Mijmeringen 91-100

Mijmeringen 91 t/m 100


- De verlammende retoriek van Trump 91 *


- Hoe weet ik of ik gelukkig ben? 92


- Citaten van beroemde filosofen 93


- Wakker worden in de nacht is niet erg en heel natuurlijk 94


- Het geheim van een goed gesprek is de vraag 95


- Ik en de ander 97


- Erich Fromm en zijn angstige vrijheid 96


- Kan wereldpolitiek zonder geweld? 98









"Je kunt schrijven zonder schrijver te zijn, zoals je kunt pianospelen zonder pianist te zijn"

(Gerwin van der Werf).


Als je mij iets wil laten weten, dan kun je me mailen: h.v.veldhuijzen@gmail.com


De verlammende retoriek van Trump 91


Sinds Donald Trump is begonnen aan zijn tweede termijn als president

van de Verenigde Staten weet hij dagelijks tegenstanders op de kast

te jagen met zijn uitspraken. Over Groenland, Panama en Canada.

Over lesmateriaal dat ‘genderideologie’ zou bevatten. Over buitenlandse

studenten die meedoen aan protesten tegen Israël. Over Oekraïne, een

land dat niet deugt. En over de Europese Unie die er op uit is om de VS

dwars te zitten. Zo wordt iedere dag die lijst langer.

Hij uit dagelijks nieuwe provocaties. Er is een stroom aan schaamteloze

uitspraken en decreten waarmee Trump ons om de oren slaat en die

ons al snel lam van verontwaardiging maakt. En daardoor trappen we

en masse in zijn val. Degenen die zijn verzet en sadisme toejuichen,

worden precies zo door zijn logica ingepalmd als degenen die verlamd

zijn door woede. Dus de boodschap is: Laten we ons daardoor niet

verlammen!


Trump en zijn aanhangers hangen een ‘sadistisch’ idee van mannelijkheid aan. Dit idee van mannelijkheid bestaat niet alleen uit lak aan democratische principes als vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid, maar schendt die ook bewust in naam van een ander soort vrijheid. Opgetogen haat, die zich voordoet als vrijheid, terwijl de vrijheden waar velen van ons decennialang voor hebben gestreden worden verdraaid, ingeperkt en afgedaan als moreel repressief wokisme’.


Deze tekst is ontleend aan gedachten van Judth Butler, Amerikaans filosoof en auteur. De aandacht die Trump vanuit de media krijgt, verspreidt zijn ideeën alleen maar, waarschuwt ze. Het tonen van zijn immoraliteit schrikt zijn publiek niet af; het windt zijn volgelingen juist alleen maar op. Maar het heeft volgens Butler ook geen zin om weg te kijken. We moeten volgens haar Trumps acties blijven proberen te begrijpen. Tegelijkertijd moeten we onze eigen idealen niet uit het oog verliezen.

Idealen over een wereld waarin ieders leven evenveel waard is en vrijheid voor iedereen geldt.


  • Herman

Hoe weet je of je gelukkig bent? 92


Geluk. Ik heb het er vaak over in mijn Mijmeringen.

Thomas Velvis, redacteur van Filosofie Magezine,

voelt zich gelukkig. Maar is hij het dan ook?

Hij vraagt zich dus soms af of hij echt zo gelukkig is

als hij zich voelt. De aanwijsbare redenen waarom

hij gelukkig is – een leuke baan, een mooi huis,

gaan trouwen in de lente – zijn zaken die andere

mensen ook kunnen hebben. Maar die hebben dat

geluksgevoel misschien helemaal niet. Banen, hui-

zen en geliefden zijn dus geen voldoende voorwaar-

de voor geluk. Maar wat dan wel? Hoe kom je er

achter of je gelukkig bent?


In elk geval blijken banen, huizen en geliefden geen voldoende voorwaarde te zijn voor geluk. Maar wat dan wel? En hoe kan het eigenlijk dat je niet zeker bent van je geluk. Zou geluk niet iets moeten zijn wat je, als je het hebt, onmiddellijk herkent? Hoe kom je er achter of je gelukkig bent?


Een merkwaardige vraag, dus. Zoeken en vinden, daar zit iets onbegrijpelijks en soms iets belachelijks in. Dat vindt ook Patricia De Martelaerein haar essay ‘Over zoeken en vinden’. Dingen die - ongemoeid gelaten - simpel en vanzelfsprekend zijn, worden in de filosofie problematische concepten. ‘Is het niet zo dat het leven veel mooier is als er niet over wordt gedacht,’ vraagt ze zich af. En geldt dat niet bij uitstek voor geluk? Net zoals iemand die uit alle macht naar geluk zoekt het niet vindt, raakt iemand zijn geluk kwijt zodra hij erover na begint te denken.


Ik kan misschien beter maar niet verder denken. Het is veiliger achterom te kijken en vast te stellen of ik op een bepaald moment gelukkig wás. Je geluk blijkt pas wanneer het voorbij is, hoor je soms. En toch lijkt dat te mager. Geluk is niet alleen een prettige herinnering. Het is ook een ervaring die met nu te maken heeft, met gevoelde liefde, onbezorgdheid, welbehagen. Veel filosofen spreken over geluk als iets wat je eeuwig aan het achtervolgen bent. ‘Heb je niet wat je verlangt, dan lijd je. En heb je wel wat je verlangt, dan verveel je je’, redeneert Arthur Schopenhauer. Geluk zit volgens hem hoogstens in de split second tussen lijden en verveling in. Maar wat moet ik dan denken van dat gelukkige gevoel dat ik heb? En dat al een tijdje aanhoudt?


In Iris Murdochsroman 'De leertijd' zit een personage dat hartstochtelijk van zijn vrouw houdt, maar koel en gereserveerd tegen haar is in ‘een instinctieve poging de afgunst van de goden af te wenden’. Misschien zit daarin ook de aarzeling om van gelukkig-zijn te spreken. De bijgelovige vrees dat hoogmoed ten slotte voor de val komt En wie gelukkig is, kan alleen nog naar beneden tuimelen om uiteindelijk, in de woorden van Schopenhauer, ‘als een wrak zonder masten’ de haven binnen te lopen.


Misschien herken je je geluk aan je angst om het te verliezen.


  • Herman

Citaten van beroemde filosofen 93


Hoewel we jaren zou moeten studeren om het werk van de grote filosofen volledig te begrijpen, hebben ze ons allemaal korte citaten nagelaten die direct de aandacht trekken. Mogelijk vormen ze aanleiding voor een gesprek en nodigen ze ons uit om na te denken over de complexiteit van het leven en van wie wij zijn.

Klaar voor wat inspiratie?












Confucius over de kunst van het leven

"Het maakt niet uit hoe langzaam je gaat, zolang je maar niet stopt."

Hiermee wordt de nadruk gelegd op doorzettingsvermogen in plaats van snelheid, wat suggereert dat gestage vooruitgang tot succes leidt.

Lao Zi's wijsheid over eenvoud

"De reis van duizend mijlen begint met één stap."

Het is belangrijk om zelf actie te ondernemen, ook al is het maar een beetje, om grote dingen te bereiken.

Socrates over zelfkennis

"Ken uzelf."

Dit citaat onderstreept het belang van zelfbewustzijn. Ware kennis begint met het kennen van jezelf, een cruciale stap naar wijsheid.

Aristoteles over inzicht in uitmuntendheid

"We zijn wat we herhaaldelijk doen. Uitmuntendheid is dan geen daad maar een gewoonte."

Uitmuntendheid komt voort uit gewoontegedrag, niet uit geïsoleerde daden. Consistente inspanning vormt karakter en bekwaamheid.

Epictetus over controle en acceptatie

"We kunnen externe gebeurtenissen om ons heen niet controleren, maar onszelf wel."

Dit onderstreept de invloed van onze houding op de situaties waarin we ons bevinden.

Plato over zijn visie op een rechtvaardige samenleving

"Rechtvaardigheid in het leven en het gedrag van de staat is alleen mogelijk als het in de eerste plaats in de zielen van de burgers woont."

Er is een verband tussen persoonlijke deugd en maatschappelijke rechtvaardigheid. En een rechtvaardige samenleving komt voort uit de moraal van haar mensen.

Heraclitus over verandering en bestendigheid

"Men kan niet tweemaal in dezelfde rivier stappen."

Deze uitspraak weerspiegelt de voortdurende verandering van het leven en doet vermoeden dat bestendigheid een illusie is.

Descartes over zekerheid

"Ik denk, dus ik ben."

Deze uitspraak dient als basis voor de moderne filosofie. De daad van denken is het bewijs van iemands bestaan, een fundamentele waarheid.

Spinoza's weg naar vreugde

"Hoe meer we de individuele dingen begrijpen, des te meer begrijpen we God."

Er is een link tussen het begrip van het universum en goddelijk inzicht.

Rousseau over vrijheid

"De mens wordt vrij geboren, maar hij ligt overal in ketenen."

Hier wordt gedoeld op de beperkingen die de maatschappij oplegt aan natuurlijke vrijheid.

Voltaire over het nastreven van geluk

"Ik heb besloten om gelukkig te zijn, omdat het goed is voor mijn gezondheid.

Hier wordt benadrukt dat geluk een keuze is die gunstig is voor iemands welzijn.

Camus over de absurditeit van het leven

"De enige manier om met een onvrije wereld om te gaan is om zo volkomen vrij te worden dat alleen al je bestaan een daad van rebellie is."

Persoonlijke vrijheid wordt gepromoot als een vorm van verzet tegen de inherente absurditeit van het leven.

Kierkegaard over subjectieve waarheid

"Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts worden geleefd."

Het begrijpen van de ervaringen in het leven komt met de jaren, maar we moeten wel in het heden leven.

Hegel over de dialectiek van de geschiedenis

"De geschiedenis leert ons dat de geschiedenis ons niets leert."

De mensheid is geneigd om fouten uit het verleden te herhalen, ondanks haar kennis van dat verleden.

Nietzsche over het omarmen van het leven

"Dat wat ons niet doodt, maakt ons sterker."

Hier wordt de veerkracht benadrukt. Het weerspiegelt het geloof dat de uitdagingen van het leven bijdragen aan persoonlijke kracht en karakterontwikkeling.

Marx over een klasseloze maatschappij

"Proletariërs aller landen, verenigt u! Jullie hebben niets te verliezen dan jullie ketenen."

Er wordt opgeroepen tot op solidariteit onder werknemers en gepleit voor een samenleving zonder klassen-verschillen en uitbuiting.

Thoreau over reflectie op de natuur en het leven

"Ik ging naar het bos omdat ik bewust wilde leven..."

Benadrukt wordt een doelgericht leven en het maken van verbinding met de natuur.

Foucault over macht en kennis

"Kennis is niet om te weten: kennis is om te snijden."

Kennis is een middel dat wordt gebruikt om macht uit te oefenen, vaak op een manier die mensen verdeelt of in hokjes plaatst.

Habermas over communicatie en de maatschappij

"De publieke sfeer is een metaforische term die wordt gebruikt om de virtuele ruimte te beschrijven waar men-sen met elkaar kunnen communiceren."

Democratische discussies zijn belangrijk bij het vormgeven van maatschappelijke normen en politiek.

Wittgenstein en de grenzen van taal

"De grenzen van mijn taal vormen de grenzen van mijn wereld."

Hier wordt gewezen op ons begrip van de wereld die wordt begrensd door de omvang van onze taal.

Simone de Beauvoir over feminisme en ons bestaan

"Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt."

Dit onderstreept de maatschappelijke constructie van geslachtsrollen en benadrukt dat vrouwelijkheid volgens haar gevormd wordt door cultuur en niet aangeboren is.

Hannah Arendt over de banaliteit van het kwaad

"De trieste waarheid is dat het meeste kwaad wordt aangericht door mensen die nooit hebben besloten om goed of kwaad te zijn."

Zij verdiept zich in het idee dat het kwaad vaak ontstaat doordat gewone mensen hun daden niet in twijfel trekken.

Heidegger over ons bestaan en tijd

"Het meest zorgwekkende in onze zorgelijke tijd is dat we nog niet aan het nadenken zijn."

We worden hier uitgedaagd om na te denken over ons bestaan ​​en de aard ervan op een manier die verder gaat dan oppervlakkig denken.

Levinas over ethiek en de ander

"Het gelaat is een levende aanwezigheid; het is expressie."

Ethische verantwoordelijkheid begint met het erkennen van de menselijkheid in anderen, wat wordt uitgebeeld door het menselijk gezicht.

Chomsky over taal en geest

"Hoe meer je leert, hoe meer je beseft hoe weinig je weet."

Hij reflecteert op de eindeloosheid van het leren en stelt dat het verwerven van kennis ons bewust maakt van onze enorme onwetendheid.


  • Herman

Wakker worden in de nacht is niet erg en heel natuurlijk 94


Veel mensen worden midden in de nacht wakker en

kunnen dan niet meer in slaap komen. En als ge-

volg daarvan piekeren ze er over hoe weinig slaap

ze pakken en hoe moe ze daardoor de volgende

dag zijn. Maar is dat terecht? En, wat te doen?


Als we midden in de nacht wakker worden en niet

meer kunnen inslapen, gaan we opstaan, struinen

het internet af of kijken wat tv. En soms nemen we

een pilletje dat de huisarts ons heeft voorgeschre-

ven tegen slapeloosheid. Want midden in de nacht

wakker worden is tegennatuurlijk, denken we.


Dat opstaan na het wakker worden doen we omdat

In het duister er niets is dat ons kan afleiden van onze gedachten over dagelijkse zorgen. Terwijl we in het licht alles op een rijtje kunnen zetten, of kunnen verstoppen, of ‘een plekje kunnen geven’. Daarenboven, in de duisternis zijn we onbeschermd en komen onze problemen heel dichtbij. Daarom dat we er een hekel aan hebben om midden in de nacht wakker te worden. We blijven dan liever wat langer op, zodat we uitgeput in een droomloze slaap vallen en de volgende ochtend ‘uitgewoond’ wakker worden. ‘Het Uur van de Wolf’, ofwel de wakkere tijd tussen duisternis en dageraad; da heeft iets onheilspellends en we voelen ons dan het kwetsbaarst.


In het midden van de jaren negentig vond er een experiment plaats om te weten te komen of de mens van nu nog steeds een prehistorisch slaapritme in zich meedraagt. De moderne mens heeft immers zijn nachtelijke slaapperiode in een overzichtelijk blok van acht uur samengeperst. Hierbij gebruikmakend van allerlei soorten kunstlicht van laptopschermen tot de heldere lichten in de grote steden. En in het kader van het experiment waren er de volgende vragen. Is het mogelijk dat mensen nog steeds de sporen van een oorspronkelijk slaappatroon (dus van jaren geleden) in hun DNA meedragen? En, sliepen mensen in de prehistorie meer, anders en beter? Deze vragen zijn van belang tegen de achtergrond van het gegeven dat wakker zijn bij kunstmatig licht een relatief nieuwe uitvinding is.


De resultaten van dit experiment waren opmerkelijk. De proefpersonen werden tussen de avond- en ochtendschemer weggehouden van elke vorm van kunstlicht. Zelfs van de zachte gloed van een digitale klok. En tijdens de eerste drie weken sliepen ze zoals gewoonlijk, maar wel een uur langer. Dat laatste wellicht als gevolg van een opgebouwd slaaptekort. Maar, in de vierde week vond er een drastische verandering plaats. De proefpersonen sliepen evenveel uren als voorheen, maar nu werd hun slaap in tweeën verdeeld. Ze begonnen de nacht met een blok van ongeveer vier uur diepe slaap en waren vervolgens twee uur ‘wakker’. Daarna sliepen ze nog eens vier uur. Tijdens dat gat tussen hun eerste en tweede slaapblok waren de proefpersonen niet echt wakker, maar ze sliepen ook niet echt.


Voor de duidelijkheid, de proefpersonen waren doodnormale mensen voor wie de nacht na een maand zonder kunstlicht in tweeën werd gebroken. Of, misschien beter, ópen werd gebroken. Want daar binnenin zit iets ‘verstopt’. Er was namelijk sprake van een soort van vreedzaamheid en kalmte bij de proefpersonen tijdens die ongeveer twee-uur-durende ‘stille rust’. En ontdekt werd dat het niveau van het hormoon prolactine vlak na de avondschemer bij hen piekte. En gedurende de nacht bleef het niveau van dat hormoon keer zo hoog als het normale niveau in ontwaakte toestand. Ook tijdens de 2 uren van ‘de stille rust’ bleef hun prolactineniveau stabiel. Normaal gesproken daalt dit wanneer je ’s nachts wakker wordt.

Als je echter het licht uitdoet tijdens de avondschemer en het ook uit laat dan zal die duisternis voor een beleving zorgen die anders is dan ‘het Uur van de Wolf’ dat wij doorgaans kennen. Je zou die waakperiode tijdens het experiment bij wijze van spreken net zo goed het Uur van God kunt noemen.


Deze vorm van bewustzijn wordt wel aangeduid als de laatste van vier stadia. Het eerste is waken, het tweede dromen, het derde een droomloze slaap. En het laatste, vierde stadium gaat veel verder dan de andere drie. In dit vierde stadium liggen die andere drie ook ingekapseld . En wel zodanig dat daar eigenlijk geen woorden voor zijn. En toch was er ooit een tijd dat iedereen dat vierde stadium van bewustzijn wel ervoer. Gewoon omdat men toen ging slapen als het donker werd en in die omstandigheid midden in de nacht ‘gewoon’ wakker werd. Iets wat we nu niet meer kennen of als zodanig ervaren.


Door dit experiment en enkele andere, vergelijkbare studies vertellen sommige slaap-specialisten nu aan patiënten dat ’s nachts wakker worden natuurlijk is en dat ze zich er daarom niet tegen moeten verzetten.

Een goede behandeling tegen ‘het Uur van de Wolf’ is dus: doe de lampen eerder uit en ga gewoon wat eerder naar bed.


  • Herman

Het geheim van een goed gesprek 95


Filosoof Jos Kessels (1948) schreef een handboek over So-

cratische gesprekken. ‘Veel mensen hebben in een gesprek

geen vraag, maar alleen antwoorden. Maar het is bij het voe-

ren van een goed gesprek juist de kunst dat je begint met het

stellen van een vraag,’ aldus Kessels. ‘Met enkel antwoorden

komen er geen gesprekken tot stand, hooguit twist-gesprek-

ken vol meningen. Pas op de plaats maken voor de ander en

niet zelf zoveel mogelijk willen zenden, dát is het geheim van

een goed gesprek.’


Jos Kessels leidt al meer dan veertig jaar gesprekken met

onder anderen managers en bestuurders. Kessels schreef

een proefschrift over filosofie-onderwijs en specialiseerde zich

in het socratisch gesprek. Die jarenlang opgebouwde kennis

heeft hij verzameld in het boek ‘In vorm komen’, bedoeld om

toekomstige socratische gespreksleiders op te leiden. Volgens Kessels is er een enorme behoefte aan socra- tische gesprekken. ‘Er is zoveel honger naar dialoog, naar uitwisseling. We leven in een samenleving van pola- risatie, dus er is behoefte aan verbinding. En vooral aan verbonden-kunnen-blijven wanneer je het niet met el- kaar eens bent.’


Ondanks zijn gedegen kennis van de filosofie bleek ook hij niet zomaar in staat een gesprek goed te leiden. Niet verwonderlijk, als je bedenkt dat er voor praktische vaardigheden geen aandacht is binnen de acade-mische filosofie. ‘Er is aan de universiteit nergens de mogelijkheid om dit soort gesprekken te leren voeren; nergens leren ze je de technieken en de vaardigheden’. Terwijl de filosofie juist begon met de Griekse filosoof Socratesdie zijn ideeën niet opschreef, maar tot leven bracht tijdens gesprekken op de markt.

Met zijn boek ‘In vorm komen’ doelt Kessels er op dat je In vorm bent op de momenten in je leven waarop je denkt: ja dit is het, dit vind ik de moeite waard om na te streven, hier voel ik me goed bij. Het heeft te maken met wat voor jou het goede leven is. Dat is ook de hoofdvraag van Socrates: wat is het goede leven en hoe krijg je dat voor elkaar?


Mensen die goed in vorm zijn, lijken zonder enige moeite dingen uit te voeren waar anderen enorm mee worstelen. Maar je bent natuurlijk niet zomaar ‘in vorm’. Om in vorm te komen moet je inzicht krijgen: wat zijn de kernvaardigheden die hier spelen? Zo kun je via een socratisch gesprek uitzoeken wat de kern is van begrippen als moed, vriendschap, leiderschapof rechtvaardigheid. En ook, welke vaardigheden komen daarbij kijken en hoe kun je er beter in worden. Ofwel, hoe kom je meer ‘in vorm’. Een socratisch gesprek voeren betekent grondig en systematisch nadenken. En niet alleen met je hoofd, maar het gaat ook om wat er affectief met je gebeurt. Wat raakt je?

In een socratisch gesprek is Kessels in vorm. Hij weet na veertig jaar socratische gesprekken leiden wel ongeveer hoe zulke gesprekken lopen en wat de valkuilen zijn. Hij heeft de techniek zodanig geleerd dat hij in vorm is. “Ik denk dat gesprekken enorm belangrijk zijn voor mensen. In het begin van ons leven gaan we naar school, en nog een school en misschien nog een school. En op zeker moment gaan we werken en lijkt het alsof we niet meer naar school gaan. Maar er is een doorgaande ontwikkeling die voor een belangrijk deel plaatsvindt door middel van gesprekken’, zegt Kessels. En het is niet zozeer zijn doel om mensen tot andere inzichten te brengen, maar om ze zichzelf te laten onderzoeken. Als je op een goede manier gesprekken voert, gebeurt er iets. Mensen transformeren. Kwesties beginnen er anders uit te zien en je begint jezelf anders te zien.


Een socratisch gesprek wordt gekenmerkt door de volgende regels:

  • Baseer je eigen mening op eigen ervaring: niet op boeken, verhalen van anderen of autoriteiten.
  • Wees concreet en beknopt: geen ellenlange monologen. Zorg dat anderen je kunnen volgen.
  • Denk mee met elkaar: het is een gezamenlijk onderzoek. Probeer elkaar te begrijpen.
  • Streef naar consensus (overeenstemming).

Er is dus een verschil tussen een socratisch gesprek en een discussie of debat.

Tijdens een Socratisch gesprek zorgen de gespreksregels en -mechanismen ervoor dat:

  • de natuurlijke neiging tot verdedigen van standpunten naar de achtergrond wordt gedrongen.
  • deelnemers elkaar begrijpen omdat het gesprek concreet blijft.
  • het spoor van het gesprek wordt vastgehouden, zodat verdieping ontstaat en een gezamenlijke essentie kan worden geformuleerd.
  • er nauwkeurig wordt geluisterd naar elkaar en de deelnemers bereid zijn hun standpunten te herover-wegen.
  • ‘nieuw denken’ ontstaat, omdat vastgeroeste meningen worden losgelaten.
  • niemand een ander probeert te beïnvloeden, noch de deelnemers onder elkaar, noch de gespreksleider.
  • de deelnemers – zonder dat dit een expliciet doel van gesprek hoeft te zijn – gaan reflecteren op hun eigen handelen en waarden.


En een socratisch gesprek heeft geen zin als:

- je een gesprek wil winnen.

- je advies wilt geven zonder inmenging van de ander.

- snel handelen belangrijker is dan goed handelen.

- je persoonlijke belangen hebt en die door wilt drukken.

- een beslissing kan worden genomen op basis van vakkennis of regels, zonder dat er twijfel is over hoe daarmee om te gaan.


  • Herman


Erich Fromm en zijn angstige vrijheid 96


Erich Fromm heeft het in zijn boeken vooral over de gevaren

van menselijke vernietigingsdrift. Toch wil hij er niet aan dat

die drift een kerneigenschap van de mens zou zijn. Menselijke

wreedheid blijft een existentiële keuze, bepaald door de om-

standigheden, zo stelt hij.

Ik heb in de jaren '60 de meeste van zijn boeken gelezen.

Zeer de moeite waard!

De kern van Fromms idealisme is dat je vernietiging kan tegen-

gaan door te beginnen met het verbeteren van de omstandig-

heden. Daar is trouwens niets utopisch aan; iedereen met een

redelijk verstand kan dat bedenken.


Erich Seligmann Fromm wordt in 1900 geboren in een ortho-

doxjoodse familie in het Duitse Frankfurt en komt als enig kind

klem te zitten tussen een bezitterige moeder en een vader met een minderwaardigheidscomplex. Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, is Erich een veertienjarige gymnasiast. Om los te komen van zijn thuissituatie stort Fromm zich na zijn middelbare schooltijd op zijn studies rechten, sociologie en psycho-analyse. Aan het einde van de jaren twintig sluit hij zich aan bij het Institut für Sozialforschung, bakermat van de Frankfurter Schule. En na Hitlers machtsovername in 1933 wijkt hij uit naar de Verenigde Staten.


In het nu volgende een overzicht betreffende zijn denken. Nog steeds actueel, helaas…


Vrijheid boezemt ons angst in. Daarom vluchten we in religieuze orthodoxie, fascisme of conformisme. Maar alleen in vrijheid kunnen we echt liefhebben en leven. Fromm verliest ooms, neven en schoolvrienden in de oorlog. En hij vraagt zich af hoe het kan dat zijn Duitse landgenoten in meerderheid als bij toverslag van vrije individuen in marionetten zijn veranderd. En in zijn publicaties en boeken probeert Fromm een antwoord op die vraag te formuleren.


Elk mensenleven is een onomkeerbaar proces van ‘individuatie’, ofwel individu-worden. Vanaf het moment dat de navelstreng wordt doorgesneden zijn we niet alleen vrij, maar ook eenzaam en nietig. En dat maakt indivi-duatie tot een loodzware opgave. Het vergt innerlijke kracht om ‘waarlijk mens te worden’, om door te gaan op de weg naar het goede leven. Een leven van vreugdevolle en liefdevolle vereniging met anderen. Veel mensen zweren daarom liever hun vrijheid af en vluchten in religieuze orthodoxie, nationalisme en fascisme. Die bieden schijnzekerheid in economisch en politiek onzekere tijden. Maar onderwerping aan irrationele krachten leidt maar al te vaak tot vernietiging van levens.

Om te begrijpen waarom veel leden van het proletariaat voor autoritair-rechts kiezen, heb je aan de geschriften van Marxover de klassenstrijd niet meer genoeg, zo vindt Fromm. Je moet er achter zien te komen wat men-sen werkelijk drijft. Fromm ontvangt als psychotherapeut regelmatig patiënten en weet dat mensen niet alleen biologische, maar ook sociale, culturele en morele wezens zijn.

Wie een maatschappij-analyse wil maken, moet dus oog hebben voor de ‘volledige existentie’ waarbinnen de mens zichzelf schept. Het ‘sociale karakter’ van mensen is volgens hem de optelsom van eigenschappen die individuele leden van een groep met elkaar gemeen hebben.


Hierover schrijft hij in zijn boek De angst voor vrijheid, dat verschijnt aan het begin van de Tweede Wereld-oorlog. ‘Wij hebben moeten ervaren dat in Duitsland miljoenen mensen even gretig hun vrijheid opgaven als hun voorvaders ervoor vochten,’ begint Fromm dit boek. Hitlers fanatiekste aanhangers hebben een ‘autoritair’ sociaal karakter. Dit karaktertype wordt primair door emoties gedreven. En het is ‘in diepste wezen relativistisch en nihilistisch. Zonder goed begrip van het fascisme kun je hopen en bidden tot je een ons weegt, maar zul je het nooit verslaan, stelt hij.

Niet alleen nazi-Duitsland was aangetast door de ‘onbeduidendheid en onmacht van het individu’, ook in de V.S en in andere westerse democratieën vluchten mensen volgens Fromm massaal voor de vrijheid. In 1955 publi-ceert Fromm zijn boek De gezonde samenleving. Daarin stelt hij dan mensen - verlost van het juk van koning, kerk en adel - vrijer zijn dan ooit om te doen wat ze willen. Maar het probleem is dat ze niet weten wat ze willen, en daarom willen ze dus wat ze volgens de kapitalistische mores verondersteld worden te willen. Een goede baan, de nieuwste auto en een groot huis. Mensen met een conformistisch sociaal karakter vormen een identiteit die niet voortkomt uit hun eigen spontane zelf, maar uit aanpassing: ‘Ik ben zoals u mij wenst.’ Zo’n automaat-mens kan prima geld en bezit bij elkaar schrapen, maar is ‘dood naar ziel en geest’. Dergelijke conformisten leren anderen nooit werkelijk kennen, omdat ze zelf niet weten wie ze zijn.

En dat gebeurt in een samenleving die je ziek mag noemen en waar ook de liefde er bekaaid afkomt. Liefde zijn we gaan associëren met falling in love. We wachten passief af tot er ‘elfenstof’ over ons neerdaalt. Maar in werkelijkheid is liefde veel actiever. Daarom kunnen we in plaats van het zelfstandig naamwoord ‘liefde’ veel beter het werkwoord ‘liefhebben’ bezigen. In 1956 publiceert hij het boek Liefhebben, een kunst en een kunde. Liefhebben is een kwestie van redelijkheid en geduld, jezelf wegcijferen, zorg dragen voor jezelf en anderen. Onderdeel van het individuatieproces is dat je onderscheid leert maken tussen je eigen narcistische fantasieën over de wereld en de wereld zoals die werkelijk is. Alleen dan kun je ook de ander werkelijk zien staan. En pas dan kun je werkelijk liefhebben.


Ook op mondiaal niveau ziet Fromm de ziekte van de wereld. In de laatste decennia van zijn leven staan de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie met immense kernwapen­arsenalen tegenover elkaar. Elk moment kan een president of partijsecretaris op de atoomknop drukken en dan is het; adieu mensheid. Die situatie lijkt veel op die in 1914. En Fromm vraagt zich af waarom kiezers zich nog altijd scharen achter politici met een voorliefde voor dood en destructie. Waarom is er zo weinig protest tegen die waanzin?!


En deze vraag geldt nu nog steeds!

Immers, wie het leven liefheeft laat zich niet verleiden door ‘necrofiele’ machts- en geweldsfantasieën. Die beschouwt zichzelf als wereldburger en sluit de gehele menselijke familie in zijn armen.


  • Herman

Ik en de ander 97


De Belgische ‘verdriet-dokter’ Dirk De Wachter vindt troost

bij filosofen als Emmanuel Levinas. ‘De hel, dat is het ge-

brek aan anderen’, zeggen zij. Niet dat ik het eens ben met

alles wat De Wachter vindt, maar het geeft wel denkstof!

In de zomer van 2021 kreeg Dirk De Wachter op een bank-

je in het Parijse Centre Pompidou last van hevige buik-

krampen. Terug in België bleek hij uitgezaaide darmkanker

te hebben. Als behandeling moest De Wachter een heftige

operatie en chemotherapie ondergaan. Zo veranderde de

troostende psychiater plots in een zorgbehoevende patiënt.

Hier een interview met hem.


Die ervaring heeft het denken van De Wachter niet ingrij-

pend veranderd, zegt hij zelf. ‘Een aantal opvattingen zijn zelfs bevestigd. Zo’n twintig jaar geleden heb ik al een keer een beroerte gehad, waarbij ik dacht dat ik doodging. Dus over de dood heb ik al veel nagedacht. Ook ben ik voorzitter van het ethisch comité van het universitair psychiatrisch ziekenhuis in Leuven, waar vragen over euthanasie, dood en suïcide bij mij terechtkomen. De dood is mij als thema bekend, maar komt dan wel een stuk dichterbij.’ Over zijn ervaringen met ziekte en troost schreef hij het boek 'Vertroostingen, Gewone woorden'.


‘Het is niet zo dat ik op mijn ziekbed Levinas’ hoofdwerk Totaliteit en Oneindigheidter hand nam en me dan be-ter voelde, zo gaat dat natuurlijk niet. Het is geen trucje in precaire omstandigheden. Maar het denken over de zin van het bestaan, en wat verstandige mensen daarover zeggen, geeft mij een soort kussen om op terug te vallen. In de bodemloosheid van het bestaan geeft dat houvast.’
‘In bed op de intensive care lag ik in een heel technische omgeving: overal waar men in mijn lijf buizen kan ste-ken, zaten buizen. En ook daar waar men geen buizen in kan steken. Je wordt daar eigenlijk een stuk vlees. Dat is akelig. Dat is de dood die nabij komt. Wat ons dan terug in de werkelijkheid brengt, is het gelaat van de ander. Een verpleegkundige die binnenkomt en vraagt: “Hoe gaat het met u?” Die belangstellende blik maakt me weer aanwezig. Dat gaat ver voorbij het fysieke gezicht van de verpleegkundige.'


Ook de aanraking, wat Levinas la caresse noemt, is wezenlijk. 'Op een bepaald moment had ik een akelig delirium: ik bevond me midden op het slagveld in Nagorno-Karabach. De verpleegkundige die toen binnen-kwam, was rustig en zei: “Het kan geen kwaad, ik ben bij u.” En zodra ze mij aanraakte, kwam ik terug in de werkelijkheid. Die aanraking is een voorbeeld van wat Levinas “het kleine goede” noemt. Niets spectaculairs, maar juist doodgewoon: een blik, een aanraking, een bemoedigend woord.’


‘De zin van het bestaan toont zich door de eindigheid ervan, zegt Heidegger. Sein zum Tode noemt hij dat. Omdat het leven hier op aarde maar tijdelijk is, zijn we genoodzaakt er betekenis aan te geven. 'Ik verwijs daarbij graag naar de laatste woorden van de roman De avondenvan Gerard Reve: “Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.” Dat boek gaat over een aantal ledige dagen rond kerst 1946. Er gebeurt niks, en toch is het van betekenis. Zin en betekenis zijn de wezenlijke gronden van het bestaan, omdat we hier tijdelijk zijn.

Daseinist Miteinandersein, zegt Heidegger ook. Elk zijn is met een ander zijn. Levinas bouwt daarop voort en zegt dat er eerst de Ander is, en pas daarna word ik een zelf. Dat ondervond ik lijfelijk toen ik na de operatie door de pijn en de miserie ontzelfd was, en de Ander – mijn geliefde, mijn kinderen, de artsen en verpleegkun-digen – mij terug in de menselijkheid bracht.'

‘Ik denk dat niemand-hebben in de situatie waarin ik gezeten heb verschrikkelijk is. Als er niemand aan je bed komt die vraagt hoe het met je gaat, als er geen bezoek komt en er geen artsen of verpleegkundigen zijn die jou menselijk bejegenen, zou ik denk ik liever doodgaan. Dus: l’enfer, c’est le manque des autres; de hel, dat is het gebrek aan anderen. Het zelf verpietert, vernietst, als het niet wordt gevoed door de ander.’


‘De vrijheid van het ikkige zelf is een illusie. We geloven dat we alles alleen kunnen en dat dat vrijheid is. Vandaar dat steeds meer mensen op zichzelf wonen, in een studio, met een Facebook-account en een diepvriesmaaltijd. Maar alleen zijn maakt onvrij. Niet verbonden zijn heeft een extreme ledigheid tot gevolg, een soort holheid. Alle vrijheid verdwijnt dan in het zwarte gat. Vrijheid is gegeven door de Ander, zit in de blik van de Ander.’ Dit, aldus De Wachter.


  • Herman

Kan wereldpolitiek zonder geweld? 98


Nu de militaire steun van de Verenigde Staten

wankelt, overweegt de Europese Unie fors te

investeren in haar leger.

Ook een groeiend aantal Nederlanders wil de

Europese militaire samenwerking versterken.

Maar zelf het leger in? Dat willen we liever niet.

Hoe zit dat? En, kunnen we ons eigenlijk wel

een politiek voorstellen zonder geweld? Is het

ideaal van een vreedzaam Europa voorbij?

En wat betekent dat voor internationale institu-

ties die ooit opgericht zijn om oorlog te voorko-

men?

Wat denken filosofen daarover?

 

Volgens Hans Achterhuis, emeritus hoogleraar filosofie, ontwaakt Europa in een nieuwe realiteit waarin vrede niet langer vanzelfsprekend is. ‘De vrede die we jarenlang als vanzelfsprekend beschouwden, blijkt nu fragiel en kostbaar. Inmiddels zijn we teruggekeerd naar een wereldbeeld, waarin veiligheid voortdurend bedreigd wordt door geweld en conflict. En filosoof Thomas Hobbes stelde dat zonder sterk centraal gezag mensen in permanente strijd met elkaar verwikkeld raken. Op wereldniveau ontbreekt zo’n gezag nu, waardoor we opnieuw gedwongen worden om na te denken over hoe we onszelf kunnen verdedigen.’


Désirée Verweij, emeritus hoogleraar militaire ethiek, benadrukt dat Europa zich te lang heeft laten leiden door een misplaatst optimisme over de eigen veiligheidssituatie. ‘Vooral na de val van de Berlijnse Muur heerste een naïef geloof dat traditionele oorlo-gen verleden tijd zijn en vredesmissies als enige vorm van militair ingrijpen zouden overblijven. Er was geen reden meer om flink te investeren in defensie, zoals tijdens de Koude Oorlog. Daarom werd er fors bezuinigd op defensie. Deze kortzichtigheid zorgt er nu voor dat we flink moeten investeren om de schade in te halen.’


Betekent dit dat politiek altijd aangewezen blijft op geweld en de dreiging van oorlog? Daniel Loick, universitair hoofddocent politieke filosofie, denkt van niet: ‘Politiek filosofen rechtvaardigen al eeuwenlang geweld als een noodzakelijk kwaad, waarbij staatsgeweld als de enige legitieme vorm van geweld wordt gezien. Maar deze visie miskent onze onderlinge afhankelijkheid en onze kwetsbaarheid. Wij zijn allemaal met elkaar verbonden, wat steeds duidelijker wordt door klimaatverandering en de wereldwijde verwevenheid van economische en culturele processen. Die onderlinge afhankelijkheid wordt ontkend als we alleen naar de ander kijken als bedreiging. Dat is ook gevaarlijk, want zo sluiten we onszelf af voor andere mogelijkheden om met conflicten om te gaan’.

‘Er bestaat binnen de Europese filosofie een lange traditie die demilitarisering als een politieke noodzaak beschouwt’, vervolgt Loick.  ‘Hannah Arendt herinnert ons ar aan dat politiek oorspronkelijk ging om overtuiging en dialoog, niet om dwang en geweld. In de Griekse polis werd geweld als barbaars beschouwd. Volgens Arendt ontstaat politieke kracht uit het vermogen elkaar met woorden te overtuigen. Dat is de kern van de Atheense democratie. Immanuel Kant geloofde bovendien dat de enige uitweg uit de wapenwedloop ligt in een wereldwijde rechtsorde waaraan alle staten zich onderwerpen. Permanente legers zouden moeten verdwijnen omdat ze een constante dreiging creëren.

Deze alternatieve visies lijken tegenwoordig radicaal en onrealistisch, maar juist daar-om is het belangrijk om ze in herinnering te brengen en serieus te blijven onderzoeken.’


Achterhuis benadrukt dat internationale instituties belangrijk zijn, maar we moeten erkennen dat ze momenteel onvoldoende in staat zijn om onze veiligheid te garanderen. Dat is een reden om Europa opnieuw te bewa-penen. Daniel Loick erkent dat pacifistische of antimilitaristische posities in tijden van crisis snel als naïef worden gezien. ‘Ze bieden vaak weinig concrete richtlijnen wanneer geweld al plaats vindt en directe oplos-singen nodig zijn’ zegt hij


​Uiteraard moeten we waakzaam zijn voor het risico van escalatie, zeker wanneer kernwapens in het spel zijn’, zegt de eerder genoemde militair ethicus Verweij. Ze benadrukt daarom het belang van zorgvuldige ethische afwegingen en wijst op de filosofische traditie van de rechtvaardige oorlog. Deze doctrine biedt een middenweg tussen escalatie en strikt pacifisme. ‘De traditie van de rechtvaardige oorlog erkent dat oorlog in alle opzichten destructief is. Maar soms móét een oorlog gevoerd worden, juist vanuit het principe van rechtvaardigheid. Daarbij benadrukt deze traditie het belang van duidelijke humanitaire criteria, om te voorkomen dat conflicten uit de hand lopen.’


Filosoof en kerkvader Augustinus, stelde al in de vijfde eeuw dat oorlog nooit lichtvaardig mag worden gevoerd. Hij benadrukte dat geweld alleen gerechtvaardigd is wanneer het een ernstig onrecht herstelt, en dan alleen onder specifieke voorwaarden zoals juiste intentie en proportionaliteit. Hierover zegt Verweij: ‘Een oorlog moet gericht zijn op duurzame vrede en niet langer duren dan strikt noodzakelijk. Daarom moet er een duidelijke exitstrategie bestaan. Zeker wanneer er kernwapens in het spel zijn moeten deze humanitaire criteria uiterst zorgvuldig worden afgewogen voordat tot militaire stappen wordt besloten. Het risico op verkeerde inschattingen, zoals eerder gebeurde bij militaire interventies in Irak en Afghanistan, is groot. Deze filosofische traditie is van essentieel belang om conflicten te beheersen.’


Oorlog kan dus soms noodzakelijk zijn. Toch blijft het de vraag hoe militarisering zich verhoudt tot democra-tische principes. Volgens Hans Achterhuis kunnen militarisering en een democratische geest goed samengaan. Maar wel op voorwaarde dat burgers zélf verantwoordelijkheid nemen voor hun veiligheid en vrijheid. ’En de vraag is nu of die bereidheid om zelf te vechten er nog wel is in Europa? Zo wordt er terughoudend gerea-geerd op de mogelijkheid om de dienstplicht opnieuw in te voeren. De dienstplicht is verdwenen uit het bewustzijn van de jongere generaties en vraagt om grote offers. Het is maar de vraag of wij bereid zijn die offers te brengen.’


Hoe dan ook, militarisering kan een stabiliserende factor zijn, volgens Verwey.  De klassieke Chinese denker Sun Tzu stelt in dit verband: ‘De beste generaal is degene die géén oorlog voert, maar wel altijd voorbereid is om oorlog te voeren.’ Volgens haar schuilt daarin cruciale wijsheid: ‘Het lijkt paradoxaal, maar die balans is essentieel om oorlogen te voorkomen. Je moet machtsvertoon kunnen beantwoorden met eigen machts-vertoon, Daar gaat bewapening over. Je hebt militaire kracht nodig, maar die kracht dient vooral om te voor-komen dat je die ooit daadwerkelijk moet inzetten’.


  • Herman