor staat. In het Bijbelverhaal over de welvarende Job lezen we dat hij van lieverlee zijn bezit, zijn gezin en zijn gezondheid kwijtraakt. En aan het einde van het verhaal worden zijn vrienden streng terechtgewezen door God: blijf de zieke opzoeken, maar zonder met oplossingen of verklaringen te komen aanzetten. Vroeg of laat worden we allemaal ziek en dan willen we 'gewoon' bezocht worden door de gezonden.


  • Herman