Historie van Zeist


De historie van Zeist.

 

Er zijn in vroegere eeuwen vrij veel Zeistenaren geweest die hun woonplaats verlieten, zich elders vestig-den en zich daar “van Zeist” of een variant daarvan noemden. Al in de Middeleeuwen bleken er in Neder-land dergelijke personen te leven. Eén van hen was Godfried van Seijst, een ridder uit de twaalfde eeuw, die zijn naam ontleende aan de plaats Zeist. We kennen slechts twee van deze geslachten, Godfried en Johannes in 1279 en 1310 en een zuster van Johannes, Petronella. Godfried is de oudst bekende inwoner van Zeist en mogelijk ook de bouwer van het Huijs te Seijst, de voorganger van het Slot Zeist. Er is echter ontdekt dat er niet één Godfried van Seijst heeſt geleefd, maar

drie personen, waar onder de ridder Godfried van Seijst uit 1279.

En doordat de nakomelingen van twee vrouwelijke telgen de

naam van hun moeder aannamen leeſt het geslacht van Seijst

nog lang door, in ieder geval tot ver in de zeventiende eeuw.

Verder waren er  in de Middeleeuwen enkele tientallen geslach-

ten die een wapen hanteerden dat identiek was aan dat van het

geslacht van Seijst. Dankzij deze wapens is het duidelijk gewor-

den dat een  aantal geslachten verwant waren aan het geslacht

van Seijst. En de herkomst van het wapen van de gemeente

Zeist blijkt een wapen te zijn met een zeer lange geschiedenis,

met een oorsprong in het plaatsje Langenpreising in Beieren.

Over het mysterieuze Huijs te Seijst, de voorganger van het Slot

Zeist, is het de vraag of dit Huijs wel echt heeſt bestaan en zo ja,

waar het dan heeſt gestaan en waar de resten zijn gebleven.

Het bestaan van het Huijs te Seijst is echter tot op heden niet                Willem Adriaan van Nassau

definitief aangetoond.  Wel weten we dat op 22 maart 1681 voor

4500 gulden land is verkocht, gelegen in Zeist, aan Willem Adriaan van Nassau, de Vrijheer van Zeist en Driebergen. Op dit stuk grond laat Willem Adriaan het Slot Zeist bouwen; op de ruïne of vlak bij de toenmalige ridderhofstad uit 1536.




De geschiedenis van Slot Zeist


Willem Adriaan werd in 1632 geboren als kleinzoon van prins Maurits. Als graaf van Nassau-Odijk is hij dus bekend als eerste vrijheer van Zeist en bouwer van het Slot. Hij kocht de ambachtsheerlijkheid Zeist voor 5.000,00 gulden (ruim € 2.200,00) van de Staten van Utrecht en werd daardoor Heer van Zeist. Hij startte met de bouw van de lusthof. Slot Zeist. Het is ontworpen in het Hollands Classicisme. De zijvleu-gels en de tuinen van het slot zijn het eerst aangelegd, rond een hoofdas die nog steeds de plattegrond van de gemeente Zeist bepaalt. De beeldengroep aan de slotgracht, voorstellende Europa en Afrika, had een pendant voorstellende Azië en Amerika. De beelden van deze vier werelddelen waren een verwijzing naar de status van Willem Adriaan: zijn paleis als het centrum van de wereld.

De bouw van het slot is voltooid in 1686

Willem Adriaan overleed op 21 september 1705. Op 26 september werd de bouwer van het Slot bijgezet in het familiegraf in de kerk van Ouderkerk.

Op 29 augustus 1745 werd het slot gekocht

door de Amsterdamse ijzerhandelaar Cornelis

Schellinger en zijn vrouw Sofia Centen ten be-

hoeve van de Evangelische Broedergemeente

ofwel de Hernhutters. Hij betaalde hiervoor 157.

000 gulden. Schellinger werd zo vrijheer van 

Zeist en Driebergen en bezitter van een echt

slot, de droom van elke patriciër.

Met graaf von Zinzendorf, stichter van de Broe-

dergemeente, kwam Schellinger financieel over-

een dat deze laatste de beschikking kreeg over

een vleugel van het slot en de weilanden ervoor;

daarop zouden later de huizen van de Broeder-

gemeente worden gebouwd. Rechts van de op-                                   Slot Zeist

rijlaan werd plaats ingeruimd voor de ongetrouwde zusters en weduwen (het Zusterhuis en het Weduwen-huis), aan de andere kant voor de ongetrouwde broeders (het Broederhuis). Later werden deze respectie-velijk het Zuster- en Broederplein genoemd.

Omdat de broeders en zusters in hun eigen onderhoud moesten voorzien richtten ze verschillende bedrij-ven op zoals een bakkerij, een knopenfabriek, een zilversmederij en een blikslagerij. Hun producten wer-den in het Broederhuis verkocht. In feite bestond hiermee in Zeist het eerste warenhuis van Nederland.

Slot Zeist en de heerlijkheid Zeist werd op 1 april 1767 verkocht. Maar Cornelis Schellinger bleef wel vrijheer. Tot zijn dood in 1778 woonde Schellinger in het mooiste huis aan het Broederplein. En van 1818 tot 1830 werd het Slot regelmatig verhuurd.

In 1830 werd Slot Zeist gekocht door Jonkheer Jan Elias Huydecoper van Maarsseveen. Jonkheer Huydecoper was onder meer  commissaris van de Nederlandse Bank. Hij restaureerde het slot in de Empirestijl. Maar met name de gracht rond het voorplein heeft zijn oude hoekige vorm behouden.

Na verschillende eigenaren werd Slot Zeist in 1924 gekocht door  een bouw- en exploitatiemaatschappij in Utrecht en bestemd om te worden afgebroken.  Zes weken na deze aankoop werd het slot echter gekocht door de gemeente Zeist voor 130.000 gulden, aanvankelijk voor culturele doeleinden. Hoe dan ook, vanaf dat moment is de gemeente Zeist eigenaar van het slot. Het slot werd in 1940 gevorderd door de Duitsers en  door onachtzaamheid van Duitse militairen werd het in de nacht van 8 op 9 februari 1945 door brand geteisterd, de linkervleugel brandde praktisch geheel af.

Op 7 januari 1957 werd begonnen met een omvangrijke restauratie. Kosten noch moeite werden ge-spaard. Zo werd de wandbespanning in de blauwe zaal opnieuw geproduceerd op een zeventiende-eeuws weefgetouw. Op basis van de originele ontwerpen heeft men met groot vakmanschap het slot zoveel mogelijk in haar originele staat willen terugbrengen. De restauratie van de zijvleugels werd in 1960 voltooid. Op 8 oktober van dat jaar verrichtte Z.K.H. Prins Claus de heropening.

Eind 2005 wordt besloten Slot Zeist opnieuw aan te passen aan de huidige eisen, maar met behoud van de structuur en het aanzien van het slot. Begin januari 2006 wordt hiermee begonnen en het heeft 1 jaar geduurd. Slot Zeist is na deze renovatie geheel opgefrist en ingesteld op de moderne inzichten op het gebied van veiligheid en aangepast aan het hedendaagse gebruik.




Zeist, vanaf begin 19e eeuw tot eind jaren ’60 van de vorige eeuw - 1 -

Begrafenis op de Gemeentelijke Begraafplaats rond 1900

Begrafenis op de Gemeentelijke Begraafplaats rond 1900

In mijn stamboom is te zien dat mijn bet-overgrootvader, Antonij van Veldhuijzen, als eerste Van Veldhuijzen in Zeist geboren is. En wel in 1826. Mijn familie heeft daarvoor een ‘omzwerving’ gemaakt van Ede (buurtschappen Veldhui-zen en Maren) via Amersfoort (buurtschap Hamersveld) naar Driebergen. En vijf generaties terug dus aanbeland in Zeist..

Er zijn over mijn familie verder geen 'jaloers-makende' ont-dekkingen te melden. Er is, behoudens gemeentelijke en kerkelijke akten en inschrijvingen of misschien een paar opvallende krantenberichten, weinig indrukwekkende do-cumentatie te vinden. En we kunnen er gevoeglijk van uit gaan dat deze dagloners tot de invoering van de leer-plichtwet in 1901 geen of weinig onderwijs hebben ge--volgd. Dagboeken of brieven heb ik daarom niet aange-troffen. Om toch een idee te krijgen over het leven en werken van mijn voorouders heb ik zoekwerk verricht naar tijdsbeelden rond het bestaan van hen (tot en met de 11de generatie).

Een van die tijdsbeelden betreft de periode dat mijn voorvaders Van Veldhuijzen met hun gezinnen woon-achtig waren is Zeist, de gemeente waar ook ik ben geboren en ruim 25 jaar heb gewoond.

De bevolking van Zeist loopt op van 347 inwoners in 1663, 1674 inwoners in 1800, 8720 inwoners in 1900 tot ruim 63.000 inwoners in 2017. Vanaf het begin van de 20-ste  eeuw vindt er dus een sterke bevolkings-toename plaats. Dit heeft de aanleg van diverse villaparken (Huis ter Heide en Bosch en Duin) en woon-wijken tot gevolg. De naam Huis ter Heide komt oorspronkelijk van een gelijknamige herberg uit de 17de eeuw. Het ‘gerecht’ Den Dolder bestond al in de 13de eeuw maar krijgt pas die naam als aan het begin van de 20-ste eeuw als er sprake is van enige industrialisatie aldaar.

Vanaf het begin van de 19de eeuw worden langs de Utrechtseweg en de Driebergseweg  buitenplaatsen en landgoederen gevestigd die resulteren in Zeist als ‘de Parel van de Stichtse Lustwarande’. In de 18de eeuw waren langs de Amersfoortseweg al enkele zomerverblijven gebouwd. En elders in Zeist komen eveneens diverse buitenplaatsen. De werkgelegenheid neemt hierdoor fors toe. 

Slot Zeist en de gebouwen van de Broeder-gemeente (Broeder- en Zusterplein), gebouwd rond 1750 en tientallen buitenplaatsen zijn nog altijd in volle luister aanwezig. Op de afbeelding hiernaast zien we het Zusterplein met in het mid-den het kerkgebouw.

Zeist is een van de gemeenten met het grootste aantal gemeentelijke monumenten in Nederland.

Zicht op het Zusterplein met in het midden de kerk

In 1845 wordt Zeist aangesloten op het spoor-wegnet. Later in die eeuw wordt Zeist verder ont-sloten door goede tram- en verkeerswegen. In 1863 werd de spoorlijn Utrecht-Amersfoort-Zwolle in gebruik genomen en kwam er bij de kruising met de Dolderseweg een halteplaats, het huidige station Den Dolder. In 1898 werd de spoorlijn Den Dolder-Baarn geopend. Naast de ontwikkeling van het toerisme heeft dit alles ook een gunstig effect op de economische ontwikkeling.

Zeist maakte in de eerste decennia van de twintigste eeuw een industriële ontwikkeling door. Vooral de zilver- en bestekindustrie en de wasindustrie namen een grote vlucht. Dit leidde tot een trek van arbeiders en van leidinggevend personeel naar Zeist. Door de grote bevolkingstoename groeide ook het winkel-bestand van Zeist.

In het bijzonder valt de groei van de bestekindustrie op. Eerst Gerritsen, later ook Gero en Sola. In de jaren ‘70 van de 20-ste eeuw gaat deze industrie echter ten onder. Ook in Den Dolder komen er industrieën, waaronder zeepfabriek De Duif, die rond 1920 de grootste werkgever was in de gemeente Zeist. In de tweede helft van de vorige eeuw gaan de zorg- en de dienstensector sterk bijdragen aan de instand-houding van de Zeister werkgelegenheid.

Zilverfabriek Gerritsen


Zeist vanaf begin 19e eeuw tot eind jaren ’60 van de vorige eeuw - 2 -

Theesalon 'Het Raadhuis'

Figi

In deze periode kan de ontwikkeling van de zaak van de heer Figi als bijzonder worden gekenmerkt. Daarom wordt deze hier wat uitvoeriger belicht. Ook omdat die ontwikke-ling parallel liep met die van het toenmalige centrum van Zeist in de eerste helft van de 20e eeuw.

In 1902, het jaar dat de heer Figi in Zeist kwam wonen, telde Zeist 8939 inwoners. In 1947, het jaar waarin Figi overleed, was het aantal inwoners gegroeid tot 40207. Zo werd Zeist in de eerste helft van de twintigste eeuw van een kleine, deftige gemeente tot een van de  grootste villa-dorpen van Nederland.

Veel ouderen en beter gesitueerden en Nederlanders die vanuit Nederlands-Indië repatrieerden, vestigden zich in Zeist om er van hun pensioen te genieten. Gunstige factoren voor Zeist waren de goede voorzieningen in de gemeente, de centrale ligging en het natuurschoon.

In 1906 deed zich voor Figi de gelegenheid voor een perceel bouwgrond aan Het Rond, toen nog Donkerelaan genaamd, te kopen. Dit plein in het centrum van het dorp was bezig zich te ontwikkelen tot het hart van de gemeente. Hij kreeg in 1908 een vergunning voor de bouw van een woon- en winkelhuis.

Hotel Figi

Op 29 mei 1909 opende hij tegenover het nieuwe raadhuis zijn banketbakkerij met theesalon ‘Het Raadhuis’. Een plaatselijke krant berichtte: “Een ruim portiek geeft toegang tot den grooten fraai ingerichten winkel. De vele glazen kasten en vitrines, fraai afgezet met kunstig houtsnijwerk, de talrijke spiegels, het rijkelijk aangebrachte koper-werk, de fraaie kroonlampen en ruime etalagekasten maken deze winkel van den heer Figi tot een eerste klasse inrichting. Achter de winkel bevindt zich de ruime thee-salon, waar de fraaie stoeltjes en ruime rustbank met palmen tot een rustig zitje nooden.Van uit dit salon met zijn fraaien marmeren schoorsteen en dito buffet, zijn in lood gevatte ruitjes, en rijkelijk aangebracht lof en schilderwerk heeft men een fraai uitzicht op gemeentehuis, Rond en Walkartpark.”

Hotel Figi

Zijn zaak floreerde goed en hij breidde binnen enkele jaren uit. In 1912 schafte hij een ijsmachine aan en liet hij een nieuwe gasmotor bijplaatsen. Ook richtte hij een lunchroom in. Figi kocht in 1917 het naastgelegen woonhuis, dat hij liet verbouwen. De benedenverdieping trok hij bij zijn zaak.

In 1911 nam hij Theo Ruys als bedrijfsleider in dienst. Na een kort intermezzo nam deze de leiding van het bedrijf over en zijn zuster Corrie Ruys kwam ook in de zaak werken. In 1917 werd de zaak omgezet in de naamloze vennootschap “Lunchroom & Banketbakkerij Figi, voorheen George H. Figi”, die bij Koninklijk besluit van 4 februari 1918 officieel werd goedgekeurd. Figi werd president-commissaris van de N.V. Figi. Dit alles groeide uit tot Hotel Figi en Bioscoop Figi zoals we dat kennen van na de oorlog.


Geschiedenis van het Walkartpark

Op de hoek Slotlaan / 1e Dorpsstraat stond voorheen het zomer-huis van de familie Walkart. In de wintermaanden woonde Godfried Leonard Walkart met zijn gezin in Amsterdam en in de zomer verbleven zij in Zeist. Na het overlijden van hun vader in 1856 bleven de dochters in Zeist wonen en breidden zij het grondbezit fors uit. Bij een veiling in 1873 kochten zij 7 van de 11 percelen aan de Donkerelaan, tegenwoordig Slotlaan. In plaats van deze percelen te bebouwen maakten de dames Walkart er een tuin van, het overbosch genoemd, nu het Walkartpark.

In 1904 schonken zij het park aan de gemeente. En die gaf tuin-                                                                   architect Copijn de opdracht het park toegankelijk te maken  voor                                                                     het  publiek.


Het ontwerp met verschillende paadjes, groepen bomen en een vijver was zodanig dat de wandelaar geen direct zicht had op de andere zijde van het Park. Het park heeft nadien een aantal renovaties gekend. In 1938/1940 werd onder andere een oranjerie verwijderd.

Het Gemeentehuis van Zeist, grenzend aan het Walkartpark

Zeist vanaf begin 19e eeuw tot eind jaren ’60 van de vorige eeuw - 3 - 

Vier markante winkelstraten, tevens verbinding tussen oud en 'nieuw' Zeist:

Steynlaan, Voorheuvel, Slotlaan en Dorpsstraat

De opening van de spoorlijn Utrecht-Zeist in 1901 gaf

een grote impuls aan de ontwikkeling van het gebied

waar de Steynlaan lag. In ‘Kraal’s nieuwe groote

gids van Zeist’ (1909) staat hierover: ‘Zijn daar niet,

voorbij en achter de gasfabriek, waarheen hier zoo

juist de Steinlaan afslaat, huizen bij dozijnen verrezen

en allerlei nieuwe straten aangelegd?’

De Steynlaan

In het toenmalige Transvaalpark kregen de wegen

namen van politieke en militaire leiders van de Boeren

uit de Tweede Boerenoorlog (1899-1902), waaronder

een straat genoemd naar Marthinus Theunis Steyn

(1857-1916), president van Oranje Vrijstaat (1896-

1902).

Steynlaan rond 1900



Die bouwexplosie deed zich ook voor op de Steyn-laan. In 1905 telde de Steynlaan (inclusief de Gas-weg) 52 huizen. Vier jaar later stonden er 94 woningen en was de weg volgebouwd.

In de eerste decennia van de 20ste eeuw bleef het beeld van de Steynlaan er een van een dorpsstraat: woonhuis naast woonhuis met voortuintjes en met laanbomen beplant. Over de architectuur werd in 1909 gezegd: ‘Smakelooze huizenklompen’

Steynlaan - 1958

De Slotlaan is ontstaan omstreeks 1680 bij de

aanleg van het tegenwoordige Slot Zeist met

park en bossen. De Slotlaan was de vóórgezichts-

laan van het Slot en wordt in oude stukken ook als

Voorlaan aangeduid. In het Reglement op de

politie der wegen en wateren in de gemeente Zeist

van 4 januari 1826, wordt gesproken van de

weg loopende van het Adelijk Slot van Zeijst, dwars

over de Dorpsstraat door de groote voorlaan van

Zeijst (zoogenaamde Donkerelaan).'

De naam Donkerelaan voor het gedeelte van de

Slotlaan tussen Het Rond en de kruising met de

1e en 2e Hogeweg werd bij raadsbesluit van

2  januari 1956 gewijzigd in Slotlaan.

Slotlaan met links vooraan boekhandel Kraal

Slotlaan met links vooraan boekhandel Kraal

De Dorpsstraat, in 1895 voor het eerst officieel aangeduid als 1e en 2e Dorpsstraat, is één van de oudste wegen van Zeist. Uit diverse stukken blijkt dat de Dorpsstraat in de middeleeuwen al bestraat was. In een in het Latijn gestelde oorkonde van 27 mei 1368 is sprake van de ‘Strata de Zeyst’ en in een andere oorkonde van 7 oktober 1403 van ‘den goede, geheten Zeyster-strate’. Uit de wijkindeling van 4 september 1851 blijkt, dat de Dorpsstraat toen liep vanaf de tolboom van de Utrechtseweg ter hoogte van de Van Reenenweg tot de molen van Blank aan de Driebergseweg, hoek Molenweg. In de middeleeuwen werd de hele weg van Zeist naar Driebergen (de huidige Dorpsstraten, de Drie-bergseweg en de Hoofdstraat in Driebergen) zowel Zeyster-straat als Hoenderstraat genoemd. In een verkoopakte van 6 augustus 1879 wordt gesproken van de 2e Dorpsstraat of Voorstraat. Op een in 1959 van een der bewoners van de 2e Dorpsstraat ontvangen verzoek om de zijns inziens denigrerende naam Dorpsstraat te wijzigen in bijvoorbeeld Utrechtsestraat, hebben burgemeester en wethouders afwijzend beschikt en bleef deze vertrouwde naam voor onze ‘stad in het bos’ behouden.

Voorheuvel
De naam Voorheuvel duidt op een heuvel, die in het centrum van Zeist heeft gelegen en in de loop der jaren grotendeels is afgegraven. In een akte van overdracht door Willem Adriaan van Nassau-Odijk wordt de Voorheuvel aangeduid als de Muscoviterschen Heuvel. De naam ‘Muscoviters(chen)’ is vermoedelijk afkomstig van een soldaat, die diende onder generaal Graaf van Solms, genaamd Nicolaes Moscoviter, wiens nakomelingen zich op die heuvel gevestigd hebben. De heuvel lag op het kruispunt Voorheuvel, Bergweg, Jagerlaan, waar vroeger de molen stond en waar eerder de gerechtsplaats was.

Voorheuvel

Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com