website van Herman van Veldhuijzen
- www.hermanvv.info -
Artikelenreeks 2
1 - Hoe mondig ben je als senior-patiënt?
2 - Ziek zijn of een ziekte hebben, dat is de vraag.
3 - Ouderenzorg, levensverlenging of kwaliteit van leven
4 - Ouderen en mantelzorg, totdat…
5 - Onbegrepen achteruitgang bij ouderen -1
6 - Onbegrepen achteruitgang bij ouderen -2
7 - De filosofie over de kunst van het ouder worden
8 - Dementie, erken de machteloosheid
9. Dementie? Wanneer hoef je je wel en geen zorgen te maken
10 - Ouder worden, hoe zien we dat?
11 - Ouder worden, medisch gezien.
12 - Zonder problemen gezond oud worden gaat ons (nog) niet lukken!
13 - We worden ouder en ook gezonder oud, maar....
"Ondanks het fysieke verval is deze fase ook een heel boeiende. Echt, het valt reuze mee. Niet alle tachtigplussers zitten vereenzaamd op de bank. En er kleven ook voordelen aan, je hebt bijvoorbeeld veel minder last van de blik van de ander. Verheug je op je oude dag en als je hem bereikt, dan heb je de plicht er iets van te maken." - Hedy d' Ancona
Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com
1 - Hoe mondig ben je als senior-patiënt?
Ik kan het wel makkelijk over de dood hebben, maar dat wil nog niet zeggen dat ik levensmoe ben. En ik kan best opgetogen zijn over mijn leven, maar dan moet dat wel redelijk op rolletjes lopen. En die rolletjes waren er eind 2021 even niet toen er aanleiding was om bij mij een tweetal scans uit te voeren. Maar dan in Spanje, waar ik inmiddels al weer negen jaren overwinter. En hoewel de gezondheidszorg daar best oké is, zijn de procedures voor verwijzing en informatie-uitwisseling tussen gezondheids-instanties omslachtig. En dat wordt extra ingewikkeld als een verwijzend specialist niet werkzaam is in het ziekenhuis waar de scans plaatsvinden. Je moet dan als patiënt zelf zorgdragen voor de benodigde afspraken en voor het opvragen en doorsturen van de onderzoeksgegevens tussen betrokken zorgverleners (ziekenhuis, specialist, huisarts). En als dat allemaal ook nog ‘s moet rond de kerstdagen en oud-en-nieuw, dan ben je echt in de aap gelogeerd. Afspraken kwamen moeizaam tot stand en onderzoeksresultaten waren eerst zoek en kwamen uiteindelijk pas na veel heen en weer bellen voor mij beschikbaar.
Ik vertel dit allemaal omdat door al dit ingewikkelde en langdurige gedoe en bijgevolg het uitblijven van mijn overleg met de specialist de onzekerheid toenam. En ik werd overmand door een vervelend en onveilig angstgevoel. Zal ik wat hebben? Gaat het wel goed met mij? Iets wat ik eigenlijk helemaal niet ken. Maar het overkwam mij toen dus wel. En pas na de nodige zelfreflectie kwam ik tot de ontdekking dat er bij het ouder-worden een onderscheid is te maken tussen grofweg twee mogelijkheden. Enerzijds de fase van een geleidelijke lichamelijke aftakeling en een daarop volgend levenseinde en anderzijds een laatste fase in je leven die vooral wordt ingevuld door belastende onderzoeken als gevolg van lichamelijk falen én bijbeho-rende behandeltrajecten, inclusief ziekenhuis-in en ziekenhuis-uit. Vooral deze laatste mogelijkheid heb ik me nooit zo gerealiseerd. Misschien vreemd, maar toch. In het eerste geval (aftakeling en een bijgevolg ‘natuurlijke’ dood) kan er nog sprake zijn van een redelijk comfortabele situatie. Maar bij de tweede moge-lijkheid (onderzoeken en behandelingen) ligt het toch wat ingewikkelder en onzekerder. Na elk onderzoek namelijk bezig zijn met de vraag of er wel of niet iets ernstigs aan de hand zal zijn. En zo ja, welk behan-deltraject ga ik dan in en hoe erg zal dat zijn? En welke vervelende vervolgtrajecten zijn alsdan te ver-wachten? En moet ik dat dan nog wel willen? Allemaal vragen waarop niet een-twee-drie antwoorden zijn te geven. En tussentijds dus leven met onzekerheden en met situaties waar je geen grip op hebt. Heel verve-lend. Zeker voor een control freak zoals ik! En dan ook nog ‘s nul regie hebben over al deze medische ingrepen. Want reken maar dat de medische wetenschap tegenwoordig veel in huis heeft als gevolg van het steeds weer ontdekken van nieuwe behandelmogelijkheden!
Gelukkig draaide dit hele onderzoekscircus met alles wat daaraan vastzat uit op loos alarm. Dus verdere be-handelacties waren godzijdank niet nodig. En, ik heb er wel van geleerd! Namelijk, dat het niet zo veel uitmaakt wat zich feitelijk kan voordoen in ‘het voorprogramma’ richting levenseinde. Maar dan wel op voorwaarde dat ik zelf kan kiezen uit voorgestelde onderzoeks- en behandeltrajecten die mij door artsen worden voorgesteld. En óók, dat ik al seniorpatiënt kan zeggen: ‘Doe maar niks meer’. En dan maar hopen dat de betrokken medici na de nodige uitleg van mij begrip hebben voor mijn standpunt: ‘liever korter en goed leven dan langer leven met een hoop ellende!’. Met andere woorden, ik hoef niet altijd maar mee te gaan met voorstellen van artsen over (vervolg-)onderzoeken en behandeltrajecten!
In dit verband las ik onlangs een interessant artikel naar aanleiding van een interview met arts en onderzoeker Machteld Huber. Zij doet onderzoek naar een veranderende houding binnen de gezondheidzorg richting een bredere kijk op gezondheid. Want we weten inmiddels wel veel van ziekten, maar vergeten nogal eens dat daar mensen aan vast zitten. Dat loskoppelen van lichaam en geest bestaat volgens haar al sinds Descartes tot de ontdekking kwam dat lichaam en geest van elkaar te scheiden zijn. Maar dat loskoppelen is wel wat ver doorgeschoten. Gelukkig zien we In de gezondheidzorg dat na een periode van technocratisch denken meer en meer de vraag opkomt: waarom doen we de dingen zoals we ze doen? Zo mag je als patiënt tegenwoordig vaak meedenken over de mogelijke behandeltrajecten. Althans in Nederland. Maar of dat in Spanje ook zo is? Als je ziek bent, ben je doorgaans toch overgeleverd aan de deskundigheid van de medische wereld. En dat moet volgens Huber anders. ‘We moeten de mens weer aan zichzelf teruggeven’, zegt ze. Ook is in de gezondheidszorg de focus te veel gericht op de biomedische processen in het lichaam: wat loopt er fout in ons lijf en wat is daaraan te doen? Dat is waarvoor artsen ook zijn opgeleid! Ziekte is sterk gemedicaliseerd.
2 - Ziek zijn of een ziekte hebben, dat is de vraag
Arts en onderzoeker Machteld Huber pleit voor een bredere definitie van gezondheid en heeft het over ‘een toestand van compleet welbevinden’. Maar ook veerkracht en het voeren van regie over je eigen gezondheid horen in deze definitie thuis. Kijk, daar heb ik wat aan! Hoe mooi sluit dit aan op mijn eerdere conclusie in mijn vorige artikel over de mondige senior-patient: “Namelijk, dat het niet zo veel uitmaakt wat zich feitelijk kan voordoen in ‘het voorprogramma’ richting levenseinde. Maar dan wel op voorwaarde dat ik zelf kan kiezen uit voorgestelde onderzoeks- en behandeltrajecten die mij door artsen worden voorgeschoteld. En óók, dat ik als ‘senior’-patiënt kan zeggen: ‘Doe maar niks meer’. Want ‘liever korter en goed leven dan langer leven met een hoop ellende aan het eind!’ Met andere woorden, ik hoef niet altijd maar mee te gaan met voorstellen van artsen over vervolg-onderzoeken en behandeltrajecten!”
En, zo vervolgt Huber, een bredere benadering naar aanleiding van klachten of vragen is heel zinvol. De nadruk moet volgens haar komen te liggen op wat wezenlijk voor iemand is en wat iemand nog wil én kan nastreven. Met in het achterhoofd dat er een onderscheid is tussen een ziekte hebben en een ziekte zijn. Dus als ik een ziekte heb, wat is dan de boodschap? Ofwel, wat probeert mijn lijf me te vertellen en wat kan ik én wil ik daar dan nog aan veranderen of medisch aan laten doen? Een afwegingsproces waarin ik in alle vrijheid zelf naar antwoorden kan zoeken. Mijn antwoorden, dus!
Om meer grip te krijgen op hoe onze eigen gezondheidsvlag erbij staat en wappert, onderscheidt Huber zes dimensies van positieve gezondheid: lichaamsfuncties, mentaal welbevinden, dagelijks functioneren, mee-doen, kwaliteit van leven en zingeving. En bij elke dimensie hoort een aantal aspecten die je kunt bekijken en waar je iets van kan vinden (zie de spinnenweb-afbeelding hierboven). Het idee is om mensen in hun kracht aan te spreken in plaats van te focussen op ziekte. Gezondheid is bij haar: een betekenisvol leven kunnen leiden. De insteek is dus niet dat je jezelf een onvoldoende geeft en dat je daar dan aan moet gaan werken, maar dat je je afvraagt: wat is belangrijk voor mij? Wat zou ik willen? Wat wil ik leren of veranderen?
Een dergelijke brede en nieuwe kijk op gezondheid spreekt mij wel aan! Mensen zijn niet hun aandoening maar hebben er eventueel eentje. Dus we moeten de focus op ‘hoe verder’ anders richten. Niet op klachten en gezondheidsproblemen maar op de mens zelf. Op onze veerkracht en op wat ons leven betekenisvol maakt. Het eerdergenoemde spinnenwebmodel draagt er aan bij om met dit alles beter om te gaan en om zelf de regie in handen te kunnen houden. Voel je je bijvoorbeeld tevreden, gelukkig of juist eenzaam? Lukt het je om de dagelijkse dingen te doen? Beweeg je genoeg? Hoe is je eetpatroon? Wat kun je veranderen binnen jouw leefstijl? Beleef je nog plezier aan hobby’s of bezigheden? Door antwoorden te vinden op dergelijke vragen krijg je een beeld van jouw gezondheid-in-brede-zin. En op grond daarvan kun je gaan bedenken wat jijzelf kan doen of wie en wat in de omgeving kan helpen om de situatie te verbeteren. De verschillende dimensies maken daarenboven jouw hulpvraag duidelijk richting zorg- en hulpverleners.
Rond dit gezondheidsonderwerp en de wijze waarop we volgens Huber naar onze gezondheid kunnen kijken is het begrip zingeving van belang. En dan hoeven we echt niet te denken aan hemelbestormende of verheven doelen, maar dan gaat het om het leven van alle dag en heel dichtbij. Als we bezig gaan met het spinnenwebmodel dan zijn we eigenlijk bezig met het achterhalen van wat voor ons belangrijk is. Waar gaat je hart naar uit? Waarvan krijg je lichtjes in je ogen? Wat wil je met je leven? Wat is het meest wezenlijke voor je? Allemaal vragen naar de zin die jij aan jouw leven wil of kan geven. Heel dichtbij, heel concreet en belangrijk om naar op zoek te gaan. Bij het zoeken naar antwoorden op dit soort van vragen is voor Huber schrijven een belangrijk middel. Dat geldt voor mij trouwens ook. Opschrijven wat me bezig houdt en waar het mij om gaat in mijn leven.
3 - Ouderenzorg, levensverlenging of kwaliteit van leven
Het vooruitzicht dat een steeds groter deel van de mensen in West-Europa zal bestaan uit ouderen, is zorgelijk. Want die (ongekende) vergrijzingsgolf betekent een onevenwichtige bevol-kingsopbouw. Een soort van omgekeerde piramide eigenlijk. Een samenleving zit niet te juichen bij het toekomstbeeld van een grote toename van niet meer geheel zelfstandige ouderen die trager functioneren en uiterlijk over hun hoogtepunt heen zijn. Het betekent ook dat er een groter deel van het overheidsbudget voor ouderenzorg gereserveerd zal moeten worden en door jongeren moet worden opgebracht. Dus die vergrij-zingsgolf is voor onze samenlevning niet iets om de vlag bij uit te steken. We kijken er daarom liever van weg. Ik zie in elk geval in de politiek nog te weinig alarmbellen afgaan die er voor zorgen dat er concrete beleids-maatregelen worden genomen.
De vraag is hoeveel economische groei er in pak weg 2030 nodig is om de dan verlangde ouderenzorg ‘op niveau’ te houden. Trouwens, wat betekent ‘op niveau’ precies? En is dat wel zo wenselijk? Ook daar zie ik nog niet veel over. Wij rekenen niet uit wat ouderen - ondanks hun hoge leeftijd - nog zelf zouden kunnen doen en hoeveel gelukkiger dat hen en hun omgeving zou maken. Nee, wij rekenen vooral uit wat zij mogelijk niet meer kunnen en hoeveel dát de samenleving gaat kosten. De bureaus en vergadertafels bij de gezond-heidszorg blijken boosaardige plekken als het om ouderenzorg gaat! Daar worden op grond van efficiency-overwegingen vooral besluiten genomen die slecht zijn voor zowel de ouderen als voor het zorgpersoneel. In management- en bestuurskringen is nauwelijks oog is voor de essentie van welzijn, ofwel het van betekenis kunnen zijn voor anderen. De oudere is vooral een verdienmodel geworden aan wie je een aantal medische handelingen kan verkopen. En ondertussen hebben we nog steeds met een overheid te maken die een ongebroken geloof hecht aan controle, regels, protocollen en maakbaarheid. Ofwel een ineffectieve manier om zeggenschap te houden over financiën, uitvoering, controle en sanctiebeleid in de ouderenzorg. En het is allemaal aanbod-gestuurd. ‘O, u bent eenzaam? Dan hebben wij een leuke kookcursus voor u.’ Alsof die ouderen niet kunnen koken en vooral behoefte hebben aan gezelschap!
En dan het verpleeghuis. Hoewel ik graag en welgemeend mijn petje afneem voor het personeel dat daar zijn stinkende best doet, moeten we toch erkennen dat verpleeghuizen in hun huidige vorm stammen uit de jaren vijftig. Het is toch te gek om van de ene op de andere dag samen met 150 wildvreemden onder één dak te moeten gaan leven. De criteria die worden gehanteerd voor goede verpleeghuizen zijn niet altijd van toepas-sing op die van een menswaardig leven aldaar. En specialisten ouderen-geneeskunde worden in de regel nog steeds verpleeghuisartsen genoemd. Bij verreweg de meeste mensen met dementie in een verpleeghuis ontwikkelt zich na hun opname 'probleemgedrag'. Natuurlijk zal dat ook te maken hebben met het voort-schrijdende dementieproces bij verpleeghuisbewoners. Maar we houden ons tegelijkertijd onvoldoende serieus bezig met de vraag hoe we kunnen bereiken dat moeder de resterende een, twee jaar zo goed mogelijk doorkomt. Los van de verruimde euthanasiemogelijkheden is het relevant dat we ons ook richten op het hier en nu. Met als opdracht: hoe kunnen we het leven van mensen in die laatste fase zo prettig mogelijk maken in combinatie met aanvaarding van het einde. In dit verband mag ik hopen dat we ruimhartiger gaan investeren in hospices. Zeker nu we constateren dat het overgrote deel van de zorgkosten aan de laatste levensfase wordt besteed. Ik zou willen zeggen: steek dat geld maar in het sociaal veraangenamen van die laatste levensfase in plaats van in het medisch eindeloos oprekken ervan. Een grotere en meer open aandacht voor het onafwendbare levenseinde zou de ouderenzorg enorm verbeteren. Trouwens, je kunt er op wachten tot een jonge generatie het sommetje gaat maken hoeveel een maand levensverlenging bij ouderen de gemeenschap kost.
Ik zie naast al het voorgaande gesomber echter ook een hoopgevende kentering aan de horizon gloren. Ik behoor net niet tot de babyboomers (ik ben nog van ‘in de oorlog’), maar ik sluit me toch graag aan bij die generatie. En die bestaat echt niet meer uit de traditionele, meegaande groep oudjes die we lange tijd zijn geweest. Babyboomers nemen geen genoegen meer met de verplichte bingomiddag. Zij zijn individualis-tischer en zelfverzekerder van aard en willen het heft in eigen handen nemen. En dat heeft gevolgen. Omdat ze baas willen zijn over hun eigen bestaan, en dus ook over hun sterven. Daarom wordt door de huidige ouder-wordende mens de hoofddoelstelling van de zorg – het zo lang mogelijk rekken van het leven – zeer kritisch bezien. Niet voor niets is het begrip ‘kwaliteit van leven’ al enige tijd aan een opmars bezig. Met vragen over oprechte, ethische kwesties als het gaat over een leven dat nog waard is om geleefd te worden. Dus, wat mij betreft: stop geld in het veraangenamen van de laatste levensfase en niet in het medisch einde-loos oprekken daarvan.
Mijn boodschap is dan ook andermaal: laten we ruimte maken voor kwaliteit van leven. We moeten het leven niet willen rekken als dat leven geen kwaliteit meer heeft. Dus, in de geneeskunde moet in deze levensfase niet alleen het succes over de bestrijding van een ziekte maatgevend zijn, maar óók en vooral het vermogen nog enige kwaliteit van leven te bieden.
4 - Ouderen en mantelzorg, totdat….
Ik ben kritisch over hoe beleidsmakers denken over en omgaan met het fenomeen mantelzorg. Belangrijkste minpunt is het grote morele appèl dat de overheid doet op de familie. In de trant van: de verzorgingsstaat wordt te duur en zorgpersoneel is schaars. Dus als vader of moeder extra hulp nodig heeft, springen de kinderen bij. Logisch toch?! Nee geachte overheid, dat is helemaal niet zo logisch! Misschien nog wel in de jaren ’50 van de vorige eeuw toen we als familieleden nog lekker dicht bij elkaar woonden en de banden hechter waren. Hoewel, ook toen was de eigen familie lang niet altijd een warm bad. Maar anno 2020 is het heel anders gesteld met familieverhoudingen. Veel broers en zussen hebben nog maar weinig contact met elkaar en wonen ver van ouders vandaan. Of familieverhoudingen zijn verstoord door een scheiding. Hierdoor rust er ook op vrienden, kennissen of buren een soort vanzelfsprekende zorgverantwoordelijkheid. Een zorgethiek die uitgaat van plicht vind ik in deze tijd volstrekt verouderd en moeilijk houdbaar. Laat staan dat je er van vanuit mag gaan dat onze samenleving nog zorgzamer kan, nee moet, worden. Ik heb echter veel bewondering en respect voor de huidge mantelzorgers! Met name als je het zelf wil en in de gelegen-heid bent. Prachtig! Maar zorgen voor je ouders is in vele gevallen geen vrije keuze. En een natuurlijk gegeven is het in deze tijd evenmin. Zeker niet als een ziekbed 'te lang' gaat duren. We moeten de mantelzorg 'ont-sentimentaliseren' en minder als vanzelfsprekend opvatten.
We kunnen een fikse groei verwachten van het
aantal 75-plussers en dementerenden. Als we
het huidige beleid rond de mantelzorg niet her-
zien, zal er als gevolg van wat ik hiervoot heb
beschreven een fors toenemende druk op de
ouderenzorg komen. En dit nog los van het ge-
geven dat de huidige mantelzorgers ook een
dagje ouder worden.
Een specifieke kwestie in dit verband betreft de
opname van ouderen in een verpleeginstelling.
Tot nu toe valt op zo’n moment de inzet van
mantelzorgers weg. Maar door een groeiend
personeelstekort zullen we er in de toekomst re-
kening mee moeten houden dat ook in verpleeg-
huizen ondersteuning ‘van buiten af’ nodig zal
zijn.
Terug naar de nog zelfstandig wonende ouderen. In veel gevallen komt er voor hen een moment dat hun leefsituatie onder druk komt te staan. We moeten er rekening mee houden dat in de nabije toekomst de kos-ten van bijvoorbeeld woningaanpassingen of van verhuizingen naar een aangepaste woning zullen worden verhaald op de ouderen zelf. Ook de kosten van een verpleeghuis zullen binnen afzienbare tijd deels door ouderen zelf betaald moeten worden. Een eigen woning met overwaarde zal alsdan moeten worden 'opgegeten' om de hier genoemde kosten (deels) te kunnen betalen. Maar voor veel kwetsbare ouderen die nog ‘zelfstandig’ wonen is het nu al crisis. Zeker als er voor veel van die quasie zelfstandig wonenden intensieve thuiszorg nodig is en eigenlijk geconcludeerd moet worden dat men niet meer thuis kan blijven wonen. Een groeiend probleem dat steeds meer aan de oppervlakte komt. Er wachten nu al 14.000 zieke ouderen op een plek in een verpleeghuis! Gevolg is dat mensen nu vaak te lang in een ziekenhuisbed liggen omdat er geen plek buiten het ziekenhuis is waar zij kunnen herstellen. Dit alles maakt duidelijk dat er een enorm gat bestaat tussen thuis wonen en het verpleeghuis. Er bestaan in de wat grotere steden wel woonvormen (meestal in appartementcomplexen) met eigen zorgvoorzieningen, maar de op te hoesten huren of aankoopkosten van dergelijke appartementen zijn niet door iedereen op te brengen.
Maar goed, laten we niet te zwartgallig doen. Een verpleeghuis ziet er nu gelukkig heel anders uit dan tien jaar geleden. Er is meer personeel, het afgebladderde behang is vervangen en er komen niet langer opwarm-prakjes uit de magnetron. Er is het laatste decennium zeker ook winst geboekt! Maar, alles bij elkaar genomen, gebeurt er beleidsmatig bar weinig en zijn we veel te vrijblijvend bezig. Dit, terwijl we zeker weten dat de ouderenzorg onafwendbaar gaat vastlopen. Er moeten veel meer zorgwoningen komen en meer plaatsen in verpleeghuizen. De wachtlijsten nemen immers in rap tempo toe, terwijl we pas aan het begin staan van de vergrijzing. Als de toelatingsnormen voor het verpleeghuis niet verandeen, zullen er de komende jaren 140 duizend plekken in verpleeghuizen bij moeten komen. Dat gaat 13 miljard euro extra kosten! Dat is niet op te brengen. En, los daarvan, we beschikken nu al over veel te weinig zorgpersoneell. En dat tekort poetsen we de komende jaren bij lange na niet weg. Tenslotte, het is onvermijdelijk dat verpleeghuizen van karakter moeten veranderen. Het verpleeghuis is straks niet langer een woon- en verblijfinstelling, maar meer een hospice.
5 - Onbegrepen achteruitgang bij ouderen -1
Het is mij nu dus overkomen. Na vorig jaar
twee longontstekingen achter elkaar en af-
gelopen mei van dit jaar een ontsteking van
de bronchiën word ik overvallen door een ver-
lammende onzekerheid over 'hoe verder' en
een depressieve stemming. Echt nieuw voor
mij. Een gemoedsgesteldheid in mineur die
met je op de loop gaat en waar je maar moei-
lijk vat op kan krijgen.
De belangrijkste vraag hierbij is: Wat doen we
om ouderen te leren zo goed mogelijk om te
gaan met dergelijke opeens opkomende lichamelijke en mentale gevoelens en hoe kunnen we als ouderen - ondanks zich aandienende ingrijpende ongemakken - toch nog een zinvol en betrokken leven behouden?
Ik heb de indruk dat we met deze vraag moeilijk uit de voeten kunnen.
Natuurlijk, we weten het allemaal! Met het ouder worden, herstelt het lichaam minder makkelijk. En los van wat mij is overkomen, kan de gezondheid van een oudere ineens achteruit gaan zonder dat we weten waardoor dat komt. Het kan veel verschillende oorzaken hebben. Bij het ouder worden verliest het lichaam veerkracht, reservecapaciteit, herstelvermogen. Dat kun je merken door vermoeidheid, lusteloosheid en het minder nemen van initiatief. En je wordt als oudere mogelijk kwetsbaarder en vatbaarder. Maar ook psychi-sche problemen zoals depressie, angststoornissen en geheugenproblemen worden vaak toegeschreven aan het normale verouderingsproces. Allemaal problemen die onvermijdelijk horen bij het ouder worden. En - laten we wel wezen - dat maakt het leven van een oudere er niet leuker op.
Maar hoe ga je als oudere om met het je bewust worden van toenemend ongemak, zonder in een dip te raken?!
Bij onbegrepen achteruitgang speelt er soms maar één klacht, zoals afvallen of vermoeidheid. En soms heb je meerdere klachten. Bijvoorbeeld naast lichamelijke ook psychische klachten, zoals geheugenproblemen, somberheid of angst. De klachten hebben ook invloed op elkaar. Psychische klachten kunnen zorgen voor lichamelijke klachten, zoals minder eten en slecht slapen. En andersom kunnen lichamelijke klachten zorgen voor psychische klachten, zoals angst of somberheid. Dat maakt het precies achterhalen van de echte oorzaak van algehele depressiviteit vaak lastig. Ook in mijn geval, zoals hierboven omschreven
Je merkt vooral dat je achteruit gaat doordat je moeite krijgt met dagelijkse bezigheden. Het lukt bijvoorbeeld niet meer om zelf boodschappen te doen. Of het koken van een maaltijd kost te veel energie. Je hebt meer hulp nodig. Dit kan de relatie met jouw dierbaren veranderen. En je trekt je daarom terug uit het sociale leven of je stopt met jouw hobby’s. Psychische klachten die vaak voorkomen zijn depressie en angst, moeite met sociale contacten, weinig zelfvertrouwen, negatief over jezelf denken, moeite met het aangeven van jouw grenzen, vaak twijfelen en snel onzeker zijn, eenzaamheid, moeite met ouder worden. Allemaal gedoe, dus. Zeker op mentaal niveau.
Op oudere leeftijd kunnen meerdere oorzaken tegelijk een rol spelen. Zo heeft meer dan 70% van de 70-plussers 2 of meer chronische ziekten. Een chronische ziekte is een blijvende ziekte. Die gaat dus nooit meer over. Zoals in mijn geval, astmatische bronchitis. Maar er zijn nog andere chronische ziekten die veel voorkomen zoals diabetes mellitus, hart- en vaatziekten, artrose, osteoporose, dementie en de Ziekte van Parkinson. En het hebben van een ziekte kan de kans op een andere ziekte vergroten. Wanneer je bijvoor-beeld diabetes mellitus hebt, heb je een grotere kans op hart- en vaatziekten. En als je meerdere ziektes hebt, gebruik je ook verschillende medicijnen met vaker last van bijwerkingen.
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zou de gezondheidszorg zich niet alleen moeten richten op het voorkomen en bestrijden van ziektes, maar ook en vooral op het stimuleren van het welbevinden en het optimaal functioneren van ouderen. Want dat beschermt hen tegen psychische stoornissen. Dus bijvoor-beeld meer aandacht voor het mentale vermogen bij ouderen: emotionele, cognitieve en sociale vaardig-heden. Die moeten ouderen beter in staat stellen om hun eigen talent en potentieel te ontwikkelen met het doel productief en creatief te blijven. Iemand met voldoende mentaal vermogen kan in elk geval beter en veerkrachtiger reageren op stress.
Mentaal vermogen stelt ouderen in staat een zinvol en betrokken leven te blijven leiden. De aandacht daar-voor vergroot het gevoel van welbevinden. Bij ouderen is mentaal vermogen te beschouwen als een capaciteit om succesvol ouder te worden. Het gaat dan niet alleen om de afwezigheid van ziekten en beper-kingen, maar ook om het behoud van een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid. Daarvoor is het nodig samen met de oudere te zoeken naar (nieuwe) vormen van zingeving, te genieten van het leven en geluk te delen met anderen.
Ouderen zijn niet per definitie kwetsbaar of ziek. De meesten van hen behouden een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid. Maar ook ouderen die wel ziek zijn of worden, kunnen toch een hoge mate van welbevinden ervaren als zij goed met de beperkingen en de bijkomende veranderingen kunnen omgaan. Zij moeten dan echter wel gebruik kunnen maken van hun mentale vermogen om op een betrokken en positie-ve wijze met beperkingen om te gaan. En voor wat betreft dit laatste is er nog een wereld te winnen, zo is mijn overtuiging.
6 - Onbegrepen achteruitgang bij ouderen -2
Ouder worden staat voor velen gelijk aan achteruitgang,
ziekte en zorgen. En natuurlijk neemt bij iedereen het
lichamelijk vermogen om prestaties te leveren met de ja-
ren af. Maar dat geldt nauwelijks – of pas op heel hoge
leeftijd – voor het vermogen om dagelijks goed te func-
tioneren. In een normaal verouderingsproces vermin-
deren weliswaar onze cognitieve vaardigheden enigs-
zins. Je wordt wat trager en je onthoudt namen wat min-
der goed. Maar veel hangt dan af van het op peil houden
van dergelijke vaardigheden. Want denk er om, wat je
niet gebruikt, dat verlies je! En mijn eigen waarneming
is dat oudere mensen die in meer ‘uitdagende’ omstan-
digheden leven, minder achteruitgang in denken en le-
ren ondervinden.
Een paar feiten in dit verband:
Ondanks deze nogal ‘opbeurende’ feiten lees ik vandaag overigens dat in België het aantal ouderen met depressiviteit ongeveer 10 procent bedraagt en dat rond ons 85-ste jaar het aantal zelfmoorden piekt…..
Des te meer reden om dat mentale vermogen als een belangrijke voorwaarde te zien voor het welbevinden van ouderen. Wie actief blijft op sociaal, emotioneel en cognitief gebied, ervaart een toename in welbevinden en een afname van psychische klachten. Door mentaal vermogen te bevorderen, komen ouderen in een positieve spiraal terecht. Ouderdom kan op deze manier heel goed een tijd zijn van nieuwe perspectieven. Het is dus van belang om ouderen te ondersteunen door eventueel uit het zicht verdwenen perspectieven weer bin-nen hun bereik te brengen. Dat is goed voor de samenleving, het voorkomt spanningen tussen de generaties en het bevordert de gezondheid van ouderen.
Het behouden en stimuleren van het mentale vermogen van ouderen kan het percentage gezonde ouderen nog verder vergroten. Bovendien zijn de meest voorkomende psychische problemen bij ouderen goed te voorkomen en te behandelen als op tijd actie wordt ondernomen en de juiste interventies worden toegepast. Ook internet en andere technologische ontwikkelingen bieden mogelijkheden voor deze interventies.
Een paar suggesties:
Zo bezig zijnde levert een goed mentaal vermogen de volgende voordelen op voor individuele ouderen:
Kortom, er zijn dus goede behandelingen en preventieve maatregelen voorhanden, waarmee we veel proble-men kunnen voorkomen of opvangen. Ik denk wel dat er op dit terrein meer voorlichting nodig is, ook onder behandelaars.
Ik vind dat het ‘fenomeen’ mentaal vermogen meer aandacht verdient, ook onderling tussen ouderen en tus-sen ouderen en hun jongere sociale omgeving. Het is voorts belangrijk de heersende mythen en vooroor-delen over ouderen en ouder-worden te bestrijden. Ouder worden kan – zeker met zoveel mogelijk behoud van gezondheid - een veel positievere betekenis krijgen.
7 - De filosofie over de kunst van het ouder worden
“Oud worden willen we allemaal, maar oud zijn niet” is een
quote die vaak voorbij komt. Waarom willen we niet oud
zijn en hoe kijken filosofen aan tegen het verouderingspro-
ces? Door de eeuwen heen hebben veel wijzen hun inzich-
ten gegeven over het omarmen van ouder worden en het
vinden van balans tussen lichamelijke gezondheid en gees-
telijk welzijn.
Volgens sommige filosofen is ouder worden meer dan een
van fysieke vermogen. Het is een tijd waarin men spiritueel
en intellectueel kan groeien.
Plato: “Vrij van hartstochten worden we in ouderdom echt
wie we zijn.” Voor Plato betekent ouderdom een kans om
los te komen van de verlangens die ons in het leven vaak
afleiden. Het is een tijd van introspectie en het zoeken naar
innerlijke wijsheid, waar men het echte, onvergankelijke
zelf kan ontdekken.
Carl Jung spreekt over de ‘individuatiefase’, waarin het indi-
vidu zijn of haar unieke innerlijke balans zoekt. Voor ouderen betekent dit een focus op zelfreflectie, het vinden van betekenis en het realiseren van eenheid tussen bewustzijn en onbewuste processen. Dit helpt niet alleen om een zinvolle levensafsluiting te bereiken, maar versterkt ook het gevoel van vrijheid en innerlijke vrede.
De latere levensfase is dus ook een tijd om los te komen van de maatschappelijke druk en te zoeken naar persoonlijke vervulling.
De filosofen Cicero en Montaigne benadrukken dat de levensfase waarin ouderen zich bevinden juist de tijd is om de vruchten van opgedane kennis te plukken.
Cicero: “Ouderdom is het toppunt van een goed besteed leven.” Hij benadrukt dat ouder worden het moment is om de wijsheid die je hebt verzameld, te delen en in te zetten voor het welzijn van anderen. Dit versterkt niet alleen de gemeenschap, maar verrijkt ook je eigen ervaring.
Montaigne: “Een wijs mens heeft altijd iets om over na te denken.” Hij moedigt ons aan om de realiteit van onze sterfelijkheid te accepteren. Door deze aanvaarding kunnen we het leven meer waarderen, zelfs in de laatste fasen. In plaats van angst voor het onbekende, biedt deze acceptatie een kans voor innerlijke rust en diepe voldoening.
De latere levensfase wordt zo niet alleen een tijd van reflectie, maar ook van een actieve bijdrage aan de wereld om je heen.
Ouder worden kan gepaard gaan met achteruitgang in gezondheid. Volgens filosoof Ignaas Devisch is het streven naar perfecte gezondheid niet realistisch en zelfs ongezond. “Gezond genoeg zijn is een kwestie van balans: aanvaarden dat kwetsbaarheid bij het leven hoort. Dat maakt ons sterker.”
Naast reflectie bieden filosofen ook praktische adviezen om veroudering met kracht en waardigheid tegemoet te treden:
Aristoteles: “Klaag niet, maar focus op het goede in je leven.” Positiviteit helpt om gezond ouder te worden.
Goethe: “Wees nieuwsgierig. Ouderdom is een fase vol nieuwe kansen.” Zie de latere levensfase als een tijd om langgekoesterde dromen te verwezenlijken of nieuwe passies te ontdekken.
Nietzsche: “Alles wat ons niet doodt, maakt ons sterker.” Door uitdagingen te omarmen, groeit je innerlijke veerkracht. Ouder worden is een kunst. Het vraagt om reflectie, acceptatie en het vinden van betekenis in elke fase van het leven.
Kortom, filosofen inspireren ons om veroudering te zien als een kans op persoonlijke groei en het delen van verworven inzichten.
Ik kan me wel aansluiten bij een quote van Montaigne: “Een jongeman moet kennis verwerven, een grijsaard moet er de vruchten van plukken”.
8 - Dementie, erken de machteloosheid
Hoe ga je om met een dement iemand? Da’s nog best ingewikkeld. Want dementerenden gaan niet allemaal op dezelfde wijze dezelfde weg. Er bestaat - voor zover ik weet - ook niet zoiets als een praktische handleiding over hoe om te gaan met dementie. Die zou er eigenlijk wel moeten komen.
In het begin van het dementieproces is het van belang dat de persoon in kwes-ie blijft ervaren dat hij of zij voor vol wordt aangezien. Want uit onderzoek blijkt dat dementerende mensen in hun beginstadium de ziekte wel leren accepteren, maar niet dat ze niet meer serieus worden genomen. Verder, wie denkt dat alle patiënten in de eerste periode grote vlagen van helderheid hebben, zit er naast volgens de eerder door mij aangehaalde arts Bert Keizer. "Bij de meeste patiënten die ik meemaak is die reflectie vanaf het begin al niet meer aanwezig”. En dan, na verloop van tijd, vervallen dementerenden in een gedragsstadium dat ze zich niet meer bewust zijn van hun eigen verleden, noch van hun toekomst. Je bent het besef kwijt van de ruimte waarin je verkeert en van de mensen om je heen. Je naasten herken je niet meer, laat staan dat je nog met hen kan communiceren. Je hebt geen bewuste motivatie meer voor je handelen en je bent nergens nog ontvankelijk voor. Het is mijn stellige indruk dat je dan mentaal steeds meer ‘leeg’ wordt, in combinatie met een toenemend identiteitsverlies. Je persoonlijkheid gaat onherkenbaar veranderen. Kortom, een trieste teloorgang van wie je ooit was. De regie over jouw eigen leven ben je tegen die tijd allang kwijt en van een persoonlijke waardigheid is nauwelijks nog sprake. Sterker, je persoonlijkheid gaat verloren'. Aldus Keizer. Wat rest is een totale ontluistering. Daarom is het volgens mij grote onzin om te beweren dat als gevolg van dementie iemands ware ik naar boven komt. Of, nog fraaier geformuleerd, dat je dan de glans van iemands ziel te zien krijgt. Echt flauwekul. Alles gaat kapot en sterft af onder de hersenpan. Je gaat totaal verloren in je dementie.
Het getuigt dan ook van weinig psychologische inzicht als artsen aanvoeren
geen euthanasie te zullen uitvoeren als een demente persoon een tevreden in-
druk maakt. "Ik zie immers iemand die het nog best naar zijn zin heeft. Hij lijdt
in elk geval niet ondraaglijk". Wel wilsonbekwaam, maar verder kennelijk een
normaal mens dus.… "Bij sommigen echter" – zo wordt dan verder geredeneerd
– "zie je dat ondraaglijk lijden wel. Bijvoorbeeld als een verpleeghuisbewoner
voortdurend boos, agressief of angstig is en constant vraagt of hij naar huis mag.
Dan zou ik als arts wel kunnen overwegen om tot euthanasie over te gaan".
Een merkwardige opstelling, vind ik. Ik besef heel goed dat een arts voor een
groot probleem wordt geplaatst als in dergelijke gevallen een euthanasiever-
zoek aan de orde is. Maar zeg dát dan gewoon en bedien je niet van dit soort
overwegingen. Want demente mensen hebben geen enkel benul meer van zich-
zelf. Laat staan dat ze zich nog bewust zouden zijn van hun blijheid of angsten.
We zijn hiermee aangekomen bij een groot en haast onoplosbaar probleem. Hoewel volgens mij niet onder-steunt door wetgeving, stellen veel artsen dat euthanasie bij een demente patiënt alleen aan de orde kan zijn als er vóór het moment van uitvoering nog sprake is van wilsbekwaamheid. Dat betekent dat iemand aan wie de diagnose dementie is meegedeeld op dát moment – en dus voortijdig - een verzoek tot euthanasie-uitvoering serieus in gang moet zetten. Dit, terwijl het ziektebeeld dan nog niet verontrustend is en de ‘wilsonbekwaamheid’ nog niet aan de orde. Want indien wel, dan ben je te laat aldus deze artsen. Dit, nog los van de eis dat er sprake moet zijn van een ‘weloverwogen en bijtijds’ vrijwillig verzoek en dat je ondraag- lijk en uitzichtloos lijdt. Dit rijtje met eisen langsgaande wil weloverwogen zeggen dat er sprake is geweest van een recent en geregeld overleg met de behandelend arts. En bijtijds betekent vóórdat geconstateerd zal worden dat mijn wilsbekwaamheid haar beste tijd heeft gehad. Dat uitzichtloze is in geval van dementie nog wel aannemelijk te maken, maar ondraaglijk lijden? Want dat moet worden vastgesteld door een deskundige. Bij dementie met de zekerheid van een ontluisterend vooruitzicht zou je toch zeggen dat de persoon in kwestie dat veel beter zelf kan bepalen. Want het gaat er dan niet om of ik nu lijd, maar of ik ondraaglijk lijd aan het verschrikkelijke vooruitzicht mij op termijn te manifesteren als…… Ja, als wat en als wie?!
Al met al zullen Alzheimerpatiënten die zeker willen zijn van hun euthanasiezaak de uitvoering moeten ver-zoeken op het moment dat ze eigenlijk nog 'te goed' zijn. Een verschrikkelijk dilemma: te vroeg euthanasie uitvoeren versus het risico dat het niet meer kan.
In 2019 oordeelde de rechter in een strafzaak dat een specialist ouderengeneeskunde zorgvuldig had gehandeld bij euthanasie op een zwaar demente vrouw. Toen ze nog wilsbekwaam was, had zij een wilsverklaring opgesteld: ze wilde niet langer leven als ze in een verpleeghuis zou worden opgenomen. De aangeklaagde specialist had overigens naast de aanwezige verklaring ook nog twee andere artsen en de familie van de vrouw geraadpleegd en stelde vast dat zij ondraaglijk leed. De rechter oordeelde voorts dat het niet nodig was om te controleren of de vrouw nog achter haar eerder vastgelegde stervenswens stond. Je hebt niet voor niks een zorgvuldig geformuleerde verklaring opgesteld. Dat doe je onder meer omdat je mogelijk jouw wens niet meer bij volle verstand kan aangeven. Wat heb je anders aan zo’n verklaring? De uitspraak van 2019 is dus een bevestiging dat het kan: op zorgvuldige wijze euthanasie verlenen aan een wilsonbekwaam persoon. De eutha-nasieverklaring heeft meer kracht gekregen door deze uitspraak. Artsen mogen toch euthanasie uitvoeren bij wilsonbekw
9 - Dementie? Wanneer hoef je je wel en geen zorgen te maken
Vergeetachtig, dat zijn we allemaal weleens.
Maar vanaf een bepaalde leeftijd kun je je zorgen
maken over dementie door de ziekte van Alzheimer.
Psychiater Robert Klitzman legt uit wat normale her-
senveroudering is en hoe je je brein gezond houdt.
Dementie wordt in 70 procent van de gevallen ver-
oorzaakt door de ziekte van Alzheimer. Dementie is
een aandoening waarmee in ons land 300.000 men-
sen leven en die in 2050 ruim 600.000 Nederlanders
zal treffen.
Verouderd brein en vrees voor dementie
Er bestaat bij veel mensen de angst om Alzheimer
te krijgen. Dat beaamt ook psychiater Robert Klitz-
man: „Zodra ons lichaam veroudert, veroudert ook
ons brein.”
Dat we cognitief ouder worden, is dus normaal. Dat begint meestal al vanaf je 40-jarige leeftijd. Die verande-ringen in het brein kunnen drie gebieden van cognitie beïnvloeden:
Afnemende cognitieve functies
Bij normale hersenveroudering blijft de intelligentie relatief intact. Maar ons vermogen om informatie te verwer-ken, vertraagt. De snelheid daarvan neemt met ongeveer 20 procent af als we 40 zijn. En dat kan met 40 tot 60 procent afgenomen zijn tegen de tijd dat we 80 zijn, legt Klitzman uit. En naarmate we ouder worden, neemt ook ons geheugen af. Maar mensen verschillen sterk in dat laatste. En het kan ook nogal fluctueren van dag tot dag.
‘Iets vergeten is normaal’
Klitzman benadrukt een belangrijk punt: „Hoewel ongeveer 40 procent van de 65-plus-sers af en toe een geheugenstoornis heeft die verband houdt met de leeftijd, ontwikkelen de meeste mensen geen dementie.” Het kan wat langer duren voordat we op bepaalde woorden komen, maar meestal drijven die ook weer boven. En het kan zijn dat we iemands naam vergeten, maar die persoon nog steeds herkennen als we die weer zien. Iets vergeten is vrij normaal. Maar belangrijker is dat we nog steeds kunnen redeneren, problemen kunnen oplossen en belangrijke beslissingen kunnen nemen.
Cognitief afglijden
Mocht je wel aanzienlijke cognitieve beperkingen ervaren, dan adviseert Klitzman een arts te raadplegen. Ook omdat een andere medische aandoening de onderliggende reden kan zijn, zoals bepaalde infecties of kankers. En artsen en professoren zeggen nogal ‘s tegen elkaar: ‘Laat het me weten als je ziet dat ik cognitief te veel afglijd’. Want we zijn ons niet altijd bewust van deze veranderingen.
De psychiater benadrukt dat we onszelf kunnen beschermen tegen cognitieve achteruitgang:
10 - Ouder worden, hoe zien we dat?
“Ouderdom wordt gezien als een bron van ziekte en ellende, terwijl het een geschenk is van wijsheid en vrijheid’ (Manu Keirse).
Het gaat er niet om hoe oud we zijn, maar hoe we oud zijn. Ofwel, het gaat niet om een langere lifespan maar om een langere healthspan. Laten we minder bezig zijn met hoe oud we zijn of kunnen worden en meer met hoe we oud zijn of willen worden.
Gezond ouder worden en dan snel en zonder een lijdensweg overlijden.
Dat is waarnaar wij streven. En dat wordt ons ook beloofd.
Echter, die belofte is tot nu toe maar voor de helft ingelost.
Op termijn gaan we de 110 jaar halen! Dus met dat langere leven zit het
wel snor. Maar we zijn nog niet zover dat we er ook meer gezonde jaren
bij gaan krijgen. Helaas.
We worden dus – met dank aan de medische wereld - wel langer in le-
ven gehouden, maar het aantal kreukeljaren tijdens onze laatste levens-
periode gaat ook toenemen. Met allerlei ouderdomsaandoeningen en
- medisch gezien - knappe (over-)behandelingen.
Doorgaande op die laatste vraag denk ik nog steeds dat een herwaardering van ouderdom op zijn plaats is. En dat geldt ook voor een meer eigentijdse beeldvorming over ouderdom. We kunnen de periode van ouder-worden beter typeren als ‘de rijkdom van de verzilvering’ in plaats van ‘de problematiek van de vergrijzing’. Liever zilver dan grijs dus. Naarmate ik zelf ouder word, houdt mij dat onderscheid steeds meer bezig. Natuurlijk, als de gezondheid het gaat afweten en de puf ontbreekt om nog wat van het leven te maken, dan lijkt alles in elkaar. te storten. Maar als ik 's morgens bij het opstaan nog tegen mezelf kan zeggen: ‘blij dat ik er ben en dat ik me fit genoeg voel om de dag weer te beginnen’, dan mag ik me een gelukkige oudere noemen.
Ouderdom wordt nog te veel gezien als een chronische ziekte, als een gebrek en een tijd met een hoop ellende. Geen wonder dat mensen dan bang zijn om ouder te worden! Maar die negatieve beeldvorming tast de eigenwaarde van ouderen aan en is nergens voor nodig. We moeten meer leren kijken naar ouderdom als iets anders dan het zitten in een rolstoel of het verblijven in een woonzorgcentrum waar je vervolgens weg-glijdt in dementie. Ouderdom kun je ook zien als groei van wijsheid en van vrijheid.
We kennen het gezegde dat iedereen wel ouder wil worden, maar dat niemand oud wil zijn. En het is de vraag wat we als nog redelijk fitte oudere gaan doen met die extra jaren? Ofwel, hoe gaan we die langere levenstijd invullen? Niemand die dat heeft geleerd: omgaan met dertig jaar pensioen. En al die tijd golf blijven spelen of spannende reizen maken, lukt op den duur ook niet meer zo lekker.
Zinvol langer leven wordt dus nog een hele klus! Niet alleen lichamelijk, maar ook in culturele zin. Wij - jong én oud – moeten ons er van bewust zijn dat we in elke levensfase (dus zowel als jongere en op oudere leeftijd) alle voorafgaande levensfases in onszelf verenigen. En het is goed om er van uit te gaan dat je meestal het lot zelf in handen kan nemen. Kijk dus niet alleen naar de problemen van de ouderdom, maar vooral naar de uitdagingen en kansen in die periode. Ik heb het al vaker gezegd, ga op tijd, dus ver voor de aankomende pensioenperiode, bezig met de vraag: wat zou ik willen doen zodra ik de verplichtingen van mijn werk achter de rug heb en ik de opvoeding van mijn kinderen hebt volbracht? En denk er over na welke betekenisvolle herinneringen je ‘de wereld’ wil nalaten. Ik heb geleerd mijn leven als één geheel te zien. Een leven, bestaande uit verschillende dimensies: arbeid, zorg, opleiding, ontspanning, ontmoeting en spiritua-liteit. En die zes dimensies kun je integreren in elke fase van je leven. Dus geen leven in opeenvolgende stadia, maar een leven waarin al die dimensies er steeds toe doen. Geniet van al die zaken in elke levens-fase. En laat daardoor ook de grenzen tussen generaties vervagen. Zorg dat jouw kinderen en klein-kinderen ons ouderen echt kennen en waarderen, en ook omgekeerd.
Terug naar het begin van deze overpeinzing. Over dat langere leven van ons, eindigend met aandoeningen en - medisch gezien – knappe (over-)behandelingen. Ik beoordeel dat in het licht van een hebbelijke kwaliteit van leven. Zowel lichamelijk als psychisch. En verwacht niet alles van de geneeskunde en de spychiatri. Een gezonde omgeving en goede hygiëne zijn bijvoorbeeld belangrijker voor de toename van de gemiddelde levensverwachting dan de ontwikkeling van de medische mogelijkheden. En toch, er ‘lopen’ ook veelbelo-vende onderzoeken die gericht zijn op het meer ‘grip’ krijgen op lichamelijke verouderingsproces-sen. Met als doel die processen voor te zijn of minstens zodanig beheersbaar te krijgen dat er beter mee te leven valt. Veelbelovend, omdat die onderzoeken minder zijn gericht op overbehandeling en meer op een verlengende kwaliteit van leven. Daarover meer in artikel 13: ‘Ouder worden, medisch gezien’.
11 - Ouder worden, medisch gezien
‘Het is geen kunst oud te worden, het is een kunst ermee te leven’, zo sprak de Duitse dichter/schrijver Johann Wolfgang von Goethe.
Omdat voor het verouderingsproces van alle levende wezens geldt dat er een balans moet zijn tussen gene-tische aanleg en omgeving, kunnen we inspiratie opdoen in de dierenwereld. Die is gestoeld op het principe van gemeenschappelijke voorouders en hun evolutionaire band met andere dieren in de stamboom. Maar bij het bestuderen van veroudering over de verschillende takken van evolutionaire stambomen heen wordt dui-delijk dat er geen eenvoudig patroon valt te ontdekken.
Veroudering heeft niet alleen een effect op tal van psychologische en cognitieve functies. Het gaat ook ge-paard met een verhoogde kans op hersenaandoeningen. Echter, nog steeds zijn die effecten op onze herse-nen grotendeels een mysterie. Er bestaan verschillende benaderingen om verouderingsprocessen te onder-zoeken en te bestuderen en om manieren te vinden om vertragingen tegen te gaan. Hoe dan ook, veroudering is een proces waar elk individu van een soort op een bepaalde leeftijd mee te maken krijgt.
Omdat fysiek ouder worden niet garandeert dat het
denkvermogen intact blijft, kan cognitieve en neuro-
biologische psychologie een waardevol perspectief
bieden. Deze discipline onderzoekt wat er nodig is
om ouderdomsgerelateerde cognitieve en neurolo-
gische aftakeling tegen te gaan. Neurologische
schade is namelijk een van de grootste oorzaken
van de afname van het cognitieve vermogen en het
verlies van levensjaren. Het cognitieve spectrum
begint met een normale ontwikkeling en loopt door
tot zware dementie dat extreem gestoorde cognitie
met zich meebrengt. Velen zullen echter en gelukkig tot hun dood cognitief relatief gespaard blijven.
Hoe zit dat met ons brein? Zeker is dat het brein gedurende het leven constant verandert.
Op neurochemisch vlak wijst veel onderzoek op een ophoping van de peptide β-amyloïde (Aβ ) als primaire gebeurtenis in neurodegeneratieve pathogenie. Die Aβ-ophoping wordt gezien als de eerste marker voor cognitieve aftakeling en als de eerste stap in de pathologie van Alzheimer. Deze vaststelling is weliswaar iets, maar dit komt eigenlijk bij iedereen voor die veroudert.
De tweede biomarker is het eiwit tau dat zich opstapelt binnen de hersencellen.
Beide markers zijn (in combinatie?) van belang.
In medische zin wordt er ook gekeken naar leeftijdgerelateerde ziektes als diabetes, kanker en alzheimer en het vroegtijdig een halt toe te roepen daarvan. Van belang zijn dan de senescente cellen en de telomeren. Dat zijn de uiteinden van chromosomen die het erfelijk materiaal bij celdeling beschermen tegen bescha-diging. Van die senescente cellen, ook wel ‘zombiecellen’ genoemd, krijgen we er naarmate we ouder wor-den steeds meer. En die veroorzaken ontstekingen en worden in verband gebracht met ouderdom-gerelateerde ziektes als kanker, hart- en vaatziekten en artritis. Er wordt onderzoek gedaan naar medicijnen die senescente cellen opruimen, de zogeheten senolytica. Het doel is efficiënte senolytica te ontwikkelen die heel gericht verouderde cellen aanpakken. En de resultaten zijn veelbelovend!
En dan die korter wordende telomeren, de bron van veroudering zelf. Uitgangspunt bij het onderzoek hier-naar is: wat voordelig is voor jonge mensen, kan nadelig zijn voor oudere mensen. Er wordt onderzocht hoe je die telomerase zo kunt reguleren dat je een anti-aging-effect krijgt zonder negatieve effecten.
En dan is er ook nog zoiets als het mtor-eiwitcomplex dat aan- of uitschakelt al naar gelang je veel of weinig calorieën binnenkrijgt. Dat werkt als volgt. Eet je meer dan nodig voor je energieproductie, dan schakelt mtor aan en gaat je lichaam die energie opslaan, als vet. Dat mechanisme is in onderzoeken naar veroudering bij muizen uitgeschakeld, zodat de vetverbranding doorgaat. Gebleken is dat ze dan minder vaak en later kanker krijgen.
Doel van al die onderzoeken is om bij iemand met een predispositie voor een bepaalde ziekte met een me-dicijn of vaccinatie in te grijpen voordat de ziekte zich aandient. Maar zover zijn we helaas nog niet.
Door betere behandelingen en een gezondere leefstijl kunnen we steeds ouder worden. Maar dat betekent ook dat we meer jaren ziek en krakkemikkig zullen zijn. Daardoor wordt de druk op de mantelzorg steeds groter. Vier miljoen Nederlanders zorgen ondertussen al voor een zieke, gehandicapte of een oudere in hun omgeving. Voor veel mantelzorgers valt dit zwaar, terwijl er door de vergrijzing steeds meer nodig zullen zijn. Dat wordt een enorm probleem. Verder betekent ouder worden afhankelijkheid en het omkeren van rollen tussen ouders en kinderen.
Op individueel niveau zijn dat geen dingen waar je over wilt nadenken. Toch is het verstandig op tijd aan te kaarten (bij jezelf of naar anderen) welke maatregelen er nodig zijn ‘als het zover is. "Zeg pap, als je ziek zou worden, wil je dan bij mij komen wonen of wil je naar een verzorgingstehuis?" Dat is een vraag die waar-schijnlijk niet snel ter sprake komt tijdens een gezellig familiebezoek, maar die toch van belang is.
Praat in familieverband over wensen rondom ziekte en ouderdom, zo vindt ook de mantelzorgorganisatie Mezzo. Dergelijke gesprekken ‘over later’ hoeven niet zo formeel te gaan. Het gaat er vooral om dat je van elkaar weet wat eventueel zou kunnen en hoe iedereen er in staat. Taken verdelen hoeft nog niet direct, maar bespreek wel de opties. Een tip om een dergelijk gesprek aan te gaan is om een natuurlijk moment te kiezen, bijvoorbeeld als iemand in de naaste omgeving ziek is geworden. Dat kan een goede aanleiding zijn om een gesprek met je eigen familie te plannen. Doe het samen met andere familieleden of naasten. En het hoeft er zeker niet formeel aan toe te gaan of met handtekeningen onder een contract. Het gaat erom dat verwachtingen worden uitgesproken
12 - Zonder problemen gezond oud worden gaat ons (nog) niet lukken!
Iedere sterveling wil dat, gezond oud worden. Maar ik heb het
al eerder gezegd: wij Nederlanders worden weliswaar steeds
ouder, maar ook de jaren met gebreken nemen toe.
Gezond oud worden is niet voor iedereen een reëel levenspers-
pectief.
Dat gekwakkel in onze laatste levensfase komt door een paar
oorzaken. Vreemd genoeg horen daar de steeds betere medi-
sche behandelmogelijkheden ook toe. Want wij ouderen worden
daardoor weliswaar steeds meer jaren in leven gehouden, maar
of die toegenomen levensjaren ook kwalitatief goed zijn, is lang
niet zeker. Andere factoren die dat gekwakkel kunnen beïnvloe-
den zijn gewichtstoename en eenzaamheid.
Eerst die gewichtstoename.
In Amerika zijn twee op de drie volwassenen te dik. In 2050 heeft één op de drie Amerikanen diabetes. En Ne-derland gaat de VS hard achterna. Van Bodegom, hoogleraar Vitaliteit aan het Leids Universitair Medisch Centrum, zegt hierover: Hart- en vaatziekten en (morbide) obesitas zijn verantwoordelijk voor vele (vroeg-tijdige) gebreken en overlijdens. En volgens Van Bodegom worden onze kwabben en ons kwakkelen niet zozeer veroorzaakt door onszelf, maar door de omgeving – een uitgestrekt luilekkerland dat volcontinu in bedrijf is.
De babyboomgeneratie, geboren tussen 1945 en 1955, is volgens hem de ongezondste generatie die we ooit hebben voortgebracht. Die is opgevoed door ouders die de jaren ‘30 en de oorlog hebben meegemaakt. Zij hadden daarom als stelregel: je moet altijd je bord leegeten. Een gemiddelde Body Mass Index (BMI) is 18,6. Bij ouderen in Nederland is dat nu 26 à 27. Die generatie zucht onder overgewicht. Nederland vervet en versuikert. En de tijd van pappen en nathouden zou al lang voorbij moeten zijn.
Wat je als oudere sterveling zélf kunt doen om gewichtstoename tegen te gaan aan:
Ook handig voor een gezond leven zijn de 3 V’s. De eerste is Verwijderen: haal de prikkels weg die je aanzetten tot dingen die je niet wilt doen. Dan Vervangen: zet op de plek van de koekjestrommel een schaal met appels. En tenslotte: Voorbereiden: de supermarkt is een professionele verleider. Dus gebruik een van te voren opgesteld boodschappenlijstje.
En dan die eenzaamheid.
Daar heb ik al eerder aandacht aan besteed. Vaak is het maar net hoe je in elkaar steekt waardoor je er meer of minder last van hebt. En de meesten ervaren in hun leven wel eens een gevoel van eenzaamheid. Maar het gaat hier over existentiële eenzaamheid: alle mensen uit je sociale omgeving zijn weggevallen.
Amerikanen blijken aanzienlijk eenzamer te zijn dan hun Europese leeftijdsgenoten. In totaal nam de eenzaamheid in de VS tussen 2002 en 2020 enorm toe. Dat gebeurde trouwens ook in het Verenigd Koninkrijk en het Middellandse Zeegebied. En landen als het Verenigd Koninkrijk en Japan hebben zelfs ministers aangesteld om dit probleem aan te pakken.
Het eenzaamheidsprobleem als gevolg van sociaal isolement bestaat in Amerika ook in toenemende mate bij mensen van middelbare leeftijd. Oók weer meer dan in vergelijking met andere geïndustrialiseerde landen. Dat komt ook omdat Amerika nog individualistischer is en het gebruik van social media nog extremer. En de familiebanden zijn zwakker: mensen wonen vaker ver weg van familie en vrienden.
Al met al wordt eenzaamheid wereldwijd gezien als een groot probleem voor de volksgezondheid. Omdat het slecht is voor het immuunsysteem en het vergroot de kans op depressie, chronische ziekten en sterfte. We kunnen dat rustig een epidemie noemen, een uitbraak die zich snel verspreidt en veel mensen besmet. Hoewel eenzaamheid van alle tijden is, neemt het wereldwijd de laatste jaren op veel plekken fors toe.
Obesitas en eenzaamheid, twee forse bedreigingen dus. Ook en vooral in het leven van ouderen. Maar er is beleidsmatig nog veel meer aan de hand. Zo is het vandaag de dag nog maar de vraag of we straks nog naar een verpleeghuis kunnen, als we dat al zouden willen. En met de huisvesting en zorg voor senioren is het ook treurig gesteld.
Na 2026 wordt het aantal verpleeghuisplekken bevroren. En dat beleid heeft dus grote gevolgen. Ook omdat de vraag naar plekken de komende vijftien jaar juist met 106.400 plekken omhoog gaat! Maar door het ‘thuisblijf-beleid’ komen er volgens de planning in diezelfde periode maar 30.500 verpleeghuisplekken bij.
Daarnaast moeten we ons als samenleving voorbereiden op een grote toename van ouderen in de ‘extra-murale zorg’. Ik heb het dan vooral over dementerenden. Er moeten zorgplekken voor die mensen worden gebouwd en de personele bezetting moet erop worden aangepast. Maar dat gaat dus niet lukken. Vooral lokaal had dat trouwens allang voortvarend opgepakt moeten worden.
En dan de beschikbaarheid van voldoende verpleegkundig personeel. Vorig jaar was er al een personeels-tekort van meer dan tienduizend mensen in de verplegings- en verzorgingsbranche! Over tien jaar is dat tekort volgens de meest recente prognoses meer dan vervijfvoudigd!
Alles bij elkaar geveegd staan we dus in Nederland voor een dijk van een opgave waar het gaat om de zorg voor ouderen. En het ernstige is dat we al decennia lang weten dat die sterk toenemende vergrijzing eraan zit te komen. De komende vijftien jaar komen er meer dan honderdduizend ouderen bij en bijvoorbeeld bijna driekwart van die groep zal niet in een verpleeghuis terecht kunnen door een tekort aan fysieke en financiële middelen.
Nederland hobbelt al jaren beleidsmatig als een onnozele hals achter de feiten aan. We zijn heel goed in het organiseren van inspraakrondes en het produceren van onderzoeksrapporten, maar nu hebben we een minister en lokale bestuurders nodig die echt de leiding gaan nemen. Die na twee keer inspraak en niet weer een onderzoek zeggen: ‘deze kant gaan we op’! Alles beter dan het huidige pappen en nathouden…
13. We worden ouder en ook gezonder oud, maar …..
In aansluiting op mijn voorgaande artikel worden we in de toelomst
gemiddeld nog ouder dan nu. De gemiddelde leeftijd stijgt naar 86
jaar in 2050. Dat is bijna vijf jaar langer dan in 2022. Dit, volgens
een periodiek terugkerend verslag van het gezondheidsinstituut
RIVM. De kans om 85 jaar te worden neemt tussen 2022 en 2050
toe van 50 procent in 2022 naar 69 procent in 2050. En de kans
om honderd kaarsjes uit te mogen blazen wordt in deze periode
meer dan drie keer zo groot. In 2050 is die 4 procent.
Vrouwen blijven gemiddeld hogere leeftijden bereiken dan mannen.
Naar verwachting iets meer dan drie jaar.
En - zoals al eerder door mij aangegeven - het aantal jaren dat Ne-
derlanders erbij krijgen, zijn ook nog eens ‘gezonde’ jaren. Wel is
en blijft de gezonde levensverwachting tien tot achttien jaar lager
dan de levensverwachting. En mensen met een slechtere maat-
schappelijke positie leven gemiddeld veertien jaar korter in goede
gezondheid dan groepen die het beter hebben. Dit komt onder
meer door armoede, een onzeker inkomen of het gebrek aan een
goede woning en sociale netwerken. Voorts hebben mensen met een minder gunstige maatschappelijke posi-tie vaker gezondheidsproblemen. Ook jongeren hebben een steeds ongezondere leefstijl, met overgewicht tot gevolg. Daarenboven hebben jongeren vaker problemen met hun mentale gezondheid.
Gemiddeld krijgen mensen vanaf hun 75ste levensjaar meer beperkingen. Mensen ervaren dan steeds meer problemen met zien, horen of bewegen en met activiteiten in het dagelijkse leven. De behoefte aan hulp en ondersteuning neemt dan ook steeds meer toe, evenals het zorggebruik. Dat we ouder worden, zorgt dus ook voor een grotere druk op de zorg. De zorgvraag blijft de komende decennia groeien. En door toenemende personeelstekorten zal niet alle zorg meer uitvoerbaar zijn, waarschuwt het RIVM. Dit vraagt om scherpe keuzes. Zo zal het aantal 75-plussers dat mantelzorg nodig heeft tussen 2022 en 2050 meer dan verdubbelen, terwijl de toename van mantelzorggevers fors achter blijft. Daar komt nog bij dat er steeds meer ouderen komen. In 2050 ongeveer 4,8 miljoen 65-plussers, onder wie 1,94 miljoen van 80 jaar of ouder. Dat is een derde meer dan nu!
Wat al jaren geroepen wordt, gaat dus nu echt menens worden: de samenleving gaat in hoog tempo vergrijz-en. En – ook al langer bekend - de tekorten op de arbeidsmarkt worden ook steeds actueler, urgenter en dui-delijker. Niet alleen in de zorg, maar ook in het bedrijfsleven, het onderwijs en diensten zoals het openbaar vervoer.
Nederlanders leven langer, maar worden op steeds jongere leeftijd ziek door een chronische aandoening zoals diabetes, COPD of artrose. In 2050 zijn er naar verwachting bijna 12 miljoen chronisch zieke Neder-landers. Het aantal mensen met bijvoorbeeld artrose en dementie zal haast verdubbelen.
Oorzaak van die stijging is naast de vergrijzing, dat mensen gemiddeld steeds jonger ziek zullen worden. Vrouwen nog meer dan mannen. Zij krijgen gemiddeld vijf jaar eerder een chronische aandoening. En op latere leeftijd hebben vrouwen meer last van klachten aan gewrichten. Vermoedelijk is dat te wijten aan hormonen.
De grote boosdoener van veel chronische aandoeningen is echter onze leefstijl. We hebben stress, eten ongezond en brengen veel uren zittend door op kantoor waar een auto ons naartoe brengt. Maar hoewel ziektes zich dus steeds eerder aandienen, leven mensen voor hun gevoel wel even lang of langer in goede gezondheid dan in de jaren ’80. Dat komt door de kwaliteit van de gezondheidszorg. Mensen krijgen bij-voorbeeld een medicijn, hebben daardoor geen klachten meer en beschouwen zichzelf dan als gezond.
Maar goed, als er straks 12 miljoen chronisch zieke mensen in ons land rondlopen, is dat ook een ramp voor de gezondheidszorg. Nu al zijn er wachtlijsten en die gaan alleen maar langer worden. Er zullen dus striktere keuzes moeten worden gemaakt. En dat vraagt van zowel de arts als de patiënt een grote gedrags-verandering. Immers, artsen willen graag iedereen helpen en zijn gewend om bepaalde procedures uit te voeren. Maar die zijn niet altijd even efficiënt. Anderzijds hebben patiënten ook te hoge verwachtingen van de zorg. Dat komt omdat de gezondheidszorg de samenleving heeft doen geloven dat alles is op te lossen.
Ooit zal de tijd er aan komen dat zorgverleners moeten bepalen wie er voorrang krijgt. En de grote vraag is dus: hoe voorkomen we dat? In elk geval niet door flink te gaan bezuinigen op preventie, zoals zorgminister Fleur Agema (PVV) wil. Onder meer het Voedingscentrum, het Trimbosinstituut en Partnerschap Overgewicht Nederland moeten geld inleveren.
Tenslotte, de focus leggen op individuele verantwoordelijkheid is een ‘afleidingsmanoeuvre’. Tachtig procent van de supermarktproducten is immers ongezond! En dan zou het mijn verantwoordelijkheid zijn om producten te kiezen die gezond zijn? Nee, dan kun je beter pleiten voor regulering. Dat heeft – ook historisch gezien - het meeste effect op gezondheidswinst. Roken hebben we niet teruggebracht met informatie over de gevaren ervan, maar met rookverboden, prijsverhoging en een reclameverbod.
Met andere woorden, moderne aandoeningen zijn vooral het gevolg van industrieën die daar dikke winst op maken. En de kosten worden op de maatschappij afgewenteld.
Niet alle 80-plussers zitten vereenzaamd in een relaxstoel. En voor wie dat anders ervaart, is het troostend dat het niet al te lang meer zal duren" - Hedy d'Ancona