Mijmeringen 61-70

Mijmeringen 61 t/m 70

- Er bestaat ook zoiets als 'practische' filosofie 61

- Leven met doelen of in het hier-en-nu 62

- Leven in het hier-en-nu en het Boeddhisme 63

- Onze tijd: overdadig pessimisme en excessief optimisme 64


- Filosofie is makkelijker als je denkt – ‘willen’ 65 #

- Filosofie is makkelijker als je denkt: ‘geluk’ 66 #

- Filosofie is makkelijker als je denkt: ‘voelen’ 67 #

- Vriendschappen anno 2023 hebben het moeilijk 68

- Een samenleving heeft niet het eeuwige leven 69 

- Hoe tevreden je bent met je leven hangt af van je karakter 70


 

"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn" (Gerwin van der Werf).

Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com

Er bestaat ook zoiets als ‘praktische’ filosofie’ 61

Ik mijmer graag over filosofisch getinte onderwer-pen, thema’s en begrippen. Maar ‘filosofisch getint’ is nog geen filosofie. En ‘praktische filoso-fie’, wat de laatste decennia meer en meer aan-dacht krijgt, ook niet.

In het oude Griekenland ging je met lichamelijke klachten naar de dokter en met psychisch ongemak naar de filosoof. Psychologen bestonden toen namelijk nog niet. Nu wel. Als het leven je even te veel in de weg zit dan ga je naar een psycholoog of psychiater. Of je gaat naar iemand die zichzelf heeft gekwalificeerd als happinez-helper. We hebben tegenwoordig allerhande lieden tot onze beschikking die het heilzaam vinden dat je goed leert kijken naar jezelf, wel of niet in relatie tot jouw leven en de wereld om je heen. En tot dat gilde van helpers zijn al enige tijd ook de bedrijvers van ‘Praktische Filosofie’ (pf) toegetreden. Weer even voor alle duidelijkheid: er dient wel onderscheid te worden gemaakt tussen academische filosofie en praktische filosofie. Over het eerste heb ik al eerder geschreven en aangegeven dat alleen dan van filo-sofie kan worden gespreken als het over academische filosofie gaat, onderwezen op universiteiten waar filosofen, theorieën en filosofieën worden bestudeerd. Terwijl pf wil zeggen dat je zelf leert nadenken, dat je zelf filosofeert en dat je jouw denkspieren traint. Eigenlijk een – weliswaar belangrijk – onderdeel van ’de’ filosofie. En het is verheugend dat zovelen de weg weten te vinden naar deze pf. Want het helpt je bij het ontwikkelen van filosofische vaardigheden zoals analyseren, conceptualiseren, vragen stellen, zuiver luisteren, redeneren en argumenteren. Met onder meer als oogmerk dat je leert om keuzes te maken, dat je autonomer wordt in je denken en dat je beter in staat bent je leven vorm te geven. Maar, zit je echt in de psychische kreukels, dan is pf niet de juiste remedie. Dat vinden de professionele pf’ers trouwens ook!

Het aardige van pf is dat die ruimte laat om al doende de zin van het leven te ontdekken, iets wat de academische filosofie dus niet beoogt. En dat ontdekken van de zin van jouw leven via pf heeft weinig gemeen met zoiets als een happinez-benadering. Immers, een rechtgeaarde pf-beoefenaar zal bij ‘de rusteloze energie van onze impulsen’ (uit het Tibetaanse boeddhisme) meteen om begripsverheldering vragen. Want je moet eerst iets snappen voordat je het kan beoordelen. Dus, wat betekenen begrippen als 'onze impulsen' en 'rusteloze energie'?! Bij de pf is er geen ruimte voor dergelijke pseudowetenschap-pelijke termen. Het gaat bij pf om het met elkaar beoefenen van filosofische vaardigheden. Met een ‘open mind’ en met een kritische attitude. Dus voor onderbuikuitspraken als “ik kan het niet goed uitleggen, dat voel ik nu eenmaal zo", of “je voelt toch ook wel wat ik bedoel” moet je ergens anders wezen.

Filosofische praktijken (waar dus pf wordt bedreven) zijn een betrekkelijk nieuw fenomeen. Een pf-begeleider typeerde het zo: ‘Als je gelukkig wilt worden ga je naar de psycholoog, bij ons kom je om wijzer te worden’. De pf geeft je het gereedschap om het bouwwerk van je eigen gedachten kritisch te bevragen en zo nodig te herzien. Ofwel, pf is nadenken over je eigen gedachten. Pf is dus geen coaching of therapie. Het gaat er juist vanuit dat de pf-begeleider (die zelf vaak een professioneel filosoof kan zijn) en de deelnemer gelijkwaardig zijn en dat de antwoorden op (levens-)vragen in jezelf verscholen liggen. Het enige wat een praktisch filosoof doet is vragen stellen en samen met jou je eigen denken analyseren en toetsen op waarheid en houdbaarheid.

Methoden die in de pf. worden gebruikt zijn onder meer:

- De Socratische gesprekken: Het aanleren van een vragende, onderzoekende en kritische houding en het ontwikkelen van je eigen denkkracht. In navolging van Socrates draait het vooral om vrijuit spreken en elkaar bevragen. En daarbij hoort het ter discussie stellen van aannames en echt naar elkaar luisteren.

- De Aristonide methodiek: Gebruik van filosofische teksten ter reflectie en verder denkwerk. De methode is gebaseerd op de zogeheten ‘driewerelden-theorie’ van Karl Popper. Even terzijde, de door mij gehanteerde gebruikscode voor mijn mijmeringen-pagina's is van Propper: “Lezen is even belangrijk als luisteren en het willen doorgronden van andermans bedoeling of opvatting is het motto en niet het bestrijden daarvan”. En ook: “Ik kan ongelijk hebben en jij gelijk en met moeite komen we misschien samen tot de waarheid”.

- De van vraag-naar-vraag methode van Harm van der Gaag: Elkaar bevragen op uitspraken en gedach-ten, zonder naar een bepaalde tekst te verwijzen of advies te geven. Het aanleren van een vragende houding staat hier dus centraal. Het gaat erom dat je de ander als mens serieus neemt. Niet door het voor de ander in te vullen, maar door vragen te stellen. En door de betekenis van problemen en dilemma’s te doorgronden. Zonder te oordelen.

Of je echt baat hebt bij dergelijke filosofische sessies hangt af van je bereidheid tot zelfreflectie. Maar dan gestructureerd en gedisciplineerd. Gestructureerd denken, dat is best lastig. Door te trainen kun je één gedachte nemen en vasthouden. Daar kun je dan zorgvuldig naar kijken. Tenslotte, wanneer is een vraag een goede en filosofische vraag? Een goede vraag is eenduidig, helder en kort en er zitten zo min mogelijk suggesties in. Een filosofische vraag stel je om wijzer te worden.

  • Herman

Leven met doelen of in het hier-en-nu 62

Het leven loopt zijn onstuimige loop en daarin is veel te doen. We zorgen allemaal een beetje voor elkaar en als het té hard waait, spinnen we nieuwe draden, bewe-gend op wat de wind ons brengt. Ofwel, we leven in het hier-en-nu. Maar je kan ook en vooral leven met verwachtingen en doelen. Dan ontwikkelen we ver-wachtingspatronen en vaste ideeën over hoe dingen zijn of zouden moeten zijn.

Ik kom hierop naar aanleiding van een gedachtenwisseling met een vriendin van me. Ik stelde dat het in het leven van de ouder-wordende mens goed is om doelen te blijven stellen. Zij vond dat - in elk geval voor haarzelf - niet zo’n bruikbaar idee. Beter is het om ook dan te blijven leven in het hier-en-nu. Ik vond haar reactie aanvankelijk nogal ‘happiness-achtig’. Ook omdat ik met dat ‘hier-en-nu’ nooit zo goed raad weet. Meer iets voor mensen en samenlevingen in het Aziatische verre oosten, was mijn vooringenomen mening. 

Toch bleef dit gesprek napruttelen in mijn hoofd. En ik besloot om me wat meer te verdiepen in zo’n hier-en-nu-leven. Hoe ziet dat eruit en hoe zou je dat kunnen doen? Want hoe het zit met doelen stellen, dat weet ik wel. Genoeg mee geoefend ook. Denken speelt hierbij een grote rol. En denken kan ik als de beste. Maar denken geeft ook een hoop gedoe. En je wordt daar ook niet altijd gelukkiger van. Denken, het zet je nogal eens op het verkeerde been. En het kan met je op de loop gaan, zoals een bekende tegeltjeswijsheid ons al decennia lang voorhoudt: ‘Een mens lijdt dikwijls het meest aan het lijden dat hij vreest, maar dat nimmer op komt dagen’. Dus dat gedenk kan - zeker bij de ouder-wordende mens - misschien wel een tandje minder. Wat gebeurt er als je dat denken meer links laat liggen? Dan houd je bewustzijn over. En dat is eigenlijk gewoon om je heen kijken en de dingen waarnemen zoals ze zich aan je voordoen.  In vergelijking met dat denken wel zo rustig. Zeker als je tijdens dat waarnemen probeert om je over te geven aan wat zich op dat moment voordoet. En concentreer je op wat je voelt, ook als dat pijn is. Geef aandacht aan dat gevoel. En – héél belangrijk – probeer dat los te doen van de persoon, de gebeurtenis of de situatie die jou dat gevoel bezorgt. Bezig zijn in het nu, in het moment, betekent alert zijn en doen waar de situatie op dat moment om vraagt. En probeer dat nadenken achterwege te laten. Niet oordelen over hoe dingen zouden moeten zijn en accepteer wat er is. Dus geen verwachtingen of oordelen, niets moeten, niets willen, maar gewoon  ‘zijn’. Zonder doel en tijdloos. Zo zit dat ongeveer met ‘leven in het hier-en-nu’. 

Niet zo makkelijk in onze wereld vol oordelen.  Hier-en-nu wil zeggen dat je jouw levensgeschiedenis of jouw toekomstplannen voor even parkeert. Niks prestaties, drukdoenerij of bezig zijn met plannen. Los zijn van de vraag waar het precies heen moet, wat moet van wie en hoe het goed is. En met jezelf zijn in de tegenwoordige tijd, los van alles en van wat iedereen vindt en wat ik van hen vind. Al met al hartstikke moeilijk! Maar als ik mij dit alles probeer voor te stellen, krijgt het toch ook iets aantrekkelijks. Een dergelijk ‘in het leven staan’ kan – zo ontdek ik - ook voordelen bieden: meer rust, minder stress, meer balans. Minder ‘wat als’ en ‘ja maar’. Meer verwondering en plezier. En ontdekken dat ik niet mijn gedachten ben. Proberen om ‘vrij’ waar te nemen, los van wie ik bent en hoe ik in elkaar steek. Meer in het moment zijn en leven. Niet in de zin van ‘you only live once’, ofwel ‘haal alles uit het leven’, maar vooral je gewaarworden van zo’n moment en wat zich daarin voordoet. Met waardering en aandacht, want aandacht maakt van alles een rijkere ervaring.

  • Herman
Buddha Lucky + € 6,95 verzendkosten...

Buddha Lucky + € 6,95 verzendkosten...

Leven in het hier-en-nu en het Boeddhisme 63


Hoewel we het adagium ‘leven in het hier en nu’ toeschrijven aan het Boeddhisme, maakte de Boeddha zelf van zo’n leven helemaal geen cultus. In onze westerse, individualistische samenleving doen we dat echter wel. Sterker nog, we herleiden én beperken het Boeddhisme tot een comfortabele manier van bestaan om niet te hoeven onderzoeken hoe we iets kunnen doen aan het onvermijdelijk moeilijke leven van onszelf en van anderen. En daarmee doen we het Boeddhisme nogal tekort.

Ik heb me in het verleden wat verdiept is het Boeddhisme. Wat overigens nog iets anders is dan dat je de leefregels en bedoelingen van het Boeddhisme in prakrijk probeert te brengen binnen je eigen leven en daar omheen. Dat is trouwens ook eigenlijk niet te doen voor een in de westerse wereld levende westerse burger. Maar misschien wel voor Boeddhistische monniken, als ze hun best doen. Over dit laatste moeten we ons echter geen al te serieuze voorstellingen maken (zie verderop).

Na dit verbale hier-en-nu uitstapje toch nog even terug naar mijn beginstelling: ‘het is goed om in je leven doelen te blijven stellen’. Ik heb ondertussen bijgeleerd door dat ‘hier-en-nu' zo nu en dan 'gewoon' te doen, da’s zeker! Ik denk echter (daar ga ik weer…) dat ik mijn stelling daarmee niet in de prullenbak hoef te mikken. Andersom hoeft trouwens ook niet. Want, het hebben van doelen enerzijds en leven in het hier-en-nu anderzijds hoeven elkaar niet in de weg te zitten. Mijn verdere leven alleen en vooral in het hier-en-nu stellen gaat me wat ver, maar het uitsluitende bezig zijn met doelen is ook nogal eenzijdig. Beide afwisselen en op hun eigen tijd aandacht geven, zou ik willen zeggen. Net zoals het uitkomt of zoals de mogelijkheden zich aandienen. Daarenboven, je hebt veel langskomende leefsituaties niet altijd voor het uitkiezen, maar je bent wel vrij in hoe je op dergelijke situaties kan reageren.

Het boeddhisme is populair in Nederland. Merkwaardig eigenlijk! Al die materialistische, seculiere Nederlanders die dwepen met een in zich radicale levensbeschouwing die aanzet tot onthechting en is ontsproten aan oosterse tradities die vreemd zijn aan het moderne westerse leven. Hoe dan ook, het weerhoudt velen van ons er niet van om massaal boeddhabeelden aan te schaffen. Onwaarschijnlijk populair, die beelden! Ze worden overal verkocht en verwijzen naar een soort van knuffelbaar boeddhisme met een Dalai Lama die lijkt te prediken: ‘lach en de wereld lacht terug’. Een uitgeklede oosterse levens-beschouwing met een aantrekkelijk soort spiritueel keuzemenu, ook wel het ‘tulpenboeddhisme’ genoemd. Een dweperij die onderdeel uitmaakt van een lifestyle van zelfontplooiing, op maat gesneden en naar eigen inzicht ontdaan van elementen die te ingewikkeld zijn.

Ik mag hopen dat deze knuffelende surrogaatvolgelingen onwetend zijn over hoe het werkelijk gesteld is met de huidige oosterse boeddhistenwereld. Zo wordt er in de boeddhistische monnikenwereld nauwelijks gemediteerd. Dit, terwijl de modale westerling meditatie zo ongeveer als de kern van het boeddhisme beschouwt.  Verder wordt er nogal kritiekloos vanuit gegaan dat het huidige boeddhisme intrinsiek vrede-lievend en verdraagzaam is. Onterecht, helaas! Het Tibetaanse boeddhisme kenmerkt zich door een harde opstelling tegenover dissidenten. Vrouwen worden ernstig achtergesteld. En er bestaat een afkeer van homoseksualiteit. En wat te denken van de mensenrechtenschendingen in het boeddhistische Myanmar? En ook het boeddhistische verleden heeft tal van verdachte episodes gekend. Zo speelden de zen-meesters een grote rol bij het stimuleren van het nationalisme en het militarisme in het Japan van de vorige eeuw. En Tibet was een theocratie met een onverdraagzame leider die minderheden geen rechten en vrijheid gunde.

Ondanks dit alles hecht ik grote waarde aan het oorspronkelijke Boeddhisme! Daarom nog wat objectieve info over deze grootse levensbeschouwing.

Het Boeddhisme kent een stichter, een openbaring, een heilsverwachting, een selecte groep religieuzen in de vorm van monniken en nonnen, een leer met geboden en verboden, vaste rituelen en een heldere visie op de cyclus van het leven. Het lijkt dus verdacht veel op een heuse religie. Maar dat is het niet! Het is – zoals eerder aangegeven - een levensbeschouwing, in perspectief van vele reïncarnaties op weg naar verlichting.

Over het leven van de Boeddha zijn geen echte feiten bekend. Zijn biografie is dus meer een kwestie van legendevorming. Maar wel eentje met een enorme invloed! Een mooi verhaal ook. De rond 560 voor Christus geboren prins Siddharta Gautama brengt de eerste 29 jaren van zijn leven zorgeloos door in welstand en achter de hoge muren van een paleis. Als hij die veilige stek verlaat, maakt hij kennis met het echte leven in de vorm van ouderdom, ziekte en dood. Hij gaat op zoek naar de oorzaken van al dit leed en breekt met zijn familie, doet afstand van elke vorm van luxe en leidt een bestaan van zelfkastijding en ontberingen. Zijn beloning krijgt hij onder een bodhiboom in het Indiase Bodhgaya. Op zijn 35ste wordt hij aldaar een Verlicht Persoon, een Boeddha. Vervolgens trekt hij nog 45 jaar door Noord-India als goeroe, als spirituele gids.

Over het waarheidsgehalte van dit verhaal maken boeddhisten zich niet zo druk. Het ging ook niet om hem persoonlijk, hield de Boeddha zijn leerlingen voor, maar om de door hem gevonden natuurwet, de dharma. Eigenlijk met een pessimistisch uitgangspunt, namelijk dat het leven één en al ellende ofwel lijden is. Er is permanent pijn en verdriet. En dat houdt nooit op. Want elk levend wezen wordt na zijn dood weer opnieuw geboren. En dan begint dat gedoe, wat het leven is, weer opnieuw. Boeddhisten noemen dat ‘samsara’, kringloop van het bestaan. Bij die kringloop speelt ‘karma’ een belangrijke rol. Het gaat dan om bewuste handelingen, waarbij deugdzame daden tot geluk leiden en onfatsoenlijke daden tot ongeluk. En die daden hebben op hun beurt weer gevolgen voor de vorm van de wedergeboorte in een volgend leven.


Het Boeddhisme heeft echter ook een positieve boodschap. Het is mogelijk om van dat lijden te worden verlost. Door kennis en zelfkennis te verwerven. Cruciaal is het inzicht dat het ‘ik’ in feite een illusie is. En door afstand te nemen van dat ik (je ego) en door een eind te maken aan begeerten en waan-voorstellingen, kan een vorm van onthechting worden bereikt die de mens uittilt boven het dagelijkse leed.


  • Herman




Een eigentijdse tweestrijd: evenwicht tussen overdadig pessimisme en excessief optimisme: 64

 

We kunnen rustig stellen dat ‘wij mensen’ het

nog nooit zo goed hebben gehad! Vergeleken

met nu was het leven van onze voorouders een

echte overlevingsstrijd. Maar ondanks dat we

het als mensheid heden ten dage objectief ge-

zien zeer goed zouden moeten hebben, wordt

dat gevoel vanuit een subjectief standpunt niet

bevestigd. Dat heb ik het al vaker geconsta-

teerd in mijn Mijmeringen. Hoewel we ons dat

niet beseffen, leven wij in een tijdperk van af-

nemend gewapend conflict, armoede, hongersnood en ongelijkheid. Ondanks de recente coronapandemie en aanslepende conflicten is dit in één van de beste momenten ooit in de geschiedenis van de mensheid om op deze planeet te vertoeven. Dat is echt waar, maar weinigen zijn zich daarvan bewust.

 

Onderzoeksbureaus peilen al jaren dat subjectieve gevoel van welbevinden. En in het algemeen is er maar een kleine minderheid (minder dan 10%) die vindt dat het ‘beter’ gaat. Een grote meerderheid is echter van mening dat het achteruitgaat (60%) of dat er niet veel ten goede is veranderd (36%). En er zijn filosofen, zoals Slavoj Žižek, die het zelfs nadrukkelijk hebben over het ‘Einde der tijden’. Een bizarre paradox dus. Een deel is mogelijk te verklaren vanuit de menselijke natuur zelf. Als denkend wezen zijn we ons bewust van onze eigen kwetsbaarheid en van de fragiliteit van ons geluk. Binnen de kortste tijd kunnen onze kansen keren, zo vinden wij. En in het boek 'De meeste mensen deugen' van Rutger Bregman wordt gewezen op de rol van het nieuws in het vormen van ons wereldbeeld. De dagelijkse overvloed van depri-merende berichten uit elke brandhaard van de wereld lijkt ons donkere mensbeeld te bevestigen. Daar komt bovendien de polariserende invloed van sociale media nog bovenop. En tenslotte, psychologische effecten zorgen er voor dat negatieve nieuwsfeiten nog eens langer nazinderen bij mensen dan positieve ervaringen.

 

Maar er bestaat ook overmatige positiviteit. En in combinatie met een steeds hogere productiviteit leidt dat in onze samenleving tot een cultuur van burn-out en een verlies van individualiteit en privacy. Dat heeft te maken met  het dubbelzinnige karakter van onze ‘vooruitgang’. Enerzijds zien we een diepgeworteld ver-langen naar vernieuwing en anderzijds een gevoel van verlies en desillusie. De overmatige consumptie en productie van de moderne samenleving kan worden gezien als een proces dat uiteindelijk tot zelf-vernietiging kan leiden. Ofwel, de utopie van overvloed kan - ironisch genoeg - een dystopie van uitputting en leegte voortbrengen. En deze paradox van overvloed en uitputting kan nog eens worden versterkt als we geconfronteerd worden met het kwalitatieve verlies van ons leefmilieu. In dat machteloze gevoel kunnen mensen alle hoop op beterschap verliezen. Zelfs als andere indicatoren aangeven dat er wel dege-lijk vooruitgang is:  er is nu meer bos in West-Europa dan pakweg 100 jaar geleden en onze buitenlucht is veel minder vervuild.


Een ander element is hoe ongelijk de voordelen van de vooruitgang verdeeld kunnen zijn over de wereld-bevolking. De inkomensongelijkheid neemt op globaal niveau weliswaar af, maar deze lijkt binnen heel wat rijke landen juist toe te nemen. Veel mensen in die landen kunnen in de maatschappij steeds minder meekomen en daarvoor bestaat maar weinig begrip. Want er wordt voorondersteld dat deze groep mensen  toch alle kansen hebben gehad. En zelfs de mensen die vinden dat ze het naar alle objectieve maatstaven goed tot erg goed hebben, lijken vaak ontevreden. Extra inkomen leidt dus niet noodzakelijk tot een erva-ren hogere levenskwaliteit, zo blijkt ook uit onderzoeken. En excessieve rijkdom kan ook nog ’s leiden tot sociaal isolement en een afname van burgerlijke betrokkenheid. Geeft dit alles aan dat de vrije markt op haar limiet stuit als het eenmaal gaat over geluk en moraliteit?


Dat mensen veel maatschappelijke verbeteringen minder als zodanig ervaren, komt ook omdat die vaak het resultaat zijn van jarenlange kleine positieve veranderingen. Dat valt minder op dan (plotselinge) schokken. Daarnaast is er het gemak waarmee we elke verbetering binnen de kortste keren als evident beschouwen. Hoe dan ook, we moeten ons niet laten meeslepen door overdadig pessimisme, noch door excessief optimisme. Het vinden van een evenwicht tussen deze twee uitersten biedt ons de enige mogelijkheid om toekomstige generaties dezelfde kansen te bieden als die wij hebben gehad, zodat welzijn en welvaart elkaar daadwerkelijk kunnen versterken.


Het is van cruciaal belang dat we een balans weten te vinden tussen overmatig optimisme en destructieve verlangens. We moeten onze creativiteit en solidariteit benutten om de uitdagingen van onze tijd aan te gaan. In deze context kan worden opgemerkt  dat onze huidige methoden voor het meten van welvaart kennelijk tekort schieten. Er is behoefte aan authentieke welvaartsmetingen die daarenboven verder moeten gaan dan economische groei. Ook duurzaamheid, levenskwaliteit, en de kwaliteit van sociale verbindingen in de samenleving moeten in beeld komen. Bijvoorbeeld, hoe is het gesteld met de hoeveel-heid vrijwilligerswerk, langdurige vriendschappen en huwelijken, de zorg voor gehandicapten en gepensio-neerden, en de toegankelijkheid tot openbaar vervoer, onderwijs en gezondheidszorg. Deze data zijn wel vaak voorhanden, maar lijken onvoldoende in de huidige welvaartsmeting te worden geïntegreerd.


  • Herman




Filosofie is makkelijker als je denkt: 'willen' 65


In het Filosofie Magazine zijn sinds maart vorig jaar een aantal artikelen verschenen met als titel 'Filosofie is makkelijker als je denkt'. Dus niet ‘dan’, maar 'als’… En de thema’s zijn ondermeer: voelen, geluk en willen. Dit alles in het kader van: in stappen op weg in het zelf leren denken. Als eerste nu het onderwerp ‘willen’ dat verscheen op 19 augustus 2022.

 

‘De wereld is de spiegel van het willen’ (Schopenhauer).

Willen is makkelijker als je denkt. Tenzij je niet wilt willen natuurlijk.

Wat is er heerlijker dan kunnen doen wat je wilt? Kunnen doen wat je wilt lijkt het eenvoudi-ge recept voor geluk, maar wat nu als je dingen wilt die niet leuk zijn – dingen die je liever niet had gewild? Klinkt dit theoretisch? Vraag het aan een gestopte verstokte roker. Die had graag ooit iets anders willen willen.

 

Kun je ook niet willen willen?

Probeer het maar eens. Dat kun je niet willen. Zo makkelijk

komen we er dus niet vanaf, van dat willen. En zo bekeken

wordt het steeds lastiger om je voor te stellen dat doen wat

je wilt iets met geluk te maken heeft. Zeker na het lezen van

Arthur Schopenhauers (1788-1860) ‘De wereld als wil en

voorstelling’. De wereld is niets anders dan de spiegel van

dit willen, en alle eindigheid, alle lijden en kwaad, behoort tot

de uitdrukking van datgene wat hij wil, en is zo omdat hij zo

wil. De wil waar Schopenhauer hier over schrijft is een ande-

re wil dan de wil die we bedoelen als we een ijsje willen.

Je kunt als je wilt ook afzien van dat ijsje. Maar van de Wil,

waaruit het hele bestaan ontstaat, daar kunnen we niet van

afzien.

We voelen dit heel sterk als we ons vervelen. ‘Een ijdel ver-

langen’ noemt Schopenhauer dat. We hebben nergens zin in,

behalve in ergens zin in hebben. En dat zeurende gevoel is

de Wil die we nooit kunnen uitzetten.

Of toch wel? Volgens het boeddhisme is het soms mogelijk

na lange oefening je ego los te laten. En wie geen ik heeft,

voelt ook geen persoonlijke verlangens meer. De behoefte

aan ijsjes en andere wereldse zaken die je herinneren aan

de onophoudelijk wil, zou verdwijnen als sneeuw voor de zon.                 Arthur Schopenhauer

Schopenhauer, die weliswaar veel sympathie had voor de boeddhistische teksten die hem eind achttiende eeuw via Britse missionarissen konden bereiken, denkt niet dat de wil en het bijbehorende lijden op die manier uit te schakelen zijn. De enige tijdelijke uitweg die de mens heeft vindt hij in de muziek. Muziek brengt ‘de wil zelf tot uitdrukking’, doordat ze onze ‘stemmingen in abstracto’ uitdrukt. En alleen deze abstracte stemmingen kunnen de onrust van onze wereldse verlangens een beetje temmen.

 

De vraag van filosofen laat zien dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Met die houding kunnen we deze vragen stellen: kan ik ook niet willen willen?  Is wensen willen? Kun je te veel willen? Kun je willen wat niet kan? Kun je weten wat je wilt? Kun je twee tegenstrijdige dingen willen? Kun je ooit echt doen wat je wilt? Kun je naar verveling verlangen? Is een leven zonder wil denkbaar?

 

Dialoog: Vrij om jezelf te beteugelen

Een kort gesprek over willen en verlangen.

Phaedrus: Socrates, vertel eens: is het beter om bemind te worden door iemand die verliefd op je is, of door iemand die niet verliefd op je is en zichzelf onder controle heeft?

Socrates: Maar Phaedrus, nu veronderstel je dat de liefde iets slechts is! Waar het om gaat is dat degene die van je houdt dit in vrijheid doet.

Phaedrus: Hoe bedoel je?

Socrates: Kijk, de menselijke ziel bestaat uit drie delen: twee paarden en een wagenmenner. De wagenmenner staat voor de rede, het ene paard voor eergevoel, het andere voor begeerte.

Phaedrus: Wat heeft dat met vrijheid te maken?

Socrates: Nou, het eervolle paard laat zich uit vrije wil mennen door de rede. Maar het begerende paard stribbelt tegen: hij wil op zijn geliefde afstormen en hem onder kussen en complimentjes bedelven. De rede moet hem in toom

Phaedrus: Dus het eervolle paard gehoorzaamt uit vrije wil en het begerende paard wordt gedwongen?

Socrates: In het begin wel. Maar zodra hij naar de rede begint te luisteren, ontdekt het begerende paard dat hij pas waarlijk vrij is als hij gehoorzaamt.

Phaedrus: Dat snap ik niet.

Socrates: Eerst was het begerende paard slaaf van zijn eigen verlangens. Maar nu is hij vrij om de rede te volgen.

Phaedrus: Dus een vrije ziel laat zich uit vrije wil leiden door de rede?

Socrates: Precies. Zelfs als je verliefd bent, ben je vrij om jezelf onder controle te houden.

 

Schopenhauer staat bekend om zijn pessimistische manier van denken. Volgens hem zijn veel mensen er ten onrechte van overtuigd dat ze een vrije wil hebben. Ik kan immers doen wat ik wil. Schopenhauer antwoordt dat je misschien wel kunt doen wat je wilt, maar dat je niet kunt wíllen wat je wilt. Wat je wilt is altijd van tevoren bepaald door je karakter en je motieven, die ook weer van tevoren bepaald zijn.

Waarom hebben we dan toch het gevoel dat we vrij zijn? Volgens Schopenhauer komt dit doordat de mens een manifestatie van de vrije wil is. Voordat hij iets ervaart (a priori), heeft hij daarom het gevoel vrij te zijn. Maar als hij zijn ervaringen achteraf bestudeert (a posteriori), komt hij erachter dat alles wat hij wil en doet al van tevoren bepaald is.


  • Herman


Filosofie is makkelijker als je denkt: ‘geluk’ 66


In het Filosofie Magazine zijn sinds maart vorig jaar een aantal artikelen verschenen met als titel 'Filosofie is makkelijker als je denkt'. Dus niet ‘dan’, maar 'als’… En de thema’s zijn: voelen, geluk en willen. Dit alles in het kader van: in stappen op weg in het zelf leren denken. Als tweede nu het onderwerp ‘geluk’ dat verscheen in september 2022.

 

“Geluk is de grootste ambitie van de mens”,  zei Aristoteles (384-322). De vraag naar het geluk is minstens zo oud is als de filosofie. Al in de vroegste filosofische werken kom je adviezen tegen om gelukkiger te worden. Zo waarschuwde Plato (427-347 v.Chr.) al dat je je voor geluk beter niet afhankelijk van anderen kunt maken. Geluk is het enige doel in zichzelf. Alle andere activiteiten – vriendschappen onderhouden, een mooi boek lezen – doen we omwille hiervan. Aristoteles meende dat je het geluk op eigen kracht kunt bereiken. Het belangrijkst hiervoor is om een deugdzaam leven te leiden en activiteiten te ondernemen waar je goed in bent.

 

Maar als het echt zo simpel is, waarom zijn we dan

niet allemaal gelukkig? Geluk mag dan wel onze

grootste ambitie zijn, maar we weten niet goed wat

we nastreven. Het is, zoals dichter C.O. Jellema 

(1936-2003) beschreef, niet voor niets dat we geluk

vooral op het zoete einde van een sprookje aantref-

fen. Maar, schreef Jellema verder, het is frappant

dat niemand zich dat sprookjesgeluk echt kan voor-

stellen. Hooguit als een erg saaie bedoening; echt

des levens lijkt het niet.

De Engelse jurist en filosoof Jeremy Bentham (1748

-1832) dacht hier anders over. Hij vatte het geluk in

een formule: ga pijn zo veel mogelijk uit de weg en

jaag genot zo veel mogelijk na. Bentham werd met deze gedachte de grondlegger van het utilitarisme, een ethische stroming die meent dat het goede bestaat uit zo veel mogelijk geluk voor zo veel mogelijk men-sen.

 

Toch kun je je afvragen of het streven naar geluk het geluk niet juist in de weg zit. Dit wordt ook wel de paradox van het geluk genoemd: wie graag gelukkig wil worden, wacht de malaise. Deze paradox is fraai beschreven door de Franse filosoof en wiskundige Blaise Pascal  (1623-1662): ‘Al het ongeluk van men-sen komt voort uit één ding: ze kunnen niet rustig stil blijven zitten in een kamer.’ En, voegde hij daaraan toe, ‘doordat wij ons altijd voorbereiden om gelukkig te worden, is het onvermijdelijk dat wij het nooit zijn’.

 

Vragen stellen: ben ik gelukkig als ik denk dat ik gelukkig ben? Ook voor deze vraag geld dat we het leven nooit van buitenaf kunnen verklaren en dat we dus telkens onze wereld van binnenuit moeten bestuderen. Probeer nu eens met die houding deze vragen te stellen: Ben ik gelukkig als ik denk dat ik gelukkig ben? Is geluk meetbaar? Begint geluk als ongeluk eindigt? Kun je gelukkig zijn, maar toch ontevreden? Is geluk afwezigheid van pijn? Zijn er verschillende soorten geluk? Is geluk het tegenovergestelde van ongeluk? Word je ooit gelukkig zolang je nog iets wilt?

 

Paradox: ‘Ook moraal is een kwestie van geluk’

Kun je iemand iets kwalijk nemen waar diegene niets aan kan doen? Als ik niet kom opdagen op mijn werk, dan is dat natuurlijk niet goed, maar als ik niet kom opdagen omdat ik op weg naar mijn werk word aan-gereden en bewusteloos naar het ziekenhuis ben gebracht, dan kun je me dat moeilijk aanrekenen. Immanuel Kant vatte dit idee in de stelregel: als je ergens toe verplicht bent, dan moet je er ook toe in staat zijn. Oftewel: we kunnen alleen moreel verantwoordelijk gehouden worden voor wat in onze macht ligt. Geluk (of pech) kan geen rol spelen in onze morele oordelen. Het probleem dat aan de ene kant geluk geen rol mag spelen in morele oordelen en dat aan de andere kant morele oordelen gaan over dingen die grotendeels een kwestie van geluk zijn, wordt door Bernard Williams en Thomas Nagel het probleem van 'moral luck' genoemd. Er is nog geen goed antwoord op dit probleem.

 

Voorts blijft  het de vraag of we in ons dagelijks leven de werkelijkheid wel altijd boven het snelle genot ver-kiezen. Zo beschrijft David Foster Wallace in zijn boek Infinite Jest (1996) een film die zo leuk is dat je je ogen niet meer kunt afwenden en je je er dus letterlijk dood mee amuseert. Deze film doet denken aan de manier waarop we tegenwoordig vaak gekluisterd zijn aan onze laptop- en telefoonschermen. Waarderen we de werkelijkheid wel werkelijk meer dan het geluk?

De mens wordt volgens Schopenhauer volledig bepaald door de wil. Dat zie je bijvoorbeeld aan het feit dat de mens altijd ergens naar verlangt: hij wil eten, hij wil slapen, hij wil een nieuwe telefoon. Zolang dat verlangen niet bevredigd is, heeft de mens verdriet, omdat hij iets mist. En wanneer hij wel krijgt wat hij wenst, is hij verveeld omdat hij niets meer heeft om naar te streven. De mens leeft in een constante staat van onrust, afwisselend veroorzaakt door verdriet en verveling. Geluk betekent voor Schopenhauer rust: dat je niet meer voortgejaagd wordt door de wil. Maar dat is onmogelijk, concludeert hij. Al doe je nog zo je best om je verlangens uit te schakelen, op een gegeven moment krijg je honger of moet je plassen. Er valt niet te ontsnappen aan de wil, en dus ook niet aan de onrust en het ongeluk.

Schopenhauer beschouwt het menselijk leven niet alleen als ongelukkig, maar ook als betekenisloos. De wil is namelijk doelloos en blind streven; het is niet de wil van een god die de wereld regeert, of van de geschiedenis op weg naar haar bestemming. Bovendien zul je eens sterven en dan doet het er allemaal niet meer toe wat er in je leven is gebeurd.

 

Maar er zijn volgens Schopenhauer wel korte momenten van geluk mogelijk, onder andere wanneer je van kunst geniet. Wie bijvoorbeeld – zoals eerder al aan de orde gesteld - naar mooie muziek luistert, gaat op in wat hij hoort. Hij verdwijnt in de muziek en vergeet zijn verlangens. Voor even komt de mens tot rust, tot het muziekstuk afgelopen is.


  • Herman

Filosofie is makkelijker als je denkt: 'voelen'  67 

 

In het Filosofie Magazine zijn sinds maart vorig jaar een aantal artikelen verschenen met als titel 'Filosofie is makkelijker als je denkt'. Dus niet ‘dan’, maar 'als’… En de thema’s zijn onder meer voelen, geluk en willen. Dit alles in het kader van: in stappen op weg in het zelf leren denken. Als derde nu het onderwerp ‘voelen’ dat verscheen in september 2022.

 

De geschiedenis van de filosofie lijkt soms wel een

eeuwigdurende bokswedstrijd tussen het zuivere

verstand en het onstuimige gevoel – met het ver-

stand als de gedoodverfde winnaar.

Het begint al bij Plato. In zijn beroemde dialoog de 

Phaedrus stelt hij dat de ratio onze emoties moet

beteugelen en temmen, zoals een koetsier zijn

paarden ment. Enkele flinke tikken van de zweep

zijn nodig om de gevoelens in het gareel te krijgen.

Deze superioriteit van het verstand over het gevoel

lijkt tot en met de Verlichting stand te houden.

Zo zag Immanuel Kant (1724-1804) gevoelens als 

'ziekten van het gemoed’. Gevoelens zijn onstuimig,

ze vertroebelen ons oordeelsvermogen en voorzien ons vaak van foutieve informatie.

 

Een uitgemaakte zaak, leek het. Of heeft het gevoel toch de langste adem?

Tijdens de Romantiek en tot vlak na de Tweede Wereldoorlog kende het gevoel een sterke opleving. Vol-gens politiek filosoof Martha Nussbaum (1947) hebben veel grote denkers het belang van onze rationele vermogens stelselmatig overschat en wordt het tijd voor een herwaardering van het gevoel. In Politieke emoties (2013) stelt ze dat emoties een belangrijke rol in ons politieke en morele leven vervullen.  Emoties zijn spontane oordelen; ze laten zien wat we waardevol vinden en wat niet. Zo toont verdriet dat je veel geeft om datgene wat verloren is gegaan. Door onze emoties te cultiveren worden we betere mensen en creëren we rechtvaardige samenlevingen.

 

Maar misschien is dit eeuwige gevecht tussen verstand en gevoel wel een verkeerde voor-stelling van zaken – en zijn het geen rivalen van elkaar, maar juist geliefden die elke nacht innig verstrengeld in bed liggen. In de afgelopen decennia is het traditionele onderscheid tussen lichaam en geest steeds meer onder druk komen te staan – en daarmee ook het onderscheid tussen voelen en oordelen. Volgens de fenomenologie, een stroming die halverwege de vorige eeuw is ontstaan, oriënteren we ons vanuit ons lichaam op de werkelijkheid. Jean-Paul Sartre (1905-1980) stelt dat onze emoties in die oriëntatie een be-langrijke rol vervullen: ze geven zowel over onszelf als over de werkelijkheid essentiële informatie.

Maar maakt dit het echt makkelijker? Want hoe wordt een onbestemd gevoel dan een verstandoordeel? En als iets goed voelt, is het dan ook echt goed? Hoe dan ook, laten we er voor het gemak maar van uitgaan dat wie zijn verstand blijft oefenen steeds meer gevoel krijgt voor filosofie.

 

De Brits-Ierse filosoof en schrijver Iris Murdoch (1919-1999) stelt dat niet alleen ons gedrag of onze keu-zes, maar ook onze gevoelens een morele betekenis kunnen hebben. Ons innerlijke leven kan ons be-krompen maken of juist bevrijden. Moreel handelen is niet hetzelfde als in vrijheid handelen. ‘Wat bevrij-dend werkt, is een juist inzicht.’

 

Zoëven is de fenomenologie al genoemd; een stroming die rond dezelfde tijd opgang maakte als het existentialisme. Edmund Husserl (1859-1938) is de grondlegger van de fenomenologie. Hij was erg kritisch op de psychologie, aangezien die het menselijk bewustzijn louter aan de hand van empirische feiten wilde begrijpen.  In Magie en emotie schaart Sartre zich aan de kant van Husserl en legt hij uit waarom de psychologen – en ook de psychoanalytici – met hun methodes emoties niet goed kunnen doorgronden. Emoties als angst, woede en verdriet zijn volgens hem geen toevallige bewustzijnsinhouden, zoals de psychologen denken, maar manieren waarop wij omgaan met de werkelijkheid.

Wat bedoelt Sartre als hij emoties magisch noemt? In de eerste plaats kun je dit lezen als een sneer naar de psychologen. Emoties kunnen niet als empirische feiten worden beschreven en dus kan de empirisch-wetenschappelijke psychologie over emoties geen zinnige uitspraak doen. Maar volgens Sartre zijn emo-ties ook magisch omdat ze onze werkelijkheid herschikken zonder dat er ook maar iets aan de feitelijke wereld hoeft te veranderen. Hierdoor kunnen emoties ons helpen om om te gaan met conflictueuze situaties. Zo geeft Sartre het voorbeeld van iemand die flauwvalt van angst als er een wild dier op hem af stormt; deze emotionele reactie verandert niets aan de feitelijke situatie, maar biedt wel een manier om met de situatie om te gaan.

 

Met zijn nadruk op de ‘wereld’ van de emoties rekent Sartre af met de heersende opvatting onder psycho-logen dat emoties enkel in de persoon besloten liggen. Zo’n standpunt is onverzoenbaar met zijn fenome-nologisch vertrekpunt: bewustzijn is altijd op de wereld gericht. We ervaren emoties dan ook als een reële werkelijkheid buiten ons; iets voelt niet alleen afschrikwekkend, iets is ook afschrikwekkend.

Wie goed oplet, leest hier tussen de regels de invloed van de filosoof Martin Heidegger  (1889 -1976).

Volgens Heidegger ontsluiten wij de wereld op een bepaalde wijze door onze emoties; zo krijgt de wereld betekenis. Sartre neemt dit idee van hem over.

 

  • Herman




Vriendschappen anno 2023 hebben het moeilijk 68

 

Het onderwerp vriendschap is al eerder voorbij gekomen in Mijmeringen nr. 10. 

Toen had ik het er onder meer over dat ik het best een klus vond om voldoende aandacht te besteden aan al mijn vrienden. En dat waren er dan 'maar' 4. Ik zette dan ook vraagtekens bij het onderhouden van een busvol met vrienden. Verder concludeerde ik dat vriendschap te maken heeft met evenwaardigheid en dat het vaak is gerelateerd aan een bepaalde fase in je leven. Het kan stoppen als jij of je vriend een andere afslag neemt. Maar ook stelde ik vast dat vriendschappen vandaag de dag oppervlakkiger lijken te worden.

Hoe zit dat?

 

Aristoteles zei over vriendschap: het is nuttig en leuk en

brengt het beste bij elkaar naar boven en het is onbaat-

zuchtig. Tegen vrienden voer je geen oorlog en vrienden

maken je wereld groter en verbinden je met de samenle-

ving.

Veel vriendschappen worden vaak gevormd tijdens je stu-

diejaren. Je bent nog niet gesetteld. Je hebt nog geen

partner en geen kinderen. Je hebt weinig verplichtingen.

Er is tijd om een netwerk uit te bouwen.  We voelen ons

het best bij mensen die ‘gelijk’ zijn aan onszelf. Dat is 

makkelijk, en je bevestigt elkaar.  Dergelijke vriendschap-

pen voelen fijn en comfortabel en je komt na verloop van

tijd ook steeds minder ‘anderen’ tegen.

Jongeren vormen vaak een ‘vriendenclub’. Ze ondernemen veel activiteiten in groepsverband. Maar als je ouder wordt heb je doorgaans nog maar contact met één of twee vrienden. Je gaat ook wat minder met elkaar ondernemen en meer met elkaar praten. Zo gaat dat althans bij veel mannen. Vrouwen zijn bij het klimmen der jaren veel actiever in het (weer) aanhalen van vriendschapsbanden.

Opvallend bij dit alles is dat er bijna geen vriendschappen tussen generaties zijn.

 

Vriendschappen blijken tegenwoordig echter onder druk te staan. Je zou wat dat betreft kunnen spreken van een ‘vriendschapsrecessie’ of een ‘vriendschapscrisis’. De millennial-vriendschap staat onder druk. Sociologen denken dat dit komt doordat millennials de wereld bezien door de bril van hun eigen prioritei-ten. Ze zijn dusdanig met zichzelf bezig dat van vriendschap in bovenbeddoelde betekenis nauwelijks sprake is. Een kernbegrip hierbij is ‘zelfzucht’. Millennials zijn zelfzuchtig. Ik las ergens dat ze in de geschiedenis van de mensheid tot de eerste generatie zonder wortels behoren. Dat is nogal wat! Hun ouders, veelal boomers (geboren tussen 1946 en 1964), schudden na de Tweede Wereldoorlog collectivistische waarden grotendeels af en keuze-vrijheid werd hun religie. En dat hebben ze ook overgedragen in de opvoeding aan hun kinderen. "Het maakt niet uit wat anderen denken, zolang jij maar in jezelf gelooft". Zelfvertrouwen werd de heilige graal, ook in de opvoeding van de millennial. Het individualisme gaat al bij de geboorte van de millennials in de overdrive. Frasen als ‘geloof in jezelf’, ‘wees jezelf’, ‘je kunt alles zijn wat je wil’ nemen een enorme vlucht.

De opmars van het ‘ik’ duidt niet zozeer op egoïsme, maar op zelfgerichtheid. Dat onderscheid tussen ego-ïsme en egocentrisme is belangrijk. Want de millennial denkt niet uitsluitend aan zichzelf, maar wel vanuit zichzelf. Dus het gaat niet zozeer om het ‘ik’ voor eigen gewin en ten koste van de ander, maar meer over een zelfgerichtheid die een voortdurend frictie oproept van het individu in de sociale realiteit. De zelfge-richte millennials kiezen dus niet zozeer voor het eigenbelang, maar ze kunnen niet anders dan de wereld bezien door de bril van hun eigen prioriteiten. En dat kan ver gaan!

Terug naar ons onderwerp. Gekweld door een onprettige emotie, wordt een vriendschap opgezegd met een appje. En even gemakkelijk zie ik vrienden die elkaars stoelpoten afzagen. We zien tegenwoordig vriendschap als een ‘project’ omdat we gevangen zitten in het millennial-individualisme. We verlangen weliswaar naar een vanzelfsprekendheid en onbaatzuchtigheid in relatie tot anderen, maar spreken vooral de taal van de zelf-hulp, me-time en self-care.

 

Die berekenende en nogal zakelijke benadering van vriendschap staat in schril contrast met ‘hanging out’. Hangen in de zin van 'jammen': een gitarist begint een loopje, een zangeres neuriet mee, iemand trommelt op een speaker of slaat een akkoord aan. Muzikanten lopen in en uit, soms ontstaat er synergie, vaker niet. Jammen is eigenlijk nogal doelloos en per definitie tamelijk rommelig. Het heeft geen afgebakend begin of einde.

Eenzelfde soort ongestructureerd samenzijn typeert ‘hangen met vrienden’. Hangen is dan wandelen met vrienden door de stad en eindigen in het café. Hangen is ook verveling, ergernis, ongemak – maar bovenal verwachtingloos. De hanger streeft niet naar ‘ware vriendschap’ met hoofdletters of ‘absolute wederkerig-heid’. De hanger streeft überhaupt nergens naar, maar geeft zich over aan het gezelschap. Hangen is – zo bezien - per definitie niet afgebakend, niet beheersbaar, niet gericht op persoonlijk gewin en niet produc-tief. In een dergelijk vanzelfsprekend samenzijn verdwijnt competitie en rivaliteit naar de achtergrond.

Na de studietijd verleert de millennial echter deze vorm van laagdrempelig samenzijn. En vriendschappen verworden van lieverlee tot gekleurde blokken in een digitale agenda en we wegen af wat een vriend-schap ons waard is.

 

Bij vriendschappen wordt het dus tijd om te gaan zoeken naar een nieuw evenwicht. Niet in de zin van overeenstemming, maar van een wederzijds begrip voor het standpunt van de ander. Wie zo in een vriend-schap kan staan, hoeft geen vriendschappen op te zeggen met een appje.


  • Herman




Een samenleving heeft niet het eeuwige leven 69


We wonen in een redelijk stabiel land. En hoe-

wel er altijd wel wat op aan te merken valt, gaat

het met onze samenleving ook best wel goed.

Maar ja, die klimaatverandering. Hoe  en wan-

neer krijgen we die nou ’s echt onder controle.

De kwaliteit van een samenleving valt of staat

met de veerkracht van een politiek en bestuur-

lijk systeem. En de geschiedenis leert ons dat

zoiets met de jaren afneemt.

 

Dat is interessant, omdat het de vraag is hoe tot

bloei komende grote beschavingen vervolgens toch

weer ineenstorten.


In een recente studie analyseerden onderzoekers de levensduur van 324 pre-moderne samenlevingen die in de afgelopen vijfduizend jaar hebben bestaan. In de studie wordt een benadering gebruikt die ook wordt gehanteerd om het risico op overlijden bij ouder wordende mensen te onderzoeken. Bij ons mensen ver-dubbelt de kans op overlijden grofweg elke zes tot zeven jaar na de kindertijd. Aangezien het een expo-nentieel  proces is (groei met hetzelfde percentage per tijdseenheid), halen dus maar weinig mensen de 100. Voor samenlevingen en staten werkt dat net een tikkeltje anders. Hun kans op instorting blijkt snel te stijgen in de eerste twee eeuwen, maar neemt daarna af. Dat zou kunnen verklaren dat sommige samenle-vingen het veel langer volhouden dan gebruikelijk.

Bij de benadering van deze studie kan nog een kanttekening geplaatst worden. Het hier bedoelde onder-zoek richt zich op  ruim 300 pre-moderne samenlevingen. Dus samenlevingen in het verleden. Je kunt je afvragen of je in de huidige en toekomstige tijd als gevolg van de globalisering nog wel kunt spreken van los-van-elkaar bestaande samenlevingen.

 

Maar goed, met deze bedenkingen in het achterhoofd, vonden de onderzoekers over de hele wereld het-zelfde patroon bij samenlevingen in Europa en beschavingen in Amerika en China. En het blijkt dat de poli-tieke structuur en de maatschappij zelf, net als bij mensen, fragieler worden als ze ouder worden. Vrijwel elke maatschappij wordt langzaamaan zwakker. En het grootste risico op instorting is er - zoals hiervoor al gesteld - in de eerste twee eeuwen. Dat kan komen door ad hoc gebeurtenissen, zoals oorlogen, aardbe-vingen of droogte. En in onze tijd kan dan gedacht worden aan bijvoorbeeld de achteruitgang van het milieu en een groeiende economische ongelijkheid; zaken die thans voor veel problemen zorgen.

 

Het is belangrijk om de processen te begrijpen die bijdragen aan de afbraak van samenlevingen. Het on-derzoek wijst uit dat externe factoren, zoals droogte of natuurrampen weliswaar vaak triggers zijn, maar dat de interne dynamiek en slagkracht van een samenleving van groter belang zijn om dergelijke proble-men te tackelen. En als we kijken naar het verloop van menselijke beschavingen, dan valt er een wereld-wijd patroon te onderkennen van veroudering in relatie tot het teruglopen en verminderen van die dyna-miek en veerkracht.


Hoewel de meeste samenlevingen er tegenwoordig anders uitzien dan in de tijd waarnaar de wetenschap-pers onderzoek deden, blijft het van belang waakzaam te zijn en oplossingen te vinden. We moeten vooral niet denken dat de moderne samenleving immuun is voor de oorzaken waardoor staten al duizenden jaren ten onder gaan. Mechanismen die vroegere samenlevingen destabiliseerden blijken ook relevant te zijn in deze tijd. Dus bijvoorbeeld de huidige ongelijkheid en schaarste in combinatie met extremere klimaat-omstandigheden kunnen nog steeds leiden tot onvrede en geweld. En de hierboven beschreven studie-bevindingen zijn derhalve ook nu relevant als we kijken naar actuele bedreigingen voor en in de wereld. Nogmaals, de hier aangehaalde problemen zijn ‘slechts’ aanleidingen. Maar die vragen wel om voldoende mondiale bestuurlijke en politieke veerkracht.  Het is in dit verband toch verbazingwekkend dat ‘de Club van Rome’ al in de jaren ’60 van de vorige eeuw waarschuwde voor dreigende klimaatproblemen en dat daar niet of nauwelijks iets mee is gedaan! We moeten helaas constateren dat onze samenleving ziender-ogen blind in een klimaatcrisis terecht is gekomen en dat we wereldwijd onvoldoende veerkrachtig blijken te zijn om hier tegen op te treden. Ook op kleine schaal belooft de Nederlandse verkiezingsuitslag van vorige maand weinig goeds. En dat geldt op grotere schaal eveneens als we kijken naar de klimaattop in Dubai. We roepen ontegenzeggelijk systematische en existentiële risico’s over onszelf af.

 

Maar er is één sprankje hoop. Het onderzoek laat ook zien dat sommige samenlevingen in het verleden crises wisten te doorstaan en veel langer bleven voortbestaan. Maar, die moesten zichzelf ondertussen wel opnieuw uitvinden en als gevolg hiervan hernieuwde slag- en veerkracht krijgen.


  • Herman




Hoe tevreden je bent met je leven, hangt af van je karakter 70

 

De een ziet het meestal somber in, terwijl de ander

door het leven dartelt. En waar sommigen nog net

de keukenkastjes op orde weten te houden, struc-

tureren anderen moeiteloos de boekhouding van

een multinational.

Volgens nieuw onderzoek blijft de impact van dit

soort karaktereigenschappen een leven lang onge-

veer hetzelfde.

Dat is opmerkelijk. Want je zou ook kunnen denken

dat de invloed van je persoonlijkheid op je levens-

geluk afhankelijk is van de fase waarin je zit, inclu-

sief de verantwoordelijkheden die daarbij horen.

Maar uit onderzoek blijkt dat dit niet het geval is.

Het verband tussen bepaalde karaktertrekken en

het ervaren van geluk blijft een leven lang gelijk.


Veel studies hadden al aangetoond dat mensen met bepaalde persoonlijkheidsprofielen tevredener zijn met hun leven dan anderen. Maar dat dit effect blijft bestaan gedurende het hele leven is dus pas recent duidelijk geworden. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken dat extraverte mensen extra gelukkig zijn als jong-volwassene in een periode waarin vriendschap belangrijk is. Maar als je druk bent met je gezin dan maakt dat vermogen om nieuwe vrienden te maken toch minder uit. Onderzocht is of dit soort karaktertrekken meer of minder relevant zijn in specifieke levensfases voor tevredenheid met het leven, sociale relaties en werk. Om daar achter te komen, hebben de onderzoekers data gebruikt uit de zogenoemde LISS-studie die liep van 2008 tot 2019. In die periode moesten meer dan 9000 Nederlanders van 16 jaar en ouder op meerdere momenten vragen beantwoorden over hun karakter op basis van de Big Five-indeling, waarmee de mate van openheid, ordelijkheid, extraversie, vriendelijkheid en stabiliteit wordt vastgesteld. Ook gaven ze antwoord op vragen over hun tevredenheid met hun leven, sociale contacten en hun werk.


Even tussendoor wat nadere informatie over die Big Five.

Die bestaat uit vijf karaktereigenschappen die de hele menselijke persoonlijkheid samenvatten. Elke di-mensie vormt een spectrum van twee extremen, waar iedereen zich tussenin bevindt.

De vijf dimensies zijn:

-Neuroticisme versus stabiliteit. Denk hierbij aan gevoelens van angst, impulsiviteit en kwets-baarheid.

-Extraversie versus introversie. Hierbij gaat het om sociaal zijn, maar ook om je behoefte aan avontuur, mate van dominantie en je energieniveau.

-Openheid versus geslotenheid. Dit is een breed begrip waar ook intellectuele autonomie onder valt en bijvoorbeeld esthetiek, fantasie en de behoefte aan verandering.

-Zorgvuldigheid versus laksheid. Doelmatigheid, ambitie, betrouwbaarheid en zelfdiscipline spelen hierbij een rol.

-Vriendelijkheid versus antagonisme. Denk hierbij aan de mate van altruïsme, oprechtheid en zorgzaam-heid.

 

Maar wat de onderzoekers hadden verwacht, gebeurde niet: het verband tussen het karakter van mensen en hoe tevreden ze zijn met hun leven, blijft hetzelfde door de jaren heen. En niet extraversie of openheid maar emotionele stabiliteit blijkt het meest bepalend voor de mate waarin mensen gelukkig zijn tijdens de diverse fasen in hun leven.
Ondanks verschillen in de sociale rollen die mensen vervullen gedurende de opeenvolgende levens-fasesen en de specifieke uitdagingen waar ze per levensfase mee te maken krijgen, blijven karakter-eigenschappen bepalend voor de tevredenheid met het leven, werk en sociale contacten op jonge, middelbare én oudere leeftijd, zo blijkt uit dit onderzoek. De persoonlijkheid van mensen blijft een relevant gegeven gedurende het hele leven en wordt in sommige gevallen m.b.t. het aspect werktevredenheid zelfs nog belangrijker.


Niet elke karaktertrek is echter even relevant voor bijvoorbeeld werk of sociale contacten. Zo was ordelijk-heid een duidelijke graadmeter voor werktevredenheid, terwijl extraversie en vriendelijkheid een rol speel-den bij tevredenheid over sociale contacten. Het is mooi om te zien hoe mensen die na verloop van tijd ho-ger gingen scoren op deze eigenschappen ook tevredener werden over de verschillende aspecten van hun leven. Opvallend genoeg had leeftijd de meeste invloed op het verband tussen karakter en werktevreden-heid. Als mensen ouder worden, dan blijkt de relatie tussen tevredenheid met hun carrière en hun emotio-nele stabiliteit zelfs sterker te worden.


Hoewel er niet een heel duidelijk verband is tussen openheid voor nieuwe ervaringen en tevredenheid, zien de onderzoekers wel dat mensen die opener worden naar mate de jaren vorderen, ook tevredener zijn met hun leven. Dat kan door indirecte effecten worden verklaard: mogelijk ontmoeten open mensen meer anderen waardoor ze zich extraverter voelen en zodoende dan toch tevredener zijn met hun sociale leven.                         

Emotionele stabiliteit, wat blijkens dit onderzoek zo belangrijk wordt gevonden voor de mate waarin men-sen tevreden zijn, heeft als eigenschap dat het in belangrijke mate een  beeld kleurt dat mensen hebben van de wereld. Een goed voorbeeld daarvan kun je vinden in de werkcontext; een van onderzoeks-bevindingen is dat de link tussen emotionele stabiliteit en werktevredenheid toeneemt als mensen ouder worden. Emotioneel stabiele mensen zijn ook minder bang om te stoppen met een baan die ze niet leuk vinden. En ze solliciteren eerder op meer uitdagende banen die op de lange termijn meer voldoening geven.

  • Herman