website van Herman van Veldhuijzen
- www.hermanvv.info -
- Tips die kunnen helpen bij het tegengaan van eenzaamheidsgevoel 61
- Leven met doelen of in het hier-en-nu 62
- Leven in het hier-en-nu en het Boeddhisme 63
- Onze tijd: overdadig pessimisme en excessief optimisme 64
- In welke jaren vinden wij onszelf het gelukkigst? 65 *
- De rol van mijn levensverhaal in momenten van crises - 66
- Over de ziel heb ik het al gehad, maar hoe zit het met de geest? 67
- Vriendschappen anno nu hebben het moeilijk 68
- Zes patronen die je loslaat wanneer je dichter bij jouw zelf komt 69
- Hoe tevreden je bent met je leven hangt af van je karakter 70
"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn" (Gerwin van der Werf).
Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com
Leven met doelen of in het hier-en-nu 62
Het leven loopt zijn onstuimige loop en daarin is veel te doen. We zorgen allemaal een beetje voor elkaar en als het té hard waait, spinnen we nieuwe draden, bewe-gend op wat de wind ons brengt. Ofwel, we leven in het hier-en-nu. Maar je kan ook en vooral leven met verwachtingen en doelen. Dan ontwikkelen we ver-wachtingspatronen en vaste ideeën over hoe dingen zijn of zouden moeten zijn.
Ik kom hierop naar aanleiding van een gedachtenwisseling
met een vriendin van me. Ik stelde dat het in het leven van de
ouder-wordende mens goed is om doelen te blijven stellen.
Zij vond dat - in elk geval voor haarzelf - niet zo’n bruikbaar
idee. Beter is het om ook dan te blijven leven in het hier-en-
nu nu. Ik vond haar reactie aanvankelijk nogal ‘happiness-
achtig’. Ook omdat ik met dat ‘hier-en-nu’ nooit zo goed raad
weet. Meer iets voor mensen en samenlevingeni in het Azia-
tische verre oosten, was mijn vooringenomen mening.
Toch bleef dit gesprek napruttelen in mijn hoofd. En ik besloot om me wat meer te verdiepen in zo’n hier-en-nu-leven. Hoe ziet dat eruit en hoe zou je dat kunnen doen? Want hoe het zit met doelen stellen, dat weet ik wel. Genoeg mee geoefend ook. Denken speelt hierbij een grote rol. En denken kan ik als de beste. Maar denken geeft ook een hoop gedoe. En je wordt daar ook niet altijd gelukkiger van. Denken, het zet je nogal eens op het verkeerde been. En het kan met je op de loop gaan, zoals een bekende tegeltjeswijsheid ons al decennia lang voorhoudt: ‘Een mens lijdt dikwijls het meest aan het lijden dat hij vreest, maar dat nimmer op komt dagen’. Dus dat gedenk kan - zeker bij de ouder-wordende mens - misschien wel een tandje minder. Wat gebeurt er als je dat denken meer links laat liggen? Dan houd je bewustzijn over. En dat is eigenlijk gewoon om je heen kijken en de dingen waarnemen zoals ze zich aan je voordoen. In vergelijking met dat denken wel zo rustig. Zeker als je tijdens dat waarnemen probeert om je over te geven aan wat zich op dat moment voordoet. En concentreer je op wat je voelt, ook als dat pijn is. Geef aandacht aan dat gevoel. En – héél belangrijk – probeer dat los te doen van de persoon, de gebeurtenis of de situatie die jou dat gevoel bezorgt. Bezig zijn in het nu, in het moment, betekent alert zijn en doen waar de situatie op dat moment om vraagt. En probeer dat nadenken achterwege te laten. Niet oordelen over hoe dingen zouden moeten zijn en accepteer wat er is. Dus geen verwachtingen of oordelen, niets moeten, niets willen, maar gewoon ‘zijn’. Zonder doel en tijdloos. Zo zit dat ongeveer met ‘leven in het hier-en-nu’.
Niet zo makkelijk in onze wereld vol oordelen. Hier-en-nu wil zeggen dat je jouw levensgeschiedenis of jouw toekomstplannen voor even parkeert. Niks prestaties, drukdoenerij of bezig zijn met plannen. Los zijn van de vraag waar het precies heen moet, wat moet van wie en hoe het goed is. En met jezelf zijn in de tegenwoordige tijd, los van alles en van wat iedereen vindt en wat ik van hen vind. Al met al hartstikke moeilijk! Maar als ik mij dit alles probeer voor te stellen, krijgt het toch ook iets aantrekkelijks. Een dergelijk ‘in het leven staan’ kan – zo ontdek ik - ook voordelen bieden: meer rust, minder stress, meer balans. Minder ‘wat als’ en ‘ja maar’. Meer verwondering en plezier. En ontdekken dat ik niet mijn gedachten ben. Proberen om ‘vrij’ waar te nemen, los van wie ik bent en hoe ik in elkaar steek. Meer in het moment zijn en leven. Niet in de zin van ‘you only live once’, ofwel ‘haal alles uit het leven’, maar vooral je gewaarworden van zo’n moment en wat zich daarin voordoet. Met waardering en aandacht, want aandacht maakt van alles een rijkere ervaring.
Leven in het hier-en-nu en het Boeddhisme 63
Hoewel we het adagium ‘leven in het hier en nu’ toeschrijven aan het Boeddhisme, maakte de Boeddha zelf van zo’n leven helemaal geen cultus. In onze westerse, individualistische samenleving doen we dat echter wel. Sterker nog, we herleiden én beperken het Boeddhisme tot een comfortabele manier van bestaan om niet te hoeven onderzoeken hoe we iets kunnen doen aan het onvermijdelijk moeilijke leven van onszelf en van anderen. En daarmee doen we het Boeddhisme nogal tekort.
Ik heb me in het verleden wat verdiept is het Boeddhisme. Wat overigens nog iets anders is dan dat je de leefregels en bedoelingen van het Boeddhisme in prakrijk probeert te brengen binnen je eigen leven en daar omheen. Dat is trouwens ook eigenlijk niet te doen voor een in de westerse wereld levende westerse burger. Maar misschien wel voor Boeddhistische monniken, als ze hun best doen. Over dit laatste moeten we ons echter geen al te serieuze voorstellingen maken (zie verderop).
Na dit verbale hier-en-nu uitstapje toch nog even terug naar mijn beginstelling: ‘het is goed om in je leven doelen te blijven stellen’. Ik heb ondertussen bijgeleerd door dat ‘hier-en-nu' zo nu en dan 'gewoon' te doen, da’s zeker! Ik denk echter (daar ga ik weer…) dat ik mijn stelling daarmee niet in de prullenbak hoef te mikken. Andersom hoeft trouwens ook niet. Want, het hebben van doelen enerzijds en leven in het hier-en-nu anderzijds hoeven elkaar niet in de weg te zitten. Mijn verdere leven alleen en vooral in het hier-en-nu stellen gaat me wat ver, maar het uitsluitende bezig zijn met doelen is ook nogal eenzijdig. Beide afwisselen en op hun eigen tijd aandacht geven, zou ik willen zeggen. Net zoals het uitkomt of zoals de mogelijkheden zich aandienen. Daarenboven, je hebt veel langskomende leefsituaties niet altijd voor het uitkiezen, maar je bent wel vrij in hoe je op dergelijke situaties kan reageren.
Het boeddhisme is populair in Nederland. Merkwaardig eigenlijk! Al die materialistische, seculiere Nederlanders die dwepen met een in zich radicale levensbeschouwing die aanzet tot onthechting en is ontsproten aan oosterse tradities die vreemd zijn aan het moderne westerse leven. Hoe dan ook, het weerhoudt velen van ons er niet van om massaal boeddhabeelden aan te schaffen. Onwaarschijnlijk populair, die beelden! Ze worden overal verkocht en verwijzen naar een soort van knuffelbaar boeddhisme met een Dalai Lama die lijkt te prediken: ‘lach en de wereld lacht terug’. Een uitgeklede oosterse levens-beschouwing met een aantrekkelijk soort spiritueel keuzemenu, ook wel het ‘tulpenboeddhisme’ genoemd. Een dweperij die onderdeel uitmaakt van een lifestyle van zelfontplooiing, op maat gesneden en naar eigen inzicht ontdaan van elementen die te ingewikkeld zijn.
Ik mag hopen dat deze knuffelende surrogaatvolgelingen onwetend zijn over hoe het werkelijk gesteld is met de huidige oosterse boeddhistenwereld. Zo wordt er in de boeddhistische monnikenwereld nauwelijks gemediteerd. Dit, terwijl de modale westerling meditatie zo ongeveer als de kern van het boeddhisme beschouwt. Verder wordt er nogal kritiekloos vanuit gegaan dat het huidige boeddhisme intrinsiek vrede-lievend en verdraagzaam is. Onterecht, helaas! Het Tibetaanse boeddhisme kenmerkt zich door een harde opstelling tegenover dissidenten. Vrouwen worden ernstig achtergesteld. En er bestaat een afkeer van homoseksualiteit. En wat te denken van de mensenrechtenschendingen in het boeddhistische Myanmar? En ook het boeddhistische verleden heeft tal van verdachte episodes gekend. Zo speelden de zen-meesters een grote rol bij het stimuleren van het nationalisme en het militarisme in het Japan van de vorige eeuw. En Tibet was een theocratie met een onverdraagzame leider die minderheden geen rechten en vrijheid gunde.
Ondanks dit alles hecht ik grote waarde aan het oorspronkelijke Boeddhisme! Daarom nog wat objectieve info over deze grootse levensbeschouwing.
Het Boeddhisme kent een stichter, een openbaring, een heilsverwachting, een selecte groep religieuzen in de vorm van monniken en nonnen, een leer met geboden en verboden, vaste rituelen en een heldere visie op de cyclus van het leven. Het lijkt dus verdacht veel op een heuse religie. Maar dat is het niet! Het is – zoals eerder aangegeven - een levensbeschouwing, in perspectief van vele reïncarnaties op weg naar verlichting.
Over het leven van de Boeddha zijn geen echte feiten bekend. Zijn biografie is dus meer een kwestie van legendevorming. Maar wel eentje met een enorme invloed! Een mooi verhaal ook. De rond 560 voor Christus geboren prins Siddharta Gautama brengt de eerste 29 jaren van zijn leven zorgeloos door in welstand en achter de hoge muren van een paleis. Als hij die veilige stek verlaat, maakt hij kennis met het echte leven in de vorm van ouderdom, ziekte en dood. Hij gaat op zoek naar de oorzaken van al dit leed en breekt met zijn familie, doet afstand van elke vorm van luxe en leidt een bestaan van zelfkastijding en ontberingen. Zijn beloning krijgt hij onder een bodhiboom in het Indiase Bodhgaya. Op zijn 35ste wordt hij aldaar een Verlicht Persoon, een Boeddha. Vervolgens trekt hij nog 45 jaar door Noord-India als goeroe, als spirituele gids.
Over het waarheidsgehalte van dit verhaal maken boeddhisten zich niet zo druk. Het ging ook niet om hem persoonlijk, hield de Boeddha zijn leerlingen voor, maar om de door hem gevonden natuurwet, de dharma. Eigenlijk met een pessimistisch uitgangspunt, namelijk dat het leven één en al ellende ofwel lijden is. Er is permanent pijn en verdriet. En dat houdt nooit op. Want elk levend wezen wordt na zijn dood weer opnieuw geboren. En dan begint dat gedoe, wat het leven is, weer opnieuw. Boeddhisten noemen dat ‘samsara’, kringloop van het bestaan. Bij die kringloop speelt ‘karma’ een belangrijke rol. Het gaat dan om bewuste handelingen, waarbij deugdzame daden tot geluk leiden en onfatsoenlijke daden tot ongeluk. En die daden hebben op hun beurt weer gevolgen voor de vorm van de wedergeboorte in een volgend leven.
Het Boeddhisme heeft echter ook een positieve boodschap. Het is mogelijk om van dat lijden te worden verlost. Door kennis en zelfkennis te verwerven. Cruciaal is het inzicht dat het ‘ik’ in feite een illusie is. En door afstand te nemen van dat ik (je ego) en door een eind te maken aan begeerten en waan-voorstellingen, kan een vorm van onthechting worden bereikt die de mens uittilt boven het dagelijkse leed.
Een eigentijdse tweestrijd: evenwicht tussen overdadig pessimisme en excessief optimisme 64
We kunnen rustig stellen dat ‘wij mensen’ het
nog nooit zo goed hebben gehad! Vergeleken
met nu was het leven van onze voorouders een
echte overlevingsstrijd. Maar ondanks dat we
het als mensheid heden ten dage objectief ge-
zien zeer goed zouden moeten hebben, wordt
dat gevoel vanuit een subjectief standpunt niet
bevestigd. Dat heb ik het al vaker geconsta-
teerd in mijn Mijmeringen. Hoewel we ons dat
niet beseffen, leven wij in een tijdperk van af-
nemend gewapend conflict, armoede, hongersnood en ongelijkheid. Ondanks de recente coronapandemie en aanslepende conflicten is dit in één van de beste momenten ooit in de geschiedenis van de mensheid om op deze planeet te vertoeven. Dat is echt waar, maar weinigen zijn zich daarvan bewust.
Onderzoeksbureaus peilen al jaren dat subjectieve gevoel van welbevinden. En in het algemeen is er maar een kleine minderheid (minder dan 10%) die vindt dat het ‘beter’ gaat. Een grote meerderheid is echter van mening dat het achteruitgaat (60%) of dat er niet veel ten goede is veranderd (36%). En er zijn filosofen, zoals Slavoj Žižek, die het zelfs nadrukkelijk hebben over het ‘Einde der tijden’. Een bizarre paradox dus. Een deel is mogelijk te verklaren vanuit de menselijke natuur zelf. Als denkend wezen zijn we ons bewust van onze eigen kwetsbaarheid en van de fragiliteit van ons geluk. Binnen de kortste tijd kunnen onze kansen keren, zo vinden wij. En in het boek 'De meeste mensen deugen' van Rutger Bregman wordt gewezen op de rol van het nieuws in het vormen van ons wereldbeeld. De dagelijkse overvloed van depri-merende berichten uit elke brandhaard van de wereld lijkt ons donkere mensbeeld te bevestigen. Daar komt bovendien de polariserende invloed van sociale media nog bovenop. En tenslotte, psychologische effecten zorgen er voor dat negatieve nieuwsfeiten nog eens langer nazinderen bij mensen dan positieve ervaringen.
Maar er bestaat ook overmatige positiviteit. En in combinatie met een steeds hogere productiviteit leidt dat in onze samenleving tot een cultuur van burn-out en een verlies van individualiteit en privacy. Dat heeft te maken met het dubbelzinnige karakter van onze ‘vooruitgang’. Enerzijds zien we een diepgeworteld ver-langen naar vernieuwing en anderzijds een gevoel van verlies en desillusie. De overmatige consumptie en productie van de moderne samenleving kan worden gezien als een proces dat uiteindelijk tot zelf-vernietiging kan leiden. Ofwel, de utopie van overvloed kan - ironisch genoeg - een dystopie van uitputting en leegte voortbrengen. En deze paradox van overvloed en uitputting kan nog eens worden versterkt als we geconfronteerd worden met het kwalitatieve verlies van ons leefmilieu. In dat machteloze gevoel kunnen mensen alle hoop op beterschap verliezen. Zelfs als andere indicatoren aangeven dat er wel dege-lijk vooruitgang is: er is nu meer bos in West-Europa dan pakweg 100 jaar geleden en onze buitenlucht is veel minder vervuild.
Een ander element is hoe ongelijk de voordelen van de vooruitgang verdeeld kunnen zijn over de wereld-bevolking. De inkomensongelijkheid neemt op globaal niveau weliswaar af, maar deze lijkt binnen heel wat rijke landen juist toe te nemen. Veel mensen in die landen kunnen in de maatschappij steeds minder meekomen en daarvoor bestaat maar weinig begrip. Want er wordt voorondersteld dat deze groep mensen toch alle kansen hebben gehad. En zelfs de mensen die vinden dat ze het naar alle objectieve maatstaven goed tot erg goed hebben, lijken vaak ontevreden. Extra inkomen leidt dus niet noodzakelijk tot een erva-ren hogere levenskwaliteit, zo blijkt ook uit onderzoeken. En excessieve rijkdom kan ook nog ’s leiden tot sociaal isolement en een afname van burgerlijke betrokkenheid. Geeft dit alles aan dat de vrije markt op haar limiet stuit als het eenmaal gaat over geluk en moraliteit?
Dat mensen veel maatschappelijke verbeteringen minder als zodanig ervaren, komt ook omdat die vaak het resultaat zijn van jarenlange kleine positieve veranderingen. Dat valt minder op dan (plotselinge) schokken. Daarnaast is er het gemak waarmee we elke verbetering binnen de kortste keren als evident beschouwen. Hoe dan ook, we moeten ons niet laten meeslepen door overdadig pessimisme, noch door excessief optimisme. Het vinden van een evenwicht tussen deze twee uitersten biedt ons de enige mogelijkheid om toekomstige generaties dezelfde kansen te bieden als die wij hebben gehad, zodat welzijn en welvaart elkaar daadwerkelijk kunnen versterken.
Het is van cruciaal belang dat we een balans weten te vinden tussen overmatig optimisme en destructieve verlangens. We moeten onze creativiteit en solidariteit benutten om de uitdagingen van onze tijd aan te gaan. In deze context kan worden opgemerkt dat onze huidige methoden voor het meten van welvaart kennelijk tekort schieten. Er is behoefte aan authentieke welvaartsmetingen die daarenboven verder moeten gaan dan economische groei. Ook duurzaamheid, levenskwaliteit, en de kwaliteit van sociale verbindingen in de samenleving moeten in beeld komen. Bijvoorbeeld, hoe is het gesteld met de hoeveel-heid vrijwilligerswerk, langdurige vriendschappen en huwelijken, de zorg voor gehandicapten en gepensio-neerden, en de toegankelijkheid tot openbaar vervoer, onderwijs en gezondheidszorg. Deze data zijn wel vaak voorhanden, maar lijken onvoldoende in de huidige welvaartsmeting te worden geïntegreerd.
De gelukkigste jaren van ons leven 65
Als we terug kijken op ons leven dan denken we meestal dat de beste momenten van ons leven zich bevin-den in de kindertijd of de zoete zorgeloosheid van de jeugd. Maar een recent onderzoek geeft iets anders aan. Het onthult dat de gelukkigste jaren iets later komen dan verwacht.
De onderzoekers hebben over dit onderwerp mensen ouder dan 50 jaar ondervraagd uit 13 verschillende landen. En wat blijkt? Niet de kindertijd of de adolescentie wint de prijs voor de beste jaren, maar het begin van de levensperiode vanaf je dertigste jaar. De eerste vier jaren van dat decennium blijken een periode van intens geluk voor veel geïnterviewde personen te markeren. Dit is verrassend aangezien deze tijd vaak wordt geassocieerd met een leven dat wordt beheerst door werk en toenemende verantwoordelijkheden.
En toch combineren deze jaren op een harmonieuze wijze de volwassenheid die in de loop der jaren is ver-worven en de nog steeds overlopende energie.
Stabiliteit in relaties, persoonlijke of professionele successen en de eerste stappen naar een bloeiende carrière zijn kennelijk allemaal elementen die bijdragen aan het gevoel van tevredenheid. Het onderzoek geeft zelfs aan dat deze periode van voldoening langer is dan vier sleuteljaren. Die gelukkige tijd kan soms zelfs tot twee decennia aanhouden!
Maar niet alles is altijd rozengeur en maneschijn op ons levenspad. Volgens ditzelfde onderzoek lijken sommige perioden uitdagender dan andere. Zo blijkt de leeftijdsperiode tussen 10 en 14 jaar de minst ge-lukkige te zijn. En wel omdat deze fase de overgang van kindertijd naar adolescentie kenmerkt en vaak gevuld is met twijfels over je identiteit. Daarenboven verzwakken in deze periode je fysieke en emotionele veranderingen. Dus deze beroemde overgangsfase blijkt niet altijd even gemakkelijk te gaan.
Nog een fase, veel later in het leven, blijkt - ook verrassend - als moeilijk te worden ervaren. Namelijk de periode na je 70-ste jaar. Hier kunnen concrete uitdagingen zoals gezondheidsproblemen of eenzaamheid de dagelijkse gang van zaken belemmeren. Natuurlijk geldt deze realiteit niet voor iedereen, maar het is toch een lastige, zo blijkt uit de reactie van een meerderheid van de ondervraagde personen.
Dit onderzoek belicht algemene trends. Maar geluk is een subjectief ‘iets’. Iedereen ervaart zijn eigen herin-neringen en momenten van voldoening op een andere manier. Of het nu gaat om schaterlachen met je jeugdvrienden, succes behalen in je twintiger jaren, of een rustige wandeling in je zestiger jaren. Elke levensfase kan heldere en gelukkige momenten bieden.
De leeftijd vanaf dertig mag dan wel als een gouden periode voor velen naar voren komen, toch ligt de rijkdom van ons hele leven in het vermogen om onszelf te verrassen.
Tips die kunnen helpen bij het tegengaan van eenzaamheidsgevoel 61
In deze periode van het jaar kunnen eenzame gevoelens extra opspelen. Over eenzaamheid en alleen-zijn heb ik het al eerder gehad in mijn mijmeringen (zie nrs 13, 14, 54 en 56). Ik heb ook uitgelegd dat alleen-zijn niet hetzelfde hoeft te zijn dan eenzaam-zijn. En het is ook niet zo dat je je alleen eenzaam kunt voe-len als je alleen woont. Ook wanneer je in een groot gezin leeft, veel vrienden hebt of een hele warme familie, kan eenzaamheid toch opspelen. Het ‘verkeren’ met andere mensen is niet altijd de oplossing tegen een eenzaam gevoel. Sterker nog, het opzoeken van gezelschap kan dat gevoel juist versterken.
Onlangs las ik een onderzoeksverslag over eenzaamheid. Zo’n drieduizend mensen uit Engeland en Duits-land deden daar aan mee. Op meerdere momenten van de dag moesten de respondenten een mini-enquête invullen over wat ze deden en hoe ze zich voelden. Het blijkt dat iemand die eenzaam is ook laag scoort op emoties als blijdschap en geluk. Dat lijkt me ook logisch. Maar het opmerkelijke is dat uit het onderzoek ook blijkt dat gezelschap opzoeken niet per se gelukkiger hoeft te maken. De onderzoekers concludeerden zelfs dat het doorbrengen van tijd met anderen averechts kan werken.
Daar zijn twee redenen voor.
Ten eerste hebben eenzame mensen juist vaak de behoefte om alleen te zijn. Als je je al slecht voelt dan kan de aanwezigheid van anderen of het moeten deelnemen aan gesprekken extra lastig voor je zijn. En het gevoel van eenzaamheid kan hierdoor ook nog eens verergeren.
Als je je eenzaam voelt is het ten tweede zo dat je het vaak lastiger vindt om je verbonden te voelen met anderen. De sociale interactie verloopt dan minder gemakkelijk, waardoor je je nóg slechter gaat voelen. Het kan je zelfs uitputten en zinloos aanvoelen. Wanneer we eenzaam zijn, gedragen we ons meestal ook anders. En dat zorgt er weer voor dat we minder fijne gesprekken hebben en dat er weinig voldoening is uit halen.
Betekent het voorgaande dat je je daarom maar beter compleet kan terugtrekken wanneer je eenzaam bent? Niet per se. Maar wacht, als je in zo’n eenzaamheidsdip zit, toch even met een ‘verbindingsactie’ tot dat vervelende eenzaamheidsgevoel wat minder is geworden. Misschien heb je even ‘alleen-tijd’ nodig om je weer beter te gaan voelen. Het kan vervolgens zijn dat sommige interacties je wél helpen als je eenzaam bent. Realiseer je hoe dan ook dat eenzaamheid geen graadmeter is van het hebben van weinig of geen vrienden of kennissen. Bedenk dat het gevoel van echte eenzaamheid meer een gemoeds-toestand is die ontstaat (of er als is) door een of meer gemiste verbindingen in (momenten van) je leven.
Toch een paar tips.
Of, zoals ik eerder heb aangegeven: wees meer je eigen gezelschap. En sta daarbij even stil bij je gedachten en schrijf ze eventueel op. Dit kan al opluchten. En als je merkt dat je bij elkaar genomen veel negatieve gedachten hebt, kijk daar dan eens goed naar. Kun je ze relativeren? Wat gaat er wel goed? Waar word je blij van? Het kan helpen om iedere dag ook bewust stil te staan bij positieve dingen.
Ga iedere dag even naar buiten om te wandelen of te fietsen. De frisse lucht en het bewegen zorgen ervoor dat je lichaam stoffen aanmaakt (endorfine en serotonine) die gezond voor je zijn, balans geven en stress verminderen.
Zorg ervoor dat je een routine hebt in je dag-indeling. Daar bedoel ik mee dat je hier en daar – óók in de tijd - vaste activiteiten hebt. En wissel werkactiviteiten af met ontspanning.
Dus doe ook dingen waar je echt blij van wordt. En doe het eens anders dan normaal. Wat zou je nu fijn vinden om voor jezelf te doen?
Ga eindelijk eens iets doen wat je altijd al lang op je wensenlijstje had staan. Vooral creatieve activiteiten kunnen helpend zijn. Het maken van iets moois geeft voldoening. Dat hoeft helemaal niet ingewikkeld te zijn; iedereen heeft een creatieve kant.
De rol van mijn levensverhaal in belangrijke crises. 66
We spreken van een crisis als er in ons leven dingen
gebeuren die alles veranderen. Van het ene op het
andere moment is het leven niet meer te plannen en
is de wereld anders dan we tot dan toe dachten. En
of het nu collectief of individueel is, plotseling weten
we weer wat het betekent om mens te zijn: we zijn
kwetsbaar en hebben anderen nodig. We worden te-
rug geworpen op het pure bestaan, op onszelf, los
van alle uiterlijke kenmerken. Het gaat om onze exis-
tentie, ons zijn. En die is anders dan wat we in het
alledaagse leven denken te zijn.
Een persoonlijke crisis werpt ons terug op ons mens-
zijn; een diep-menselijke ervaring. Een dergelijke cri-
sis ontstaat plotseling, schudt ons wakker en we we-
ten niet hoe ze afloopt. Een crisis slingert ons in het
hier en nu van ons bestaan, voorbij onze stereotype ideeën over hoe het leven zou moeten zijn. En uitein-delijk, door de crisis heen, laat het een belofte zien van iets veel groters. Een magisch moment dat als een komeet door ons lichaam schiet en alles meeneemt: alle vragen, alle kennis, alle urgentie, behoeften en nood. Een moment waarop ons alles wordt ontnomen en tegelijkertijd ook wordt gegeven.
Mensen zijn rare wezens. We zoeken het avontuur en verlangen naar veiligheid. We vieren feest, lachen, zingen en dansen uitbundig en we trekken ons terug en doen aan zelfreflectie. We bouwen op, breken af en beginnen steeds weer opnieuw. We leven met de natuur en gaan er tegen in. We hebben lief en we doden elkaar.
Wie zijn wij eigenlijk? Wie ben ik? En we antwoorden dan met een opsomming van wat we allemaal hebben meegemaakt in ons leven, het werk dat we doen, onze successen en mislukkingen, onze huidige sociale status: leeftijd, geslacht, afkomst, beroep, woonplaats, burgerlijke staat en sociale contacten.
En we leggen dat dan vast in een levensverhaal. Ook ik ben daarmee bezig gegaan. En ik heb het er al vaker over gehad. Dat ik dat verhaal ooit geschreven heb, geeft mij een positief gevoel.
Maar een mens is meer dan de som der gebeurtenissen die hem (zijn) overkomen. En in zo’n crisis merk ik dat het gaat om het leven zelf. Met zijn ontroerende grootsheid, die we nooit zullen kunnen vatten, maar die we toch steeds weer kunnen ervaren. Ik ben een mens, los van alle vastomlijnde definities. Een mens die midden in het leven staat. Eigenlijk een mens die niets meer hoeft te bewijzen om te weten wie hij is.
Decennia lang was het in onze westerse cultuur belangrijk dat we ons bewust werden van onze individuali-teit. Door de ruimte van ons eigen verhaal te veroveren en om te kunnen zeggen ‘dit ben ik’. En de voor-waarde om je vrij te kunnen bewegen in je eigen verhaal, is dat je verantwoordelijkheid neemt voor dat eigen verhaal.
Maar de baas worden over je eigen levensverhaal heeft ook een keerzijde. En dat is de fixatie op het individu, op je eigen lot. De verankering van jouw zelf in het grote geheel. Voor mijzelf vergt mijn ‘auto-biografisch werk’ dus een aanvullende aanpak, zie ik nu in. Meer in de trant van wat ik in mijn verhaal opmerk: een verbinder willen zijn, zonder daar overigens zelf echt in mee te willen doen. Verbinding beleven en ervaren omdat ik weet dat onze zelfkennis ingebed is in een groter geheel. Wie ben ik wordt dan: wie zijn wij!
Ook in ons dagelijkse leven gaat het er om een manier te vinden om waar te nemen vanuit een diepere zijns-ervaring. En om vanuit dit perspectief naar ons zelfbeeld en ons levensverhaal te leren kijken. Zo’n verhaal wordt dan een ‘essentiële biografie’: wat er echt toe doet in mijn leven, wat essentieel is voor mij. Een verhaal dat geen verschil kent tussen alledaagse ervaringen en een diepere, mystieke ervaring van het zijn. Het gaat dan om een manier om het dagelijkse leven waar te nemen vanuit een diepere zijnservaring en om vanuit dit perspectief naar mijn zelfbeeld en mijn levensverhaal te leren kijken. Zo wordt biografiewerk ook een transformatieproces.
Daar is zelfreflectie voor nodig. Het gaat in een levensverhaal altijd over de inzichten uit ons geleefde leven, die ons maken tot de persoon die we hier en nu op aarde belichamen. Over de ik-figuur die op weg is om steeds meer mens te worden. En ik schrijf er zelf aan mee. Een verhaal dat ruimte biedt om onszelf te kunnen interpreteren, aan te vullen en te verbreden. Een verhaal dat kan leiden tot inzicht.
Zo bezien gaat het om de gouden draden van mijn levensverhaal (het licht van mijn bestaan) die zich verweven met de rode draad van mijn lot. En samen vormen ze het weefsel van mijn leven. En dat speelt zich af in mijn dagelijks leven. Het schrijven daarvan betekent dan “jezelf lezen”, zei auteur Max Frisch.
Een eerlijk levensverhaal; dat vergt soms moed. En moed vereist vertrouwen. Sta jezelf toe om op jouw gedachten, herinneringen en gevoelens, opvattingen en inzichten te vertrouwen. En ga er vervolgens op een open manier mee om. zeg met vertrouwen en in alle vrijheid: ‘zo ben ik’.
Je bewust worden van je eigen verhaal en dat je eigen te maken; weten wie je bent. Dat helpt bij elke volgende crisis die zich aandient.
Over de ziel heb ik het al gehad, maar hoe zit het met de geest? 67
We zijn de geest steeds meer uit het oog verloren, vindt filosoof Désanne van Brederode. Ze pleit voor een herwaardering.
Op een zeker moment werd besloten om de uitdrukking ‘geestelijk gehandicapten’ te vervangen door ‘men-sen met een verstandelijke beperking’. Dat maakte duidelijk dat mensen geestelijke wezens zijn, ongeacht hun verstandelijke vermogens. Brederode had verwacht dat er nadien ook met de nodige zorgvuldigheid zou worden gesproken over de verschillen tussen verstand, mind, brein, geest, bewustzijn, gevoelens en ziel. Maar het tegendeel is waar. De begrippen dartelen lukraak door elkaar heen.
Bredeo krijgt niet de indruk dat degenen die bij de GGZ werken geloven in zoiets als de geest, opgevat als spirit. Dus als meer dan mind en nog veel en veel meer dan brain. Ze geloof evenmin dat psychologen, zielkundigen, per se geloven in een ziel. En wat haar zorgen baart, is dat de uitermate rommelige omgang met deze begrippen doorwerkt in het alledaagse taalgebruik.
Ziel en geest komen nog wel in het taalgebruik voor, maar dan toch vooral als oude, poëtische woorden voor onstoffelijke, innerlijke zaken en processen. En die begrippen zijn – onterecht – ook nog ‘s in hoge mate uitwisselbaar. Maar, je kunt iemand hard op zijn ziel trappen, maar niet op zijn geest. En de aandui-dingen zielig en geestig kun je gelukkig ook niet door elkaar gebruiken.
Body & Soul, Body & Mind, Body & Spirit: je kunt je retraiteoord, wellnesscentrum of yogaschool één van die drie namen geven, want het komt toch op hetzelfde neer. Omgekeerd zul je bij de GGZ vergeefs aan-kloppen voor een geestelijke verzorger, want uitgerekend dát beroep valt niet onder die koepel.
Eigenlijk is het vigerende mensbeeld door en door dualistisch. Met je gedachten kun je je lichaam onder controle krijgen. En door sporten kun je je emoties en gedachten tot rust brengen. Deze benaderingen vertrekken vanuit een tweeledig mensbeeld. Ook na onze fysieke dood zou er iets kunnen overblijven: een lichaamsvrij bewustzijn, een ziel.
Brederode is gaan geloven dat een drieledig mensbeeld, bestaande uit lichaam, ziel en geest, willen, voelen, denken, veel meer recht doet aan de menselijke ervaringswerkelijkheid. En in het ruimtelijke ervaren we ook drie dimensies, hoogte, breedte en diepte. En in de tijd eveneens, verleden, heden en toekomst.
Brederode neemt ons mee naar een master-
class waarbij een gevierde musicus een jonger
talent helpt om een toch al perfect uitgevoerd
muziekstuk nog rijker, nog mooier, nog beziel-
der te laten klinken. Maar stel dat die compo-
nist alweer een paar eeuwen dood is, dan kan
hij daarover niets zeggen. De musici moeten
afgaan op de partituur en op summiere aandui-
dingen van speelstijl en gewenste stemming.
Maar hun interpretatie moet zo goed mogelijk
vertolken wat er staat. Dat is dus iets anders
dan ‘wat je er zelf bij voelt als je de noten leest
en daarbij noten weghaalt en toevoegt.
Wat zo’n masterclass zo fascinerend maakt, is dat de senior en de junior in hun vak de top al hebben bereikt. En toch is er dat verlangen om de ziel in de muziek steeds dichter op het spoor te komen, in de geest van de schepper, de componist. Wat je ziet, en vooral hoort, is dat de junior een voor onze oren perfecte reeks maten speelt, terwijl de senior hem of haar desondanks interrumpeert en zegt: ‘Heel fraai, maar mag ik even?’ En dan nogmaals speelt wat er zojuist heeft geklonken, dus op de manier van de junior, om hierna zijn eigen versie te laten horen. Die inderdaad in kleine, verfijnde details van de vorige verschilt en de maten nog meer kleur, gelaagdheid, warmte geeft. Dat gaat boven techniek en kennis uit: daar zien we de geest aan het werk, die al doende, al luisterend, reflecteert op de klanken en wat ze doen in het gemoed, de ziel. De junior hoort het ook. En wij, die de masterclass bijwonen of op televisie bekijken, zien twee mensen die de verschillen waarnemen, voelen, doorvoelen.
Zoals gezegd: zo’n masterclass is één en al gevoel, dáár gaat het om, en precies daarom zijn persoonlijke, hoogst individuele ‘autobiografische’ emoties ongewenst. Maar zonder ziel en geest is het geheim niet te naderen. En dat we dit alles konden registreren en concluderen, danken we aan de weg ernaar toe, waar ook wij van de ervaringen in onze ziel als het ware ‘geest’ maakten.
Hierbij vat Brederode geest op als een instantie die zowel ‘aan het licht brengt’, als in helderheid toeneemt door de daad. Dat is iets heel anders dan ergens over nadenken en dat be-noemen, uitspreken. We kunnen niet over onze geest denken als iets tegenover ons, terwijl het ook niet zo is dat we, door te denken, per definitie geestelijk actief zijn. Pas als we den-ken over de wijze waarop we het denken voltrekken, komt de geest in actie. Mag ik uit het één wel het ander afleiden? Wil ik dit wel denken? Waar baseer ik me op? Wat zouden de gevolgen van dit denken kunnen zijn?
Geest toont zich in interesse, voorbij onmiddellijke sympathie en antipathie, en is bereid om in veel een geestelijke dimensie te veronderstellen en in mensen bovendien een individuele geest. Geest manifesteert zich waar ik een kastanje bewonderend kan zien als de vrucht van een heel seizoen, uit bloesems ontstaan, maar ook als het begin van een heel nieuwe kastan-jeboom, en als ik al die fases en overgangen innerlijk kan beleven. Een verschijning in ruimte en tijd die is geworden en wordingskracht draagt – die niet zonder aarde, water, licht, lucht, warmte kan en die daarin wel moet transformeren. Die beweeglijke levenskracht kan ik alleen in mijn geestelijke voorstelling tevoorschijn brengen. Voor mijn geestesoog halen.
Muziek is geen gegeven, maar een gave, iets dat wordend is en mij in wording brengt. Ik kan waarnemen, voelen en denken wat ik nog niet kende. Een ander worden, veranderen, doordat ik de veranderingen heb ‘meegemaakt’. En vervolgens opmerken dat ik, lang nadat ik meermaals dat stuk heb beluisterd, heel veel meer beleef, ritmes, patronen, de rimpelingen in de grachten, het verschil in klank tussen regen in de bloeiende esdoorn en die op auto’s. Dat was niet het doel. Eerder omgekeerd: ik luisterde bezield, zonder doel, maar om de geest in de muziek te eren. Dát is de geest. That’s the spirit.
Vriendschappen anno nu hebben het moeilijk 68
Het onderwerp vriendschap is al eerder voorbij gekomen in Mijmeringen nr. 10.
Toen had ik het er onder meer over dat ik het best een klus vond om voldoende aandacht te besteden aan al mijn vrienden. En dat waren er dan 'maar' 4. Ik zette dan ook vraagtekens bij het onderhouden van een bus vol met vrienden. Verder concludeerde ik dat vriendschap te maken heeft met evenwaardigheid en dat het vaak is gerelateerd aan een bepaalde fase in je leven. Het kan stoppen als jij of je vriend een andere afslag neemt. Maar ook stelde ik vast dat vriendschappen vandaag de dag oppervlakkiger lijken te worden.
Hoe zit dat?
Aristoteles zei over vriendschap: het is nuttig en leuk en
brengt het beste bij elkaar naar boven en het is onbaat-
zuchtig. Tegen vrienden voer je geen oorlog en vrienden
maken je wereld groter en verbinden je met de samenle-
ving.
Veel vriendschappen worden vaak gevormd tijdens je stu-
diejaren. Je bent nog niet gesetteld. Je hebt nog geen
partner en geen kinderen. Je hebt weinig verplichtingen.
Er is tijd om een netwerk uit te bouwen. We voelen ons
het best bij mensen die ‘gelijk’ zijn aan onszelf. Dat is
makkelijk, en je bevestigt elkaar. Dergelijke vriendschap-
pen voelen fijn en comfortabel en je komt na verloop van
tijd ook steeds minder ‘anderen’ tegen.
Jongeren vormen vaak een ‘vriendenclub’. Ze ondernemen veel activiteiten in groepsverband. Maar als je ouder wordt heb je doorgaans nog maar contact met één of twee vrienden. Je gaat ook wat minder met elkaar ondernemen en meer met elkaar praten. Zo gaat dat althans bij veel mannen. Vrouwen zijn bij het klimmen der jaren veel actiever in het (weer) aanhalen van vriendschapsbanden.
Opvallend bij dit alles is dat er bijna geen vriendschappen tussen generaties zijn.
Vriendschappen blijken tegenwoordig echter onder druk te staan. Je zou wat dat betreft kunnen spreken van een ‘vriendschapsrecessie’ of een ‘vriendschapscrisis’. De millennial-vriendschap staat onder druk. Sociologen denken dat dit komt doordat millennials de wereld bezien door de bril van hun eigen prioriteiten. Ze zijn dusdanig met zichzelf bezig dat van vriendschap in bovenbedoelde betekenis nauwelijks sprake is. Een kernbegrip hierbij is ‘zelfzucht’. Millennials zijn zelfzuchtig. Ik las ergens dat ze in de geschiedenis van de mensheid tot de eerste generatie zonder wortels behoren. Dat is nogal wat! Hun ouders, veelal boomers (geboren tussen 1946 en 1964), schudden na de Tweede Wereldoorlog collectivistische waarden grotendeels af en keuzevrijheid werd hun religie. En dat hebben ze ook overgedragen in de opvoeding aan hun kinderen. "Het maakt niet uit wat anderen denken, zolang jij maar in jezelf gelooft". Zelfvertrouwen werd de heilige graal, ook in de opvoeding van de millennial. Het individualisme gaat al bij de geboorte van de millennials in de overdrive. Frasen als ‘geloof in jezelf’, ‘wees jezelf’, ‘je kunt alles zijn wat je wil’ nemen een enorme vlucht.
De opmars van het ‘ik’ duidt niet zozeer op egoïsme, maar op zelfgerichtheid. Dat onderscheid tussen ego-ïsme en egocentrisme is belangrijk. Want de millennial denkt niet uitsluitend aan zichzelf, maar wel vanuit zichzelf. Dus het gaat niet zozeer om het ‘ik’ voor eigen gewin en ten koste van de ander, maar meer over een zelfgerichtheid die een voortdurend frictie oproept van het individu in de sociale realiteit. De zelfge-richte millennials kiezen dus niet zozeer voor het eigenbelang, maar ze kunnen niet anders dan de wereld bezien door de bril van hun eigen prioriteiten. En dat kan ver gaan!
Terug naar ons onderwerp. Gekweld door een onprettige emotie, wordt een vriendschap opgezegd met een appje. En even gemakkelijk zie ik vrienden die elkaars stoelpoten afzagen. We zien tegenwoordig vriendschap als een ‘project’ omdat we gevangen zitten in het millennial-individualisme. We verlangen weliswaar naar een vanzelfsprekendheid en onbaatzuchtigheid in relatie tot anderen, maar spreken vooral de taal van de zelf-hulp, me-time en self-care.
Die berekenende en nogal zakelijke benadering van vriendschap staat in schril contrast met ‘hanging out’. Hangen in de zin van 'jammen': een gitarist begint een loopje, een zangeres neuriet mee, iemand trommelt op een speaker of slaat een akkoord aan. Muzikanten lopen in en uit, soms ontstaat er synergie, vaker niet. Jammen is eigenlijk nogal doelloos en per definitie tamelijk rommelig. Het heeft geen afgebakend begin of einde.
Eenzelfde soort ongestructureerd samenzijn typeert ‘hangen met vrienden’. Hangen is dan wandelen met vrienden door de stad en eindigen in het café. Hangen is ook verveling, ergernis, ongemak – maar bovenal verwachtingloos. De hanger streeft niet naar ‘ware vriendschap’ met hoofdletters of ‘absolute wederkerig-heid’. De hanger streeft überhaupt nergens naar, maar geeft zich over aan het gezelschap. Hangen is – zo bezien - per definitie niet afgebakend, niet beheersbaar, niet gericht op persoonlijk gewin en niet productief. In een dergelijk vanzelfsprekend samenzijn verdwijnt competitie en rivaliteit naar de achtergrond.
Na de studietijd verleert de millennial echter deze vorm van laagdrempelig samenzijn. En vriendschappen verworden van lieverlee tot gekleurde blokken in een digitale agenda en we wegen af wat een vriendschap ons waard is.
Bij vriendschappen wordt het dus tijd om te gaan zoeken naar een nieuw evenwicht. Niet in de zin van overeenstemming, maar van een wederzijds begrip voor het standpunt van de ander. Wie zo in een vriend-schap kan staan, hoeft geen vriendschappen op te zeggen met een appje.
Zes patronen die je loslaat wanneer je dichter bij jouw zelf komt 69
Om dichter bij je zelf te komen én te blijven, moet
je enerzijds veel leren en anderzijds veel loslaten.
Da’s een lang proces, maar waard om aan te gaan.
Hierna wordt aangegeven wat je bij zo’n proces kan
tegenkomen, wat je te nog wachten staat, of wat je
herkent als je al bezig bent met ‘dichter bij jezelf
komen’. Mary Mueller Shutan, auteur van boeken
rond dit onderwerp, beschrijft in dit verband zes pa-
tronen.
1. Anders-zijn en afgescheidenheid
Na verloop van tijd kun je erkennen dat mensen ge-
woon de mensen blijven die ze al waren. Het is niet
nodig om te ontmenselijken of om je te gaan afzon-
deren. Wij mensen zijn allemaal met elkaar verbonden. En tussen al die mensen zitten ongetwijfeld ook een aantal lieden die onwetend of ongelukkig zijn en ver van zichzelf af staan. Maar als je beseft dat de meeste mensen vooral bezig zijn met lijden, of angstig en onwetendheid zijn, kun je ontdekken dat dergelijke men-sen daar niet identiek aan zijn. Hun gedrag is meer een gevolg daarvan. Dus als je al de neiging zou heb-ben om je af te scheiden van andere mensen dan ontken je eigenlijk jouw eigen menselijkheid.
2. Het streven naar het perfecte lichaam
Accepteer jouw lijf, de fysieke vorm daarvan, zoals dat is. We hebben de neiging om achter allerlei maat-schappelijke en culturele constructies aan te hobbelen die ons leren ons fysieke lichaam te haten. Accep- tatie betekent dat we, ongeacht ons gewicht of onze vorm, ons lichaam nog steeds goed vinden zoals dat is en liefdevol kunnen bezien. En in een betere conditie willen komen of beter willen eten, gaat veel gemak-kelijker als we leren om onze emoties te accepteren en als we zelfacceptatie ontwikkelen van onze fysieke vorm zoals die is. Zelfhaat is een brandstof die veel mensen naar de sportschool drijft, maar die mensen zullen na korte tijd stoppen omdat het maar voor een beperkte tijd brandt.
3. Je beter of slechter voelen dan anderen
Dit is een van de laatste verworvenheden van dichter bij jezelf willen komen. We besteden heel veel tijd en energie aan ‘doen-alsof’: superieur willen zijn aan anderen. Maar als we ons veilig voelen in wie en wat we zijn, dan hoeven we dit spel niet langer mee te spelen. We kunnen zijn zoals we zijn. En stop met min-achtend naar anderen te kijken. Onze eigen zelfhaat voedt dit spel! Hoe meer acceptatie en liefde we voor onszelf hebben, hoe minder haat we naar anderen uiten.
4. Morele gerechtigheid
We hebben veel energie gestoken in het slachtoffer-zijn. Als we dat loslaten, herkennen we nuance in ons-zelf en in anderen. En we stellen vast dat niet iedereen een Batman-schurk is. De behoefte aan kritiek en cynisme neemt af. Natuurlijk, er kan sprake zijn van gezonde kritiek, nodig om onze samenleving en cultuur vooruit te stuwen. Maar meestal wijzen we elkaar en de wereld vooral op wat er allemaal verkeerd is. Meestal, omdat we anders zouden moeten vechten met onze eigen gevoelens van verkeerdheid of slecht-heid. Als we kunnen accepteren dat niemand van ons “goed” is, dan we zijn allemaal een soort van goed en slecht en alles daartussenin. En we kunnen dan stoppen met het zoveel van onze tijd en energie steken in het spel van zogenaamde morele gerechtigheid.
5. De behoefte aan goedkeuring en bevestiging
“Het kan me niks schelen wat mensen van me denken”. Over het algemeen geven juist mensen die dit zeggen heel veel om wat mensen van hen denken. Wanneer deze behoef-te stopt door ons proces van dichter-bij-onszelf blijven, dan is dat een groot ding voor de meeste mensen. Ook omdat het resultaat van dichter bij jezelf komen inhoudt dat je eerst geeft om wat je van jezelf vindt, in plaats van veel energie en kracht te spenderen aan van alles en nog wat buiten onszelf. We erkennen dan vooreerst onze eigen innerlijke waarde. En vandaaruit kan dan het onderscheidingsvermogen ontstaan dat niet alle mensen een mening over je hebben. Vervolgens leer je te zien wanneer mensen een mening of inzicht van waarde hebben en wanneer niet. Of wanneer ze te veel in hun eigen pijn verwikkeld zijn en dat op jou projecteren. Als een handig doelwit. Dat heeft echter niets met jou te maken, maar dat gebeurt helaas maar al te vaak!
6. Perfectionisme
We doen er heel veel aan om onze onvolmaakte menselijkheid te ontkennen. En dat gaat gepaard met een hele lijst van dingen die we moeten doen en zijn om onszelf veel waard te vinden. Vooral zeer perfect zijn en heel beminnelijk! Wanneer je je echter gaat realiseren dat je perfect en beminnelijk bent zoals je bent (zelfs als je niets bereikt in je leven en niet perfect bent), dan stop je vanzelf met zoveel energie te steken in het proberen perfect te zijn of te doen alsof je perfect bent. Je kunt gewoon zijn zoals je bent.
Hoe tevreden je bent met je leven, hangt mede af van je karakter 70
De een ziet het meestal somber in, terwijl de ander door het leven dar-
telt. En waar sommigen nog net de keukenkastjes op orde weten te
houden, structureren anderen moeiteloos de boekhouding van een
multinational.
Volgens nieuw onderzoek blijft de impact van dit soort karaktereigen-
schappen een leven lang ongeveer hetzelfde.
Dat is opmerkelijk. Want je zou ook kunnen denken dat de invloed
van je persoonlijkheid op je levensgeluk afhankelijk is van de fase
waarin je zit, inclusief de verantwoordelijkheden die daarbij horen.
Maar uit onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Het verband tussen
bepaalde karaktertrekken en het ervaren van geluk blijft een leven l
ang gelijk.
Veel studies hadden al aangetoond dat mensen met bepaalde per-
soonlijkheidsprofielen tevredener zijn met hun leven dan anderen.
Maar dat dit effect blijft bestaan gedurende het hele leven, is dus
pas recent duidelijk geworden. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken dat extraverte mensen extra gelukkig zijn als jongvolwassene in een periode waarin vriendschap belangrijk is. Maar als je druk bent met je gezin dan maakt dat vermogen om nieuwe vrienden te maken toch minder uit. Onderzocht is of dit soort karaktertrekken meer of minder relevant zijn in specifieke levensfases voor tevredenheid met het leven, sociale relaties en werk. Om daar achter te komen, hebben de onderzoekers data gebruikt uit de zogenoemde LISS-studie die liep van 2008 tot 2019. In die periode moesten meer dan 9000 Nederlanders van 16 jaar en ouder op meerdere momenten vragen beantwoorden over hun karakter op basis van de Big Five-indeling, waarmee de mate van openheid, ordelijkheid, extraversie, vriendelijkheid en stabiliteit wordt vastgesteld. Ook gaven ze antwoord op vragen over hun tevredenheid met hun leven, sociale contacten en hun werk.
Even tussendoor wat nadere informatie over die Big Five.
Die bestaat uit vijf karaktereigenschappen die de hele menselijke persoonlijkheid samenvatten. Elke di-mensie vormt een spectrum van twee extremen, waar iedereen zich tussenin bevindt.
De vijf dimensies zijn:
-Neuroticisme versus stabiliteit. Denk hierbij aan gevoelens van angst, impulsiviteit en kwets-baarheid.
-Extraversie versus introversie. Hierbij gaat het om sociaal zijn, maar ook om je behoefte aan avontuur, mate van dominantie en je energieniveau.
-Openheid versus geslotenheid. Dit is een breed begrip waar ook intellectuele autonomie onder valt en bijvoorbeeld esthetiek, fantasie en de behoefte aan verandering.
-Zorgvuldigheid versus laksheid. Doelmatigheid, ambitie, betrouwbaarheid en zelfdiscipline spelen hierbij een rol.
-Vriendelijkheid versus antagonisme. Denk hierbij aan de mate van altruïsme, oprechtheid en zorgzaam-heid.
Maar wat de onderzoekers hadden verwacht, gebeurde niet: het verband tussen het karakter van mensen en hoe tevreden ze zijn met hun leven, blijft hetzelfde door de jaren heen. En niet extraversie of openheid maar emotionele stabiliteit blijkt het meest bepalend voor de mate waarin mensen gelukkig zijn tijdens de diverse fasen in hun leven.
Ondanks verschillen in de sociale rollen die mensen vervullen gedurende de opeenvolgende levens-fasesen en de specifieke uitdagingen waar ze per levensfase mee te maken krijgen, blijven karakter-eigenschappen bepalend voor de tevredenheid met het leven, werk en sociale contacten op jonge, middelbare én oudere leeftijd, zo blijkt uit dit onderzoek. De persoonlijkheid van mensen blijft een relevant gegeven gedurende het hele leven en wordt in sommige gevallen m.b.t. het aspect werktevredenheid zelfs nog belangrijker.
Niet elke karaktertrek is echter even relevant voor bijvoorbeeld werk of sociale contacten. Zo was ordelijk-heid een duidelijke graadmeter voor werktevredenheid, terwijl extraversie en vriendelijkheid een rol speel-den bij tevredenheid over sociale contacten. Het is mooi om te zien hoe mensen die na verloop van tijd ho-ger gingen scoren op deze eigenschappen ook tevredener werden over de verschillende aspecten van hun leven. Opvallend genoeg had leeftijd de meeste invloed op het verband tussen karakter en werktevreden-heid. Als mensen ouder worden, dan blijkt de relatie tussen tevredenheid met hun carrière en hun emotio-nele stabiliteit zelfs sterker te worden.
Hoewel er niet een heel duidelijk verband is tussen openheid voor nieuwe ervaringen en tevredenheid, zien de onderzoekers wel dat mensen die opener worden naar mate de jaren vorderen, ook tevredener zijn met hun leven. Dat kan door indirecte effecten worden verklaard: mogelijk ontmoeten open mensen meer anderen waardoor ze zich extraverter voelen en zodoende dan toch tevredener zijn met hun sociale leven.
Emotionele stabiliteit, wat blijkens dit onderzoek zo belangrijk wordt gevonden voor de mate waarin men-sen tevreden zijn, heeft als eigenschap dat het in belangrijke mate een beeld kleurt dat mensen hebben van de wereld. Een goed voorbeeld daarvan kun je vinden in de werkcontext; een van onderzoeks-bevindingen is dat de link tussen emotionele stabiliteit en werktevredenheid toeneemt als mensen ouder worden. Emotioneel stabiele mensen zijn ook minder bang om te stoppen met een baan die ze niet leuk vinden. En ze solliciteren eerder op meer uitdagende banen die op de lange termijn meer voldoening geven.